In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 25 juli 2022 uitspraak gedaan in een asielzaak waarbij de eiser, een homoseksuele man van Egyptische afkomst, in beroep ging tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris de aanvraag op 11 november 2021 had afgewezen, met de motivering dat de asielaanvraag ongegrond was. Eiser heeft in zijn beroep aangevoerd dat zijn homoseksuele geaardheid niet voldoende was erkend en dat de staatssecretaris onvoldoende rekening had gehouden met de risico's die hij in Egypte loopt vanwege zijn geaardheid.
Tijdens de zitting op 31 mei 2022 heeft eiser, bijgestaan door zijn gemachtigde, zijn verhaal toegelicht. Hij heeft verklaard dat hij in Egypte is veroordeeld tot een gevangenisstraf en dat hij problemen heeft ondervonden door een machtige man in Dubai, met wie hij een relatie heeft gehad. De rechtbank heeft de argumenten van de staatssecretaris beoordeeld en geconcludeerd dat de motivering voor de afwijzing van de aanvraag ondeugdelijk was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris onvoldoende had gemotiveerd waarom de homoseksuele geaardheid van eiser niet aannemelijk was gemaakt en dat er onvoldoende rekening was gehouden met de persoonlijke omstandigheden van eiser.
De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en de staatssecretaris opgedragen om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met de uitspraak van de rechtbank. Tevens is de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van eiser, die zijn vastgesteld op € 1.518,-. Deze uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige beoordeling van asielaanvragen, vooral in gevallen waarin de aanvrager risico's loopt vanwege zijn seksuele geaardheid.