7.3.Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag. Hij heeft het slachtoffer op klaarlichte dag op straat in zijn hals gestoken met een mes, waarbij hij een centraal bloedvat heeft geraakt. De verdachte heeft het slachtoffer hevig bloedend achtergelaten op straat.
Met zijn handelen heeft de verdachte een grove inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Hij heeft ook de samenleving als geheel geschokt. Meerdere personen zijn geconfronteerd met de directe gevolgen van het steekincident. Het handelen van de verdachte zal bij hen gevoelens van angst en onveiligheid hebben veroorzaakt. Ook in algemene zin draagt een dergelijk gewelddadig optreden op straat bij aan de in de maatschappij levende gevoelens van onveiligheid.
Doodslag behoort tot de zwaardere categorieën strafbare feiten die de wet kent. De wetgever heeft voor dit misdrijf als maximumstraf een gevangenisstraf van 15 jaren vastgesteld. Doorgaans wordt voor een enkelvoudige doodslag een gevangenisstraf opgelegd van tussen de 8 en 12 jaren. Zou de door de verdachte toegebrachte verwonding tot de dood van het slachtoffer hebben geleid, en de verdachte dus schuldig zijn aan doodslag, dan zou de ernst van dat feit naar het oordeel van de rechtbank oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van tien jaren hebben gerechtvaardigd, in aanmerking genomen de omstandigheden waaronder dat is gepleegd zoals hiervoor omschreven.
In dit geval is het gebleven bij een poging. Voor poging tot doodslag is het strafmaximum vastgesteld op twee derde van de straf op doodslag. Bij het bepalen van de strafmaat voor een poging tot doodslag dienen verschillende factoren te worden meegewogen, waaronder hoe dicht de voltooiing van het delict was genaderd en welk letsel het slachtoffer eraan heeft overgehouden. In deze zaak neemt de rechtbank in aanmerking dat het door het slachtoffer opgelopen letsel binnen enkele minuten tot de dood had kunnen leiden door verbloeding. Slechts dankzij het adequate handelen van omstanders en hulpverleners heeft het slachtoffer het overleefd. Het slachtoffer zal levenslang afhankelijk zijn van antistollingsmedicijnen en zal naar verwachting blijvend geconfronteerd worden met een groot ontsierend litteken in zijn hals. Ook is hij beperkt in de uitoefening van bepaalde beroepen en sporten.
Het voorgaande afwegende, komt de in deze zaak bewezen verklaarde poging tot doodslag in beginsel in aanmerking voor oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van vijf en een half jaar.
Vervolgens dient te worden nagegaan of de persoon van de verdachte of zijn persoonlijke omstandigheden invloed hebben op de strafoplegging en zo ja, in welke mate.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 20 juli 2022 en constateert dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een dergelijk feit.
De rechtbank heeft verder kennisgenomen van een reclasseringsadvies over de verdachte van 8 augustus 2022. De reclassering schat het recidiverisico in als matig en adviseert bij veroordeling een (deels) voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij reclassering en een ambulante behandelverplichting.
De rechtbank ziet in het voorgaande geen aanleiding om af te wijken de hiervoor genoemde gevangenisstraf. Aanleiding daarvoor ziet zij wel in het letsel dat de verdachte als gevolg van de confrontatie met het slachtoffer heeft opgelopen. Zijn kaak is op twee plaatsen gebroken, het gevoel in zijn kaak heeft hij verloren en zijn kaken passen niet meer op elkaar. Dit heeft enige matigende werking op de strafoplegging, omdat de verdachte in zoverre al is geconfronteerd met de gevolgen van zijn handelen.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren passend en geboden. Gezien het bepaalde in artikel 14a, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht is voor oplegging van een voorwaardelijk strafdeel geen ruimte.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.