ECLI:NL:RBDHA:2022:8708

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 september 2022
Publicatiedatum
31 augustus 2022
Zaaknummer
NL22.3578
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing opvolgende asielaanvraag van Rwandese eiser op grond van onvoldoende nieuwe elementen

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 1 september 2022 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een Rwandese nationaliteit, zijn opvolgende aanvraag om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd indiende. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had deze aanvraag op 1 maart 2022 niet-ontvankelijk verklaard, omdat er volgens hem geen nieuwe elementen of bevindingen waren die relevant waren voor de beoordeling van de aanvraag. Eiser had eerder, op 3 juni 2015, een eerste asielaanvraag ingediend die was afgewezen. Hij stelde dat hij problemen had vanwege zijn weigering om bedrijfsgeheimen te delen met zijn ex-partner, die hem dreigde te outen als homoseksueel.

De rechtbank heeft op 25 augustus 2022 de zaak behandeld, waarbij eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk. Eiser voerde aan dat de documenten die hij had ingediend, waaronder rapporten van mensenrechtenorganisaties, nieuw waren en zijn kans op internationale bescherming aanzienlijk vergrootten. De rechtbank oordeelde echter dat de staatssecretaris terecht had geconcludeerd dat de overgelegde stukken niet substantieel bijdroegen aan de geloofwaardigheid van eisers vrees voor vervolging in Rwanda. De rechtbank stelde vast dat de eerdere afwijzing van de asielaanvraag op basis van ongeloofwaardigheid van de problemen met de ex-partner nog steeds van toepassing was.

Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en bevestigde de beslissing van de staatssecretaris om de aanvraag niet-ontvankelijk te verklaren. Eiser heeft geen recht op proceskostenvergoeding. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen een week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.3578

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser

v-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. P. Scholtes),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. R.P.G.H. Belluz).

