ECLI:NL:RBDHA:2022:8728

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 augustus 2022
Publicatiedatum
1 september 2022
Zaaknummer
NL22.6258
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak met proceskostenveroordeling

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 26 augustus 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, vertegenwoordigd door mr. M. Fitters, had beroep ingesteld tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die op 12 augustus 2021 de aan verzoeker verleende verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd had ingetrokken. Deze intrekking was met ingang van 13 november 2019 van kracht. Verzoeker had bezwaar gemaakt tegen dit primaire besluit, maar het bezwaar werd ongegrond verklaard in een besluit van 24 maart 2022, waartegen verzoeker beroep instelde.

De voorzieningenrechter heeft in deze procedure bepaald dat het onderzoek ter zitting verder achterwege blijft, omdat er al een uitspraak was gedaan in de bodemzaak met zaaknummer NL22.6257. Hierdoor was een voorlopige voorziening niet meer nodig. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening dan ook afgewezen. Echter, gezien de uitkomst van de bodemzaak, heeft de voorzieningenrechter verweerder wel veroordeeld in de proceskosten van verzoeker, die zijn vastgesteld op € 759,00 voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.

De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.6258

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[naam], verzoeker

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. N. Vollebergh),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. M. Fitters).

Procesverloop

Bij besluit van 12 augustus 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder de aan verzoeker verleende verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder de beperking ‘verblijf als familie of gezinslid bij [naam3]’ ingetrokken met ingang van 13 november 2019.
Bij besluit van 24 maart 2022 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van verzoeker tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Hij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De voorzieningenrechter heeft bepaald dat het onderzoek ter zitting verder achterwege blijft. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Bij uitspraak van vandaag, zaaknummer NL22.6257, heeft de rechtbank uitspraak gedaan op het beroep. Een voorlopige voorziening is daarom niet meer nodig. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om die reden af.
2. Gelet op de uitkomst van de bodemzaak veroordeelt de voorzieningenrechter verweerder wel in de door verzoeker gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 759 (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift met een waarde per punt van € 759,00 en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek om voorlopige voorziening af;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 759,00.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.C.J. van Dooijeweert, rechter, in aanwezigheid van mr. S.D.C.J. Verheezen, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nlDe uitspraak is bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.