ECLI:NL:RBDHA:2022:8633

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 augustus 2022
Publicatiedatum
30 augustus 2022
Zaaknummer
NL22.2900
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verblijfsvergunning op basis van mvv-vereiste en belangenafweging onder artikel 8 EVRM

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 16 augustus 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiseres, een Kaapverdische vrouw, en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiseres had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd, met als doel verblijf als gezinslid bij haar referent, haar echtgenoot. De aanvraag werd afgewezen omdat eiseres niet beschikte over een geldige machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) en niet in aanmerking kwam voor vrijstelling van het mvv-vereiste. De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard, waarbij zij de belangenafweging tussen het recht op gezinsleven van eiseres en referent en het Nederlands algemeen belang heeft beoordeeld.

De rechtbank overwoog dat er weliswaar gezinsleven bestaat tussen eiseres en referent, maar dat de belangenafweging in het nadeel van eiseres uitvalt. De rechtbank concludeerde dat er geen objectieve of subjectieve belemmeringen zijn voor eiseres en referent om hun gezinsleven in Kaapverdië uit te oefenen. Eiseres had aangevoerd dat de medische situatie van referent onvoldoende was meegewogen, maar de rechtbank oordeelde dat verweerder alle relevante feiten en omstandigheden had betrokken in zijn besluitvorming. De rechtbank stelde vast dat de zorg die eiseres voor referent zegt te moeten bieden niet exclusief door haar kan worden vervuld en dat er alternatieven zijn voor de noodzakelijke zorg.

De rechtbank concludeerde dat eiseres niet voldoet aan de voorwaarden voor vrijstelling van het mvv-vereiste, ook niet vanwege de coronamaatregelen, en dat haar beroep ongegrond is. De uitspraak is gedaan door mr. A.P. Hameete, in aanwezigheid van mr. A.A. Faulborn, griffier.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.2900

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiseres], eiseres

v-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. H.C. van Asperen),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. A.T.M. Vroom-van Berckel).

Procesverloop

Bij besluit van 8 april 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder de door [naam 1] (referent) ten behoeve van eiseres ingediende aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd met als verblijfsdoel 'verblijf als familie- of gezinslid bij [naam 1]' afgewezen.
Bij besluit van 28 januari 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 10 augustus 2022 op zitting behandeld. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Als tolk is verschenen [naam 2]. Verder is verschenen referent. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1.1.
Eiseres is geboren op [geboortedatum eiseres] en heeft de Kaapverdische nationaliteit. Eiseres beoogt verblijft bij referent, met wie zij op 9 januari 2016 is gehuwd in Kaapverdië.
1.2.
Eiseres is op 16 oktober 2016 op een visum voor kort verblijf naar Nederland gekomen vanwege de medische situatie van referent. Dit visum was geldig van 8 oktober 2016 tot 20 januari 2017. Eiseres heeft Nederland niet verlaten voor het verstrijken van de geldigheidsdatum van het visum en verblijft sindsdien samen met referent in Nederland.
1.3.
Eiseres heeft op 24 december 2020 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd met als doel 'verblijf als familie- of gezinslid bij [naam 1]' ingediend. Deze aanvraag ligt ten grondslag aan het bestreden besluit.
2. Het bestreden besluit, waarbij het primaire besluit is gehandhaafd houdt voor zover van belang voor deze uitspraak het volgende in. De aanvraag is afgewezen, omdat eiseres niet beschikt over een geldige machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) en niet in aanmerking komt voor vrijstelling van het mvv-vereiste. In het kader van de beoordeling op grond van artikel 8 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en fundamentele vrijheden (EVRM) heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat tussen eiseres en referent weliswaar beschermenswaardig gezinsleven bestaat, maar dat de belangenafweging tussen het belang van eiseres en referent bij uitoefening van hun recht op gezinsleven en het Nederlands algemeen belang bij het niet toestaan van verblijf aan eiseres in Nederland in het nadeel van eiseres en referent uitvalt. Niet is gebleken van omstandigheden die voor eiseres en referent het leven in Kaapverdië onmogelijk maken dan wel bemoeilijken. Volgens verweerder is er geen aanleiding om aan eiseres vrijstelling van het mvv-vereiste te verlenen op grond van artikel 3.71, tweede lid, aanhef en onder l, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb). Evenmin bestaat volgens verweerder aanleiding om eiseres met toepassing van de hardheidsclausule als bedoeld in artikel 3.71, derde lid, vrij te stellen van het mvv-vereiste.
3. Eiseres betoogt dat zij ten onrechte niet is vrijgesteld van het mvv-vereiste. Daartoe voert eiseres aan dat verweerder de medische gesteldheid van referent onvoