ECLI:NL:RBDHA:2022:8696

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 mei 2022
Publicatiedatum
31 augustus 2022
Zaaknummer
NL21.14912
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Colombiaanse eiser wegens ongeloofwaardigheid van de gestelde vervolging

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 25 mei 2022 uitspraak gedaan in het beroep van een Colombiaanse eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser, geboren in 1987, vreesde voor vervolging door de autoriteiten en een gewapende groepering vanwege zijn deelname aan demonstraties en zijn lidmaatschap van een activistische groep. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, omdat de eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij daadwerkelijk gevaar loopt bij terugkeer naar Colombia. De rechtbank oordeelde dat de door de eiser aangevoerde problemen niet geloofwaardig waren, onder andere omdat hij slechts een marginale rol had tijdens de demonstraties en zijn verklaringen inconsistent waren. De rechtbank heeft de argumenten van de eiser, waaronder bedreigingen door de autoriteiten en de gewapende groepering, niet overtuigend geacht. De rechtbank concludeerde dat de eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij vanwege zijn politieke overtuiging of activiteiten een gegronde vrees voor vervolging heeft. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een mogelijkheid tot hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.14912

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. S. Oukil),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. M.H. Belevska).

ProcesverloopBij besluit van 26 augustus 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de verlengde asielprocedure afgewezen als ongegrond als bedoeld in artikel 31, eerste lid, Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000).

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 14 april 2022 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen E. Fernandes. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser is geboren op [geboortedag] 1987 en heeft de Colombiaanse nationaliteit. Eiser
heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij terugkeer naar Colombia vreest voor vervolging door de autoriteiten en door de gewapende groepering de [groepering 1] vanwege zijn deelname aan de demonstraties in Colombia en zijn lidmaatschap bij de activistische groep de [groepering 2].
2. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante
elementen:
Identiteit, nationaliteit en herkomst;
Deelname aan demonstraties;
Problemen vanwege deelname aan demonstraties.
3. Verweerder vindt elementen 1 en 2 geloofwaardig maar element 3 niet
geloofwaardig. Verweerder heeft aan de ongeloofwaardigheid van element 3 ten grondslag gelegd dat eiser tegenstrijdige, inconsistente en bevreemdingwekkende verklaringen heeft afgelegd. Verweerder gelooft dat eiser met de pacifistische activisten-organisatie [groepering 2] heeft meegedaan aan de demonstraties in Colombia, maar vindt het niet aannemelijk dat eiser naar aanleiding van zijn marginale, niet-zichtbare rol in de negatieve belangstelling staat van de autoriteiten of is bedreigd en vervolgd door de [groepering 1]. Volgens verweerder zijn de wel geloofwaardig geachte elementen onvoldoende zwaarwegend om in aanmerking te komen voor een verblijfsvergunning asiel op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a en b, Vw 2000.
Wat vindt eiser in beroep?
4. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit. Eiser stelt dat verweerder zich ten
onterechte op het standpunt heeft gesteld dat de problemen vanwege zijn deelname aan demonstraties niet geloofwaardig zijn geacht. Eiser voert aan dat hij vreest voor vervolging door de autoriteiten, omdat hij tijdens de demonstraties door een gewelddadige aanval van de [politieorganisatie] (deel van de politie) is aangevallen. Hij heeft zijn verklaringen onderbouwd met landeninformatie. [1] Eiser heeft verder met de video en de foto's aannemelijk gemaakt hoe ernstig het geweld was, dat zijn vriend slachtoffer is geworden van het geweld en dat hij zelf bijna slachtoffer daarvan is geworden. Verweerder heeft zich verder onvoldoende gemotiveerd op het standpunt gesteld dat het niet aannemelijk is gemaakt dat eiser is bedreigd door de [groepering 1] op 25 mei 2021 (bedreiging door twee mannen op motors op de parkeerplek bij de demonstratie), 28 mei 2021 (bedreiging door twee mannen in een SUV) en 17 juni 2021 (bedreiging door een man met een wapen op de boerderij van een vriend) vanwege zijn vermeende leiderschapsrol bij de demonstraties. Verweerder heeft zich ook ten onrechte op het standpunt gesteld dat uit de door eiser ontvangen berichten (een tekstbericht van 29 mei 2021, een pamflet van 2 juni 2021 waarin staat dat hij werd gezien als een leider van de demonstraties, een Facebookbericht van 10 juni 2021 waarin staat dat de [groepering 1] een einde wilden maken aan het protest en een tekstbericht 11 juni 2021 waarin staat dat eiser gelokaliseerd was) niet zou blijken dat eiser is bedreigd door de [groepering 1]. Eiser betoogt dat hij vanwege zijn politieke overtuiging (zijn lidmaatschap bij de activistische groep [groepering 2] en deelname aan de demonstraties) gevaar loopt bij terugkeer naar Colombia.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Verwijzing naar de zienswijze
5. Voor zover eiser verzoekt om zijn zienswijze in zijn gronden van beroep als
herhaald en ingelast te beschouwen, is de rechtbank van oordeel dat verweerder in het bestreden besluit gemotiveerd is ingegaan op wat eiser in zijn zienswijze heeft aangevoerd. Voor zover eiser in beroep niet heeft aangegeven dat en in welke zin verweerder in zijn motivering tekort is geschoten, gaat de rechtbank hieraan voorbij. Het enkel verwijzen naar de zienswijze kan immers niet leiden tot een vernietiging van het bestreden besluit.
Problemen vanwege deelname aan de demonstraties
6. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder niet ten onrechte de problemen van eiser vanwege zijn deelname aan de demonstraties ongeloofwaardig geacht. Uit de verklaringen van eiser volgt dat de problemen zijn ontstaan omdat hij zou zijn gezien als een leider van de organisatie [groepering 2] dan wel een organisator van de demonstraties. Verweerder heeft zich echter niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat niet valt in te zien dat eiser door de autoriteiten of door de [groepering 1] Negras als een leider of organisator zou worden gezien. Verweerder stelt terecht dat uit de verklaringen van eiser volgt dat hij slechts een marginale rol had bij de demonstraties. Eiser heeft verklaard dat hij slechts een van de vele demonstranten was, dat hij zich tijdens de demonstraties op de achtergrond hield en dat hij maar een beperkt aantal keer heeft geholpen met het vervoeren van instrumenten, banieren en vlaggen. Verder heeft eiser verklaard nooit eerder geïnteresseerd te zijn geweest in de politiek; hij heeft zich weliswaar aangesloten bij [groepering 2] maar heeft alleen beperkte kennis over die organisatie en uit de verklaringen van eiser volgt niet dat hij los van de demonstraties ooit is samengekomen met deze organisatie voor overleg of het treffen van voorbereidingen. Voor zover eiser in beroep heeft aangevoerd dat hij ook de leiders van de demonstraties meerdere malen heeft vervoerd, geldt dat hij hierover tijdens het nader gehoor niets heeft verklaard. Verweerder heeft daarom deze verklaring niet geloofwaardig mogen bevinden.
6.1
De rechtbank overweegt dat verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt heeft kunnen stellen dat de omstandigheid dat niet valt in te zien dat eiser een leider of organisator was afbreuk doet aan de geloofwaardigheid van de door hem ondervonden problemen. Verweerder heeft zich bovendien niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiser daarnaast ook over de verschillende incidenten niet geloofwaardige verklaringen heeft afgelegd.
Aanval door [politieorganisatie] tijdens demonstratie 18 mei 2021
6.2
Vast staat dat er door de [politieorganisatie] geweld is gebruikt tijdens de demonstraties. Verweerder stelt zich echter niet ten onrechte op het standpunt dat eiser niet persoonlijk is aangevallen door de [politieorganisatie]. Uit de verklaringen volgt dat het geweld niet op hem persoonlijk gericht was maar op alle demonstranten. Verweerder heeft zich ook niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat uit de overgelegde foto’s en video’s niet volgt dat eiser in het bijzonder werd aangevallen. De rechtbank is het met verweerder eens dat eiser zijn vrees voor vervolging door de autoriteiten wegens zijn deelname aan demonstraties niet aannemelijk heeft gemaakt.
