In deze zaak heeft de kinderrechter op 5 augustus 2022 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De ondertoezichtstelling was eerder verlengd door de kinderrechter in de rechtbank Oost-Brabant en liep tot 17 augustus 2022. De gecertificeerde instelling, Stichting Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering, verzocht om een verlenging van de ondertoezichtstelling voor een periode van één jaar, omdat de kinderen in een onrustige opvoedsituatie hadden geleefd en er zorgen waren over hun ontwikkeling en schoolverzuim. De moeder van de kinderen voerde verweer tegen dit verzoek en stelde dat de situatie was gestabiliseerd en dat een verlenging van de ondertoezichtstelling niet nodig was.
De kinderrechter heeft de zaak met gesloten deuren behandeld en heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder het verzoekschrift en de pleitnota van de advocaat van de moeder. De kinderrechter oordeelde dat de gronden voor ondertoezichtstelling nog aanwezig waren, maar dat een verlenging van één jaar niet nodig was. In plaats daarvan werd een verlenging van vier maanden passend geacht. De kinderrechter benadrukte dat er nog zorgen waren over het schoolverzuim en de emotionele ontwikkeling van de kinderen, vooral in het licht van het recente verlies van hun vader. De kinderrechter besloot de ondertoezichtstelling te verlengen tot 17 december 2022, met behoud van de gecertificeerde instelling, en wees het overige verzoek af.
De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door mr. M.H. Rochat, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. J.M. Dreef als griffier. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld binnen drie maanden na de uitspraak.