ECLI:NL:RBDHA:2022:8741

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 september 2022
Publicatiedatum
1 september 2022
Zaaknummer
NL22.15145
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van een opvolgende asielaanvraag wegens termijnoverschrijding

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 1 september 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de niet-ontvankelijkheid van een opvolgende asielaanvraag van eiser, een Tunesische nationaliteit houder. Eiser had eerder asiel aangevraagd, maar deze aanvraag was afgewezen omdat Tunesië als veilig land van herkomst werd aangemerkt. Na een eerdere intrekking van een tweede aanvraag, diende eiser op 31 mei 2022 opnieuw een asielaanvraag in. Deze aanvraag werd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 25 juli 2022 niet-ontvankelijk verklaard, omdat eiser geen nieuwe relevante elementen had aangevoerd.

Eiser heeft op 5 augustus 2022 beroep ingesteld tegen dit besluit, maar de rechtbank oordeelde dat dit beroep te laat was ingediend. De beroepstermijn was op 2 augustus 2022 verstreken. Eiser's gemachtigde voerde aan dat de termijnoverschrijding verschoonbaar was, omdat eiser telefonisch niet bereikbaar was na de ontvangst van het besluit. De rechtbank oordeelde echter dat eiser en zijn gemachtigde eerder contact hadden kunnen hebben over de noodzaak om tijdig beroep in te stellen. De rechtbank concludeerde dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar was en verklaarde het beroep niet-ontvankelijk.

De rechtbank behandelde ook de vraag of er sprake was van Bahaddar-omstandigheden, die een inhoudelijke beoordeling van het asielverzoek zouden rechtvaardigen. Eiser had aangevoerd dat hij psychische problemen had en vreesde voor zijn terugkeer naar Tunesië. De rechtbank oordeelde echter dat de door eiser aangevoerde omstandigheden niet onmiskenbaar leidden tot de conclusie dat er een schending van artikel 3 van het EVRM zou plaatsvinden bij uitzetting naar Tunesië. De rechtbank verklaarde het beroep niet-ontvankelijk en wees proceskosten af.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.15145

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser], eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. D.W.M. van Erp),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. T. Pourjalili).