Incident op 25 mei 2021: aangesproken door twee mannen op een motor
6.3.
Verweerder heeft verder niet ten onrechte ongeloofwaardig geacht dat eiser op 25 mei 2021 is bedreigd door twee leden van de [groepering 1] op motors op de parkeerplek bij de demonstratie. Verweerder wijst er niet ten onrechte op dat eiser heeft verklaard niet te weten wie de mannen waren, zodat niet valt in te zien dat eiser later aangeeft dat het mannen van [groepering 1] waren. Verweerder heeft zich bovendien, zoals is overwogen in 6, niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat niet valt in te zien dat eiser zou worden gezien als een leider of organisator. Verweerder heeft het bovendien niet ten onrechte ongerijmd kunnen vinden dat de twee mannen niet direct hebben ingegrepen, maar zouden hebben gewacht tot eiser klaar was met het uitladen van de instrumenten en dat de twee mannen eiser meteen hebben laten gaan toen hij zei dat hij geen leider was, maar een protesterend activist.
Incident op 28 mei 2021: twee mannen in witte SUV
6.4.
De rechtbank overweegt dat verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt
heeft gesteld dat niet wordt gevolgd dat eiser op een parkeerplek is bedreigd door twee leden van de [groepering 1] in een SUV. Eiser heeft immers verklaard dat hij niet zeker weet wie de mannen waren en dat zij bij de [groepering 1] of bij een andere groepering konden zijn aangesloten. Daarnaast heeft verweerder van eiser mogen verwachten dat eiser meer over het uiterlijk van de mannen kan verklaren dan alleen dat zij een shirt droegen en angstaanjagend keken. Verweerder heeft zich bovendien, zoals is overwogen in 6, niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat niet valt in te zien dat eiser zou worden gezien als een leider of organisator.
6.5.
Verder onderbouwen de overgeleverde stukken (namelijk: de verklaring en het formulier dat eiser heeft ingediend per e-mail bij de Inter-Amerikaanse Commissie voor de Mensenrechten om aangifte te doen van het incident op 28 mei 2021; het klinisch dossier ter onderbouwing van zijn ziekhuisopname na het incident op 28 mei 2021; de aangifte die eiser bij het Openbaar Ministerie heeft ingediend) niet dat eiser door twee leden van de [groepering 1] is bedreigd. Ten eerste volgt uit het klinisch dossier weliswaar dat eiser op 28 mei gewond is geraakt, maar hieruit volgt niet dat dit te maken heeft gehad met een incident met twee mannen van de [groepering 1] Negras. Ten tweede is de aangifte bij de Inter-Amerikaanse Commissie voor de Mensenrechten en bij het OM opgemaakt op basis van de eigen verklaringen van eiser, zodat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat hieruit volgt dat eiser aangifte heeft gedaan, maar niet dat het gestelde incident ook daadwerkelijk heeft plaatsgevonden.
Dreigberichten
6.6.
De rechtbank is het ook met verweerder eens dat uit de dreigberichten (een
tekstbericht van 29 mei 2021 en van 11 juni 2021, een pamflet van 2 juni 2021 en een facebookbericht van 10 juni 2021) niet blijkt dat eiser is bedreigd door de [groepering 1]. Verweerder heeft zich op het standpunt kunnen stellen dat de berichten door eenieder kunnen zijn opgesteld, dat eiser niet veel over de dreigementen kan verklaren, dat hij niet weet hoe de [groepering 1] aan zijn gegevens zijn gekomen en waarom uitgerekend hij hun aandacht heeft. Daarnaast bevat de tekst van het facebookbericht van 10 juni 2021 enkel de ideologie van de [groepering 1] en is het geen persoonlijke bedreiging aan het adres van betrokkene. De overgelegde landeninformatie over de werkwijze van de [groepering 1] maakt dit niet anders. Tot slot overweegt de rechtbank dat verweerder ook hierbij niet ten onrechte heeft betrokken dat niet valt in te zien dat eiser zou worden gezien als een leider of organisator.
Incident op 17 juni 2021: bedreiging op boerderij
6.7.
Verder heeft verweerder zich op goede gronden op het standpunt gesteld dat eiser
ongerijmde verklaringen heeft afgelegd over de bedreiging op 17 juni 2021 door een man met een wapen op de boerderij van een vriend. Eiser heeft de stelling dat de man voor eiser kwam enkel gebaseerd op vermoedens en niet nader onderbouwd. Uit de video blijkt niet dat de man voor eiser kwam om hem om de gestelde reden te vermoorden.
6.8.
De rechtbank is het met verweerder eens dat de verklaringen van de moeder van eiser, van [A] en van [B] niet bijdragen aan de geloofwaardigheid van eisers asielrelaas. Ten eerste komen de verklaringen niet uit een objectieve bron. Ten tweede heeft verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat niet is gebleken dat [A] of de moeder van eiser directe getuigen zijn geweest bij de incidenten rondom de demonstraties of bij de dreigementen en dat hun verklaringen daarom enkel op de verklaringen van eiser zelf gebaseerd lijken te zijn. Verder worden door zowel [A] als door de moeder van eiser geen specifieke details gegeven over de gestelde incidenten en bedreigingen. Daarnaast komt de verklaring van [B] over dat er bij het incident twee mannen aanwezig waren, niet overeen met de verklaring van eiser dat op het terrein maar één man aanwezig was. Bovendien is de overgelegde verklaring van [B] zeer summier en worden er geen details gegeven over het incident en de desbetreffende mannen.
De huisbezoeken aan de moeder van eiser
6.9.
Verweerder heeft zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat het niet aannemelijk is dat de [groepering 1] op zoek zijn naar eiser en om die reden huisbezoeken brengen aan zijn moeder. Verweerder heeft zich, zoals is overwogen in 6, niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat niet valt in te zien dat eiser zou worden gezien als een leider of organisator. De verklaringen van de moeder van eiser en van de overbuurvrouw zijn geen objectieve bronnen. Bovendien staat in deze verklaringen alleen dat onbekende mannen bij het huis van de moeder van eiser zijn langs geweest en volgt hieruit niet dat dit de [groepering 1] betrof.
De verdwijning van de vrienden van eiser
6.1
Verweerder heeft zich ter zitting niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat de overgelegde artikelen over de verdwijning van zijn vrienden en de landeninformatie het asielrelaas van eiser niet kunnen onderbouwen. Deze artikelen zien op de algemene situatie in het land van herkomst en hebben geen betrekking op de ongeloofwaardig bevonden verklaringen van eiser.
(Toegedichte) politieke opinie
6.11.
De rechtbank is het ten slotte met verweerder eens dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij vanwege zijn politieke opinie een gegronde vrees heeft voor vervolging door de autoriteiten bij terugkeer naar Colombia. Verweerder heeft zich voldoende gemotiveerd op het standpunt gesteld dat niet wordt gevolgd dat er sprake is van een toegedichte politieke opinie vanwege eisers rol bij de demonstraties. Eiser heeft verklaard nooit problemen te hebben ondervonden vanwege zijn politieke overtuiging dan wel politieke activiteiten en dat hij niet gezocht wordt of problemen ondervonden heeft door de autoriteiten. Eiser heeft verder zonder problemen aangifte kunnen doen bij het Openbaar Ministerie en heeft hij Colombia legaal kunnen uitreizen.
Conclusie
7 Het beroep is ongegrond.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van mr.L.N. Kurzawa, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.UN High Commissioner for Refugees (UNHCR), Procedural Standards for Refugee Status Determination Under UNHCR's Mandate, 20 November 2003, Unit 4, page 10, beschikbaar op: