ECLI:NL:RBDHA:2022:8702

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 juli 2022
Publicatiedatum
31 augustus 2022
Zaaknummer
NL22.10819
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Nicaraguaanse eiser wegens ongeloofwaardigheid van verklaringen over bendeleden

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 8 juli 2022 uitspraak gedaan in het beroep van een Nicaraguaanse eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser had zijn aanvraag ingediend op basis van de vrees voor vervolging door bendeleden in Nicaragua. De staatssecretaris had de aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond, omdat de verklaringen van de eiser over zijn problemen met de bendeleden ongeloofwaardig werden geacht.

De rechtbank heeft het beroep op 28 juni 2022 behandeld, waarbij de eiser en zijn gemachtigde niet verschenen. De staatssecretaris was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris zich niet ten onrechte op het standpunt had gesteld dat de problemen van de eiser met de bendeleden ongeloofwaardig waren. De eiser kon geen specifieke naam van de bende geven en zijn verklaringen waren summier en oppervlakkig. De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris voldoende gelegenheid had geboden aan de eiser om zijn verhaal te doen en dat er geen aanleiding was om de afwijzing van de asielaanvraag te herzien.

De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door rechter mr. J. Schaaf, in aanwezigheid van griffier mr. L.N. Kurzawa. Tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.10819

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen:

[eiser] , eiser

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. W.M. Blaauw),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. L.J.L. Leijtens).

ProcesverloopBij besluit van 3 juni 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen als kennelijk ongegrond.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 28 juni 2022 op zitting behandeld. Eiser en zijn gemachtigde zijn met bericht van verhindering niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiser stelt de Nicaraguaanse nationaliteit te hebben en te zijn geboren op [geboortedag] 1972. Eiser heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij bij terugkomst vreest te worden vermoord door de bendeleden van [bendeleden] . Eiser heeft verklaard dat hij door de bendeleden meerdere malen is bedreigd, lastiggevallen en in elkaar is geslagen omdat de bendeleden hem onder druk wilden zetten om drugs te verkopen. Eiser heeft verder verklaard dat de bendeleden na zijn vertrek huisbezoeken aan zijn ouders hebben gebracht waarbij ze naar eiser vroegen en spullen vernielden.
2. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
Identiteit, nationaliteit en herkomst; en
Problemen met bende.
Verweerder heeft zich hierover op het standpunt gesteld dat element 1 geloofwaardig is, maar element 2 niet. Verweerder heeft aan de ongeloofwaardigheid van element 2 het volgende ten grondslag gesteld. Eiser weet de naam van de bende waarmee hij problemen stelt te hebben niet te noemen. Daarnaast heeft eiser oppervlakkige en summiere verklaringen afgelegd over de bende en over de problemen. Verweerder concludeert daarom dat de asielaanvraag wordt afgewezen als kennelijk ongegrond.
Wat vindt eiser in beroep?
3. Eiser voert – kort weergegeven – aan dat verweerder eisers problemen met de bendeleden ten onrechte ongeloofwaardig heeft bevonden. Eiser stelt zich op het standpunt dat verweerder meer vragen had moeten stellen als hij meer details wilde weten over eisers asielrelaas.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Geloofwaardigheid problemen met bendeleden
4.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat de problemen van eiser met de bendeleden ongeloofwaardig zijn. Dit zal in de onderstaande paragrafen nader toegelicht worden.
4.1.
Verweerder heeft zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiser summier en oppervlakkig heeft verklaard over de bendeleden. Zo kan eiser de specifieke lokale naam van de bende die hem lastigviel niet noemen, terwijl eiser verklaard heeft dat de bende altijd in de wijk aanwezig was. Het betoog van eiser dat hij de naam van de bende niet kent omdat hij zich afzijdig wilde houden, maakt dit niet anders. Eiser heeft namelijk verklaard dat de lokale bendeleden elke voorbijganger in de wijk lastigvielen en er mag daarom vanuit worden gegaan dat in de wijk enige bekendheid was met de bende.
4.2.
Verweerder heeft zich verder niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiser summier en oppervlakkig heeft verklaard over de problemen met de bendeleden. Zo kan eiser niet goed verklaren waarom hij juist in 2012/2013 door de bendeleden is benaderd om drugs te verkopen. Nu eiser heeft verklaard dat hij op een gegeven moment elke dag werd lastiggevallen door de bendeleden met het doel om hem over te halen om drugs te verkopen, mag van hem worden verwacht dat hij daar meer over kan verklaren. Daarnaast kan eiser niet uitleggen waarom de bendeleden hem altijd op straat lastigvielen, in plaats van bij hem langs te komen, nu ze wisten waar hij woonde.
4.3
Voor zover eiser zich op het standpunt stelt dat verweerder niet voldaan heeft aan zijn samenwerkingsverplichting, omdat hij niet genoeg vragen zou hebben gesteld tijdens het nader gehoor, volgt de rechtbank dit betoog niet. Verweerder heeft eiser voldoende gelegenheid geboden om in detail in te gaan op de problemen met de bendeleden.
4.4.
Eiser heeft in beroep een brief overgelegd van [A] samen met een vertaling daarvan. Verweerder heeft zich op de zitting op het standpunt gesteld dat hij aan de brief geen waarde hecht. Daartoe heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat de inhoud van de brief summier is en afwijkt van de verklaringen van eiser over zijn problemen met de bendeleden. Zo staat er in de brief dat eiser op zijn werk overnachtte om aan de bendeleden te ontkomen en dat de bendeleden met flessen op zijn hoofd hebben geslagen, terwijl eiser daar zelf niets over heeft verklaard. Verweerder heeft zich verder op het standpunt gesteld dat het vreemd is dat in de brief staat dat de bendeleden een wapen tegen het hoofd van eisers zoon dan wel dochter hebben gehouden. Daarnaast heeft verweerder zich op de zitting op het standpunt gesteld dat het uit het schrijven van de gemachtigde van eiser of uit de inhoud van de brief niet blijkt van wie de brief afkomstig is. Zo is het niet duidelijk of de brief afkomstig is van eisers neef of broer, is er geen handtekening op de brief gezet en is er geen ID-document overgelegd om de identiteit van de afzender te verifiëren. De rechtbank volgt verweerder in zijn betoog en oordeelt dat hij in de brief geen aanleiding heeft hoeven te zien om tot een ander oordeel te komen over de geloofwaardigheid van de verklaringen van eiser over de problemen met de bende.
Wat is de conclusie?
5. Het beroep is ongegrond.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van mr.L.N. Kurzawa, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.