Procesverloop

Bij besluit van 25 juli 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd (asielaanvraag) in de algemene procedure niet-ontvankelijk verklaard.
Eiser heeft op 5 augustus 2022 tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 25 augustus 2022 op zitting behandeld in Dordrecht, samen met het verzoek om een voorlopige voorziening met zaaknummer NL22.15146.Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is [naam] verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Inleiding
1.1.
Eiser is geboren op [geboortedatum eiser] en heeft de Tunesische nationaliteit. Op 6 maart 2020 heeft hij voor het eerst een asielaanvraag ingediend. Verweerder heeft die aanvraag bij (in rechte vaststaand) besluit van 4 juni 2020 met toepassing van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) afgewezen als kennelijk ongegrond omdat eiser afkomstig is uit Tunesië, dat door verweerder is aangemerkt als een veilig land van herkomst. Op 15 november 2021 heeft eiser een tweede asielaanvraag ingediend die hij op 2 december 2021 weer heeft ingetrokken.
1.2.
Op 31 mei 2022 heeft eiser wederom een asielaanvraag ingediend. Verweerder heeft deze opvolgende asielaanvraag bij het bestreden besluit op grond van artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder d, van de Vw, niet-ontvankelijk verklaard omdat eiser daaraan volgens verweerder geen nieuwe relevante elementen of bevindingen ten grondslag heeft gelegd.
Ontvankelijkheid van het beroep
2. De rechtbank toetst ambtshalve de ontvankelijkheid van het beroep.
2.1.
Nationale procedureregels
Op grond van artikel 69, tweede lid, van de Vw, voor zover hier van belang, bedraagt de beroepstermijn één week, indien de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28:
c. niet-ontvankelijk is verklaard op grond van artikel 30a.
Op grond van artikel 6:8, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) vangt de beroepstermijn aan met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt.
Artikel 3:41, eerste lid, van de Awb bepaalt dat de bekendmaking van besluiten die tot een of meer belanghebbenden zijn gericht, geschiedt door toezending of uitreiking aan hen, onder wie begrepen de aanvrager.
Op grond van artikel 6:9, eerste lid, van de Awb, voor zover hier van belang, is een beroepschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen.
Op grond van artikel 6:11 van de Awb, voor zover hier van belang, blijft ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend beroepschrift niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
2.2.
Is de beroepstermijn overschreden?
Bij aanbiedingsbrief van 25 juli 2022 is het bestreden besluit per fax (succesvol) verzonden aan mr. C.T.W. van Dijk (kantoorgenoot van mr. Van Erp voornoemd), die de opvolgende aanvraag als advocaat van eiser heeft ingediend. Het bestreden besluit is daarmee op de juiste wijze bekend gemaakt. Als gevolg van de juiste bekendmaking van het bestreden besluit op 25 juli 2022 is de beroepstermijn gaan lopen op 26 juli 2022 en geëindigd op 2 augustus 2022. Het beroep is ingesteld op 5 augustus 2022, en dus te laat. De rechtbank moet vervolgens beoordelen of deze termijnoverschrijding verschoonbaar is.
2.3.
Is de termijnoverschrijding verschoonbaar?
2.3.1.
Eisers gemachtigde betoogt dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is. Eiser was na ontvangst van het bestreden besluit door eisers gemachtigde telefonisch niet bereikbaar doordat zijn telefoon was gestolen. Op enig moment is hij bovendien van het aanmeldcentrum naar een andere opvanglocatie gegaan. Het aan eiser door zijn gemachtigde toegezonden afschrift van het bestreden besluit is toen onbestelbaar retour gekomen. Pas nadat Vluchtelingenwerk Nederland vanaf de nieuwe locatie namens eiser contact had opgenomen met het kantoor van eisers gemachtigde is alsnog beroep tegen het bestreden besluit ingesteld, waartoe de gemachtigde eerder niet door eiser uitdrukkelijk gemachtigd was. Van eiser, die mede gelet op zijn medische problematiek kwetsbaar is, had niet kunnen worden verwacht dat hij de noodzaak inzag om zelf over het verloop van de procedure contact op te nemen met zijn gemachtigde, aldus eisers gemachtigde.
2.3.2.
De rechtbank volgt eiser niet in dit betoog. Wat er ook zij van de onbereikbaarheid van eiser ten gevolge van het niet (meer) beschikken over een telefoon, uit de zienswijze blijkt dat eiser en zijn toenmalige gemachtigde het verslag van het aanmeldgehoor hebben besproken. (Ook) bij gelegenheid van dit contact had de gemachtigde eiser vooraf kunnen vragen hem te machtigen om beroep in te stellen, rekening houdend met de mogelijkheid dat de opvolgende asielaanvraag niet zou worden ingewilligd, dan wel om eiser te wijzen op de noodzaak om in contact te blijven met zijn gemachtigde. Dat geldt temeer nu eisers gemachtigde bekend is met het feit dat de termijnen in de algemene asielprocedure waarin de opvolgende asielaanvraag is behandeld, (relatief) kort zijn zodat voorzienbaar was dat verweerder binnen enkele dagen na het indienen van de zienswijze een besluit zou nemen. Ook als eiser tijdelijk niet of minder goed bereikbaar was, had zijn gemachtigde zekerheidshalve pro forma beroep in kunnen stellen tegen het bestreden besluit om de beroepstermijn veilig te stellen. De door eisers gemachtigde aangevoerde omstandigheden leiden dan ook niet tot het oordeel dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is.
2.4.
Bahaddar
2.4.1.
Toetsingskader
Omdat het beroep na het verstrijken van de beroepstermijn is ingediend en de rechtbank deze termijnoverschrijding niet verschoonbaar acht, is het beroep niet-ontvankelijk. Nu deze nationale procedureregel in de weg staat aan een inhoudelijke beoordeling van het bestreden besluit en daarmee aan een inhoudelijke behandeling van wat eiser heeft aangevoerd, komt de vraag aan de orde of zich omstandigheden voordoen als bedoeld in het arrest van 19 februari 1998 van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) in de zaak Bahaddar tegen Nederland, ECLI:CE:ECHR:1998:0219JUD002589494 (het Bahaddar-arrest). Bahaddar-omstandigheden doen zich voor als wat een vreemdeling heeft aangevoerd en overgelegd onmiskenbaar tot het oordeel leidt dat verweerder bij uitzetting van die vreemdeling het refoulementverbod, neergelegd in artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM), zou schenden. Zie hierover de uitspraak van de Afdeling van 22 juni 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1664 en de daarin aangehaalde jurisprudentie. De Afdeling overweegt in die uitspraak ook dat de drempel voor een geslaagd beroep op artikel 3 van het EVRM onverminderd hoog is. In paragraaf 126 van het arrest van het EHRM van 25 februari 2020, A.S.N. en anderen tegen Nederland, ECLI:CE:ECHR:2020:0225JUD006837717 heeft het EHRM namelijk overwogen dat de onmenselijke behandeling waar een vreemdeling voor vreest, moet voldoen aan het minimumniveau van de ernst van de situatie (‘a minimum level of severity’) waartegen artikel 3 van het EVRM bescherming biedt. Verder geven de humanitaire omstandigheden in een land van herkomst volgens het EHRM slechts aanleiding om een schending van artikel 3 van het EVRM aan te nemen in zeer uitzonderlijke omstandigheden, waarin de situatie in dat land uiterst zorgelijk is.
Verder is het, zoals de Afdeling onder rechtsoverweging 21 van voormelde afdelingsuitspraak heeft overwogen, eerst en vooral aan de rechtbank om, in het licht van wat een vreemdeling heeft aangevoerd en overgelegd, het standpunt van de staatssecretaris daarover en wat algemeen bekend is over het land van herkomst, te beoordelen of zich Bahaddar-omstandigheden voordoen. Ingevolge artikel 83a van de Vw vindt bij de rechtbank namelijk een volledig en ex-nunconderzoek plaats. Dat betekent dat de rechtbank een zo actueel mogelijke beoordeling verricht van wat een vreemdeling heeft aangevoerd en overgelegd. Zij betrekt daarbij ook kenbaar de algehele situatie in het land van herkomst. Heeft een vreemdeling daar niets over aangevoerd, maar blijkt uit algemeen bekende informatie onmiskenbaar dat die situatie ernstig is verslechterd, dan betrekt de rechtbank die verslechtering ook in haar oordeel.
2.4.2.
Door eiser aangevoerde omstandigheden
Onder kopje 4 van het aanvraagformulier (‘Reden(en) voor het opnieuw doen van een asielaanvraag’) heeft eiser verwezen naar vier medische rapportages. Onder 4.13 van het aanvraagformulier staat onder meer vermeld:
“(…) Tijdens mijn eerste asielprocedure is geen aandacht geweest voor mijn psychische problemen.”Tijdens het gehoor opvolgende aanvraag is eiser gevraagd waar hij bang voor is in Tunesië. Eiser heeft hierop geantwoord:
“Ik ga niet terug. Ik ga dan ziek worden.”In antwoord op de vraag wat er met hem zal gebeuren bij terugkeer naar Tunesië heeft eiser verklaard:
“Ik zal financieel en geestelijk moe worden.”(p. 2 verslag gehoor opvolgende aanvraag). Verder heeft eiser verklaard dat zijn neef hem in zijn jeugd seksueel mishandeld heeft, toen eiser negen en vijftien jaar was. In antwoord op de vraag of eiser voor zijn neef vreest als hij terug moet naar Tunesië heeft eiser verklaard:
“Ik durf niet meer onder ogen van de mensen daar te komen. Ik vrees niet voor de dood van hun. Ik ben een buitenbeentje geworden in Tunesië en heb een reputatie waardoor ik niet onder ogen bij de mensen wil komen. Ik kom uit het zuiden van het land. De zuiderlingen zijn conservatieve mensen.”(p. 3 verslag gehoor opvolgende aanvraag).
Eiser heeft die verklaringen niet gecorrigeerd en/of aangevuld. In de zienswijze stelt eisers gemachtigde onder meer:
“betrokkene geeft aan dat het niet juist is dat hij 100% is opgeknapt: hij voelt zich nog altijd psychisch niet goed. Hij kan niet terug naar het spreekwoordelijke hol van de leeuw nu hij aldaar geen adequate en vooral effectieve behandeling kan ondergaan. Alles herleeft in het land van terugkeer, wat een 3 EVRM-risico met zich meebrengt.”In de gronden van beroep stelt eiser dat zijn medische problematiek
“(…) niet is erkend als mogelijke reden voor het nalaten gedetailleerd te kunnen verklaren waarom Tunesië voor hem niet als veilig land van herkomst kan worden aangemerkt.”
2.4.3.
Beoordeling
Uit wat eiser heeft aangevoerd blijkt niet dat onmiskenbaar een schending dreigt van artikel 3 van het EVRM als hij naar Tunesië zou moeten terugkeren. Eiser heeft (samengevat) verklaard dat hij verwacht dat hij bij terugkeer ziek en moe zal worden en dat hij de mensen daar niet meer onder ogen durft te komen, maar dat zijn naar het oordeel van de rechtbank geen Bahaddar-omstandigheden. Uit de medische stukken van de arts van het detentiecentrum Rotterdam blijkt dat eiser op 4 maart 2022 is verwezen naar een psycholoog voor een beoordeling. Het dossier bevat echter geen informatie waaruit blijkt of die beoordeling heeft plaatsgevonden, tot welke diagnose dat heeft geleid en of eiser naar aanleiding daarvan behandeling nodig heeft en/of ondergaat. Eiser wordt daarom niet gevolgd in zijn stelling dat hij in Tunesië geen adequate behandeling kan krijgen en dat er gerede twijfel is over de effectiviteit daarvan. Verder bevat het dossier geen medische verklaring waaruit blijkt dat eiser als gevolg van zijn gestelde problematiek in de eerste asielprocedure niet gedetailleerd heeft kunnen verklaren waarom Tunesië voor hem niet als veilig land van herkomst kan worden aangemerkt. Tunesië is bovendien ook momenteel nog aangewezen als een veilig land van herkomst. Op 6 mei 2021 heeft een herbeoordeling hiervan plaatsgevonden (Kamerbrief 6 mei 2021, kenmerk 3293506, te raadplegen via www.rijksoverheid.nl), in welk verband is geconcludeerd dat de aanwijzing van Tunesië als veilig land van herkomst, met uitzondering van enkele groepen, kan worden voortgezet.
Uit de Kamerbrief van 20 december 2021 (kenmerk 3696690, te raadplegen via www.rijksoverheid.nl) blijkt dat in december 2021 een ‘Kort thematisch ambtsbericht Tunesië’ is uitgebracht dat de politieke ontwikkelingen, de veiligheidssituatie en de ontwikkelingen met betrekking tot de mensenrechten in Tunesië vanaf 25 juli 2021 beschrijft, voor zover deze van belang zijn voor de beoordeling van asielverzoeken van personen die afkomstig zijn uit dit land. Op basis van dit ambtsbericht zijn journalisten, activisten en politieke opponenten die kritiek uiten op de president en/of regering aangemerkt als categorie waarvoor verhoogde aandacht geldt. Uit deze algemeen bekende informatie blijkt naar het oordeel van de rechtbank niet onmiskenbaar dat de algehele situatie in Tunesië ernstig is verslechterd.
Wat eiser heeft aangevoerd leidt dan ook niet onmiskenbaar tot het oordeel dat verweerder bij uitzetting van eiser artikel 3 van het EVRM zou schenden.
Conclusie
3. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat van Bahaddar-omstandigheden in dit geval niet is gebleken. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding om de hiervoor bedoelde nationale procedureregels buiten toepassing te laten en zal het beroep om die reden niet-ontvankelijk verklaren.
Proceskosten
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Oonincx, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Gerde, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.