ECLI:NL:RBDHA:2022:8666

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 augustus 2022
Publicatiedatum
31 augustus 2022
Zaaknummer
NL22.16117
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewaring en detentiegeschiktheid van een Nigeriaanse asielzoeker in het bestuursrecht

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 25 augustus 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de bewaring van een Nigeriaanse asielzoeker. De eiser, die in de verblijfsbeperkende opvanglocatie te Ter Apel was geplaatst, had beroep ingesteld tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarin hem de maatregel van bewaring was opgelegd op grond van de Vreemdelingenwet 2000. De rechtbank heeft de zaak behandeld op een zitting in Breda, waarbij de eiser via een beeldverbinding aanwezig was, samen met een tolk. De staatssecretaris werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris de maatregel van bewaring had opgelegd omdat er een risico bestond dat de eiser zich aan het toezicht zou onttrekken. De eiser voerde aan dat hij detentieongeschikt was vanwege zijn medische situatie, maar de rechtbank oordeelde dat er geen medische belemmeringen waren voor zijn detentie. De rechtbank heeft ook overwogen dat de eiser eerder in een VBL had verbleven, maar dat dit niet effectief was gebleken voor zijn terugkeer. Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van de eiser ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen.

De uitspraak benadrukt de afweging tussen de belangen van de openbare orde en de persoonlijke omstandigheden van de eiser, waarbij de rechtbank concludeert dat de maatregel van bewaring gerechtvaardigd is.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
Zaaknummer: NL22.16117

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser], eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. P.W. Bakkum),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. J. Raaijmakers).

Procesverloop

Bij besluit van 12 augustus 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser de maatregel van bewaring opgelegd op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
De rechtbank heeft het beroep op 24 augustus 2022 op een zitting behandeld in Breda. Eiser heeft aan de zitting deelgenomen met behulp van een beeldverbinding. Als tolk is verschenen via dezelfde beeldverbinding M. Fayez. Eisers gemachtigde heeft aan de zitting deelgenomen via een afzonderlijke beeldverbinding. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser is geboren op [geboortedatum] 1989 en heeft de Nigeriaanse nationaliteit.
2. Bij besluit van 14 november 2018 heeft verweerder een asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen op de grond dat de autoriteiten van Italië daarvoor verantwoordelijk waren.
3. Bij besluit van 27 mei 2019 heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen de intrekking van zijn verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd in het kader van de verblijfsregeling mensenhandel ongegrond verklaard.
4. Bij besluit van 24 september 2021 heeft verweerder een asielaanvraag van eiser afgewezen. Het daartegen door eiser ingestelde beroep is ongegrond verklaard bij de uitspraak van deze rechtbank van 4 maart 2022. [1]
5. Op 12 augustus 2022 is eiser in de verblijfsbeperkende opvanglocatie (VBL) te Ter Apel staandegehouden, overgebracht naar een plaats voor verhoor en in bewaring gesteld. In het bestreden besluit heeft verweerder overwogen dat de openbare orde de maatregel van bewaring vordert, omdat het risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken en eiser de voorbereiding van het vertrek of de uitzettingsprocedure ontwijkt of belemmert. Verweerder heeft, onder verwijzing naar artikel 5.1b, eerste, derde en vierde lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb), als zware gronden vermeld dat eiser:
3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe heeft gedaan;
3c. eerder een visum, besluit, kennisgeving of aanzegging heeft ontvangen waaruit de plicht Nederland te verlaten blijkt en hij daaraan niet uit eigen beweging binnen de daarin besloten of gestelde termijn gevolg heeft gegeven;
3i. te kennen heeft gegeven dat hij geen gevolg zal geven aan zijn verplichting tot terugkeer;
en als lichte gronden vermeld dat eiser:
4a. zich niet aan een of meer andere voor hem geldende verplichtingen van hoofdstuk 4 van het Vb heeft gehouden;
4b. meerdere aanvragen tot het verlenen van een verblijfsvergunning heeft ingediend die niet tot verlening van een verblijfsvergunning hebben geleid;
4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan.
6. Eiser voert aan dat hij detentieongeschikt is. Daarbij wijst hij op de door hem overgelegde samenvatting uit zijn patiëntendossier van 17 mei 2022. Daaruit blijkt dat hij Quetiapine (een antipsychoticum) en Oxazepam (een kalmeringsmiddel) gebruikt. Verweerder heeft ter zitting de medische problemen van eiser onderkend en meegedeeld dat eiser op 13 augustus 2022 een suïcidepoging heeft gedaan, dat hij in het detentiecentrum te Rotterdam medische hulp krijgt en dat hij daar onder cameratoezicht staat.
7. De rechtbank stelt vast dat uit het bestreden besluit blijkt dat de regievoerder van de Dienst Terugkeer & Vertrek op 20 juli 2022 contact heeft gehad met een psychiater van het FACT-team bij het centrum voor transculturele psychiatrie ‘Veldzicht’ te Balkbrug. Deze psychiater ziet geen medisch beletsel om het terugkeertraject voort te zetten. Deze informatie is recenter dan de door eiser overgelegde samenvatting uit zijn patiëntendossier. Uit de toelichting van verweerder ter zitting leidt de rechtbank voorts af dat het personeel van het detentiecentrum te Rotterdam in staat is om adequaat met de medische situatie van eiser om te gaan. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding voor het oordeel dat eiser detentieongeschikt is.
8. Daarnaast voert eiser aan dat hij zich altijd beschikbaar heeft gehouden voor verweerder, dat hij zich gelet op zijn behoefte aan medische zorg niet aan het toezicht zal onttrekken en dat gelet daarop ten onrechte niet is gekozen voor het lichtere middel van plaatsing in een VBL. Verweerder heeft echter onbetwist overwogen dat eiser eerder met het oog op terugkeer in een VBL heeft verbleven en dat dit niet doeltreffend is gebleken. Ook weegt de rechtbank mee dat de gronden van de maatregel niet zijn betwist en dat eiser gelet op wat hiervoor is overwogen niet detentieongeschikt is. Deze beroepsgrond slaagt daarom ook niet.
9. Het beroep is ongegrond.
10. Voor het toekennen van schadevergoeding zoals bedoeld in artikel 106 van de Vw bestaat geen aanleiding.
11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
 verklaart het beroep ongegrond;
 wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van mr. A.S. Hamans, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
Deze uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.