ProcesverloopBij besluit van 1 maart 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder eisers aanvraag om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet-ontvankelijk verklaard.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep, tezamen met de zaak NL22.3579, op 25 augustus 2022 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen M. Fayez. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Wat ging er vooraf aan deze procedure?
1. Eiser stelt geboren te zijn op [geboortedag] 1978 en de Rwandese nationaliteit te bezitten. Hij heeft op 3 juni 2015 een eerste asielaanvraag ingediend, waaraan hij ten grondslag heeft gelegd dat hij problemen heeft gehad, omdat hij geweigerd heeft bedrijfsgeheimen van zijn werkgever te delen met zijn ex-partner, die werkzaam was voor het [beweging] ([beweging]). Hij vreest voor het [beweging] en zijn ex-partner, die zijn homoseksuele geaardheid dreigde openbaar te maken.
2. Bij besluit van 16 augustus 2015 heeft verweerder eisers asielaanvraag afgewezen. Eiser is in beroep gegaan tegen dit besluit. Deze rechtbank, zittingsplaats Utrecht, heeft bij uitspraak van 9 september 2015 dat beroep ongegrond verklaard. Bij uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 8 oktober 2015 is het besluit van 16 augustus 2015 onherroepelijk geworden.
Waar gaat deze zaak over?
3. Eiser heeft op 27 juli 2021 een herhaalde asielaanvraag ingediend. Aan de hand van diverse documenten betoogt eiser dat hij niet terug kan keren naar Rwanda vanwege de behandeling die oppositieleden ontvangen. Hij heeft de volgende documenten overgelegd:
 Artikel van de Volkskrant d.d. 21 juli 2021 over Pegasus;
 Human Rights Watch, Rwanda – Events of 2019;
 Human Rights Watch, Rwanda: Rusesabagina was Forcibly Disappeared;
 Internet artikel: Cry for Justice – All forgotten victims;
 Reuters: Burundi rebels say trained by Rwandan military;
 US Department of State, 2019 Country Reports on Human Rights;
 BNNVARA, Zembla, ‘Nederland bleef ‘‘dictatoriaal Rwanda’’ ondanks mensenrechtenschendingen financieel steunen’;
 BNNVARA, Zembla ‘Dictatuur geen bezwaar’;
 Freedom House: Freedom in the world 2021, Rwanda;
 UNSW Australian Human Rights Institute: Noel Zihabamwe communication to the United Nations Working Group on Enforced and Involuntary Disappearances;
 Brief van Simon J.C. Kerkhof, BEE Bibleschool;
 Brief van Fred Kappinga, casemanager van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers;
 Brief van Anita van Ast, Werkplaats voor participatief drama;
 Brief Joke van der Zwaard, Coördinator Leeszaal Rotterdam West, Stichting Eerst Denken Dan Doen.
4. Verweerder heeft met het bestreden besluit eisers opvolgende asielaanvraag niet-ontvankelijk verklaard, omdat van nieuwe elementen of bevindingen die relevant zijn voor de beoordeling van de opvolgende asielaanvraag geen sprake is. Hoewel de documenten die eiser heeft ingebracht volgens verweerder nieuw zijn, maken de documenten eisers kans dat hij in aanmerking komt voor internationale bescherming niet aanzienlijk groter.
Wat vindt eiser in beroep?
5. Eiser stelt dat verweerder zijn opvolgende asielaanvraag ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard. Volgens eiser dragen de documenten die hij heeft ingebracht bij aan de geloofwaardigheid van de problemen die hij heeft ondervonden met zijn ex-partner en het [beweging]. Volgens eiser volgt uit de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Utrecht, van 9 september 2015 dat de bedreigingen van zijn ex-partner geloofwaardig moeten worden geacht. Uit het rapport van Freedom House en Human Rights Watch blijkt dat misbruik van bevoegdheden in Rwanda eerder regel dan uitzondering is en dat er sprake is van systematische ontvoeringen en verdwijningen. Deze stukken zijn niet beperkt tot oppositieleden. Daar komt bij dat de broer van eiser vanwege eisers problemen is bedreigd en zijn toevlucht heeft moeten zoeken in Kameroen.
5.1.
Eiser heeft op de zitting de beroepsgrond ingetrokken dat verweerder onterecht voorbij is gegaan aan het ontbreken van een recent ambtsbericht over Rwanda en dat het Thematisch ambtsbericht Rwanda [1] wordt weerlegd door het rapport van Freedom House.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
6. De rechtbank stelt voorop dat de beoordeling of bij opvolgende aanvragen sprake is van een nieuw element uit
twee stappenbestaat. De
eerste stapis het beoordelen van de ontvankelijkheid van de aanvraag. Deze stap bestaat uit
twee fasen. In de
eerste fasewordt onderzocht of er nieuwe elementen of bevindingen zijn in verband met de behandeling van de vraag of de vreemdeling in aanmerking kan komen voor internationale bescherming. Elementen of bevindingen zijn nieuw wanneer die niet eerder zijn onderzocht in het kader van het op de vorige asielaanvraag genomen besluit en waarop dat besluit niet kon worden gebaseerd. Alleen als er nieuwe elementen of bevindingen zijn ten opzichte van de eerdere asielaanvraag, komt verweerder toe aan de tweede fase. In de
tweede fasewordt onderzocht of de nieuwe elementen en bevindingen de kans aanzienlijk groter maken dat de vreemdeling in aanmerking komt voor internationale bescherming. Pas als aan beide afzonderlijke vereisten is voldaan, moet de staatssecretaris overgaan tot
stap twee, die inhoudt dat hij de opvolgende asielaanvraag inhoudelijk beoordeelt. [2]
6.1.
Tussen partijen is niet in geschil dat de door eiser overgelegde stukken nieuw zijn ten opzichte van de eerste asielaanvraag. Ze zijn verdeeld over de vraag of deze stukken eisers kans op internationale bescherming aanzienlijk groter maken.
6.2.
De rechtbank overweegt als eerste dat verweerder in de eerdere procedure de problemen van eiser met zijn ex-partner ongeloofwaardig heeft bevonden. In het voornemen van 14 juni 2015 wordt ten aanzien van dit element geconcludeerd dat niet geloofwaardig wordt geacht dat eiser enigerlei problemen heeft ondervonden zijdens zijn ex-partner Charles Karoli, die werkzaam zou zijn voor het [beweging]. In het besluit van 16 augustus 2015 staat dat dit voornemen deel uitmaakt van de beschikking en dat de ingediende zienswijze niet leidt tot een ander oordeel dan verwoord in de zienswijze.
6.3
De rechtbank volgt eiser niet in zijn betoog dat deze rechtbank, zittingsplaats Utrecht, in de uitspraak van 9 september 2015, heeft overwogen dat de bedreigingen door de ex-partner wel geloofwaardig zijn, maar dat ze niet voldoende zwaarwegend zijn. In de uitspraak wordt het beroep van eiser immers in zijn geheel ongegrond verklaard, waardoor het besluit van 16 augustus 2015 geheel in stand is gelaten. De rechtbank overweegt verder dat in de uitspraak van 9 september 2015, in rechtsoverweging 14, is ingegaan op de verschillende argumenten die verweerder aan de ongeloofwaardigheid van de problemen met de ex-partner ten grondslag heeft gelegd. De rechtbank heeft vervolgens in rechtsoverweging 15 van die uitspraak overwogen dat verweerder heeft mogen concluderen dat de doodsbedreigingen en de noodzaak van eiser om te vluchten onvoldoende aannemelijk zijn. De rechtbank leest hierin dat verweerder zich reeds om die redenen niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat eisers gestelde problemen met zijn ex-partner ongeloofwaardig zijn en dat hetgeen verweerder verder hieraan ten grondslag heeft gelegd voor de rechtbank blijkbaar geen bespreking meer behoefde.
6.3.
De rechtbank is vervolgens van oordeel dat verweerder zich in de huidige procedure niet ten onrechte op het standpunt stelt dat de stukken die eiser heeft ingebracht zijn kans op internationale bescherming niet aanzienlijk groter maken, omdat eiser hiermee niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij een aanmerkelijk risico loopt op ernstige schade in de zin van artikel 3 van het EVRM. [3] In dit kader stelt verweerder terecht dat de overgelegde rapporten openbare bronnen zijn die zien op de situatie van oppositieleden in Rwanda, maar niet specifiek op eiser of de problemen die hij stelt te hebben gehad. Dat uit deze rapporten volgt dat de positie van oppositieleden en mensenrechtenverdedigers slecht is, maakt niet dat eiser aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij terugkeer een reëel risico loopt vanwege de [beweging]. In dit kader is van belang dat in rechte vaststaat dat het ongeloofwaardig is bevonden dat eiser problemen heeft ondervonden met zijn ex-partner, die werkzaam zou zijn voor de [beweging]. Dit maakt ook dat aan eisers stelling dat zijn broer naar Kameroen heeft moeten vluchten niet de waarde toekomt die hij daaraan toekent.
Wat is de conclusie?
7. De rechtbank is van oordeel dat verweerder deugdelijk gemotiveerd heeft dat eiser met zijn opvolgende asielaanvraag niet aannemelijk heeft gemaakt dat zijn kans op internationale bescherming aanzienlijk groter is. Verweerder heeft de aanvraag daarom terecht niet-ontvankelijk verklaard.
8. Het beroep is ongegrond. Verweerder hoeft eiser geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van mr.L.N. Kurzawa, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Ministerie van Buitenlandse Zaken, ‘Thematisch Ambtsbericht over mensenrechten en justitie in Rwanda 2016.’
2.Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 26 januari 2022,
3.Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.