ECLI:NL:RBDHA:2022:8728
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak met proceskostenveroordeling
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 26 augustus 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, vertegenwoordigd door mr. M. Fitters, had beroep ingesteld tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die op 12 augustus 2021 de aan verzoeker verleende verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd had ingetrokken. Deze intrekking was met ingang van 13 november 2019 van kracht. Verzoeker had bezwaar gemaakt tegen dit primaire besluit, maar het bezwaar werd ongegrond verklaard in een besluit van 24 maart 2022, waartegen verzoeker beroep instelde.
De voorzieningenrechter heeft in deze procedure bepaald dat het onderzoek ter zitting verder achterwege blijft, omdat er al een uitspraak was gedaan in de bodemzaak met zaaknummer NL22.6257. Hierdoor was een voorlopige voorziening niet meer nodig. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening dan ook afgewezen. Echter, gezien de uitkomst van de bodemzaak, heeft de voorzieningenrechter verweerder wel veroordeeld in de proceskosten van verzoeker, die zijn vastgesteld op € 759,00 voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.