ECLI:NL:RBDHA:2022:8701

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 juli 2022
Publicatiedatum
31 augustus 2022
Zaaknummer
NL22.10666
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep inzake verblijfsvergunning asiel

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 4 juli 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de aanvraag van een verblijfsvergunning asiel. Eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. L.J.L. Leijtens, had op 2 juni 2022 een aanvraag ingediend die door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, maar is niet verschenen op de zitting van 28 juni 2022. De rechtbank heeft de gemachtigde van eiser op het verzuim gewezen dat het beroepschrift geen gronden bevatte, en hem verzocht dit uiterlijk op 16 juni 2022 te herstellen. Eiser heeft echter geen beroepsgronden ingediend of laten indienen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.10666

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. H.A. Limonard),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. L.J.L. Leijtens).

ProcesverloopBij besluit van 2 juni 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure afgewezen als ongegrond.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 28 juni 2022 op zitting behandeld. Eiser is niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder d, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bevat het beroepschrift de gronden van het beroep. Indien niet voldaan is aan artikel 6:5 van de Awb, kan ingevolge artikel 6:6 van de Awb het beroep niet-ontvankelijk worden verklaard, mits de indiener de gelegenheid heeft gehad het verzuim te herstellen binnen een hem daartoe gestelde termijn.
2. Het beroepschrift van 9 juni 2022 bevatte niet de gronden van het beroep. Op 9 juni 2022 heeft de rechtbank de gemachtigde van eiser op het verzuim gewezen en verzocht dit uiterlijk op 16 juni 2022 te herstellen. Hierbij is er op gewezen dat het beroepschrift niet-ontvankelijk kan worden verklaard als niet, of niet tijdig, wordt voldaan aan de wettelijke vereisten. Eiser heeft vervolgens geen beroepsgronden ingediend of laten indienen.
3. Het is de rechtbank niet gebleken dat sprake is van bijzondere feiten en omstandigheden als bedoeld in het arrest Bahaddar. [1]
4. De rechtbank ziet daarom aanleiding het beroep niet-ontvankelijk te verklaren.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van mr.L.N. Kurzawa, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Europees Hof voor de Rechten van de Mens 19 februari 1998, ECLI:CE:ECHR:1998:0219JUD002589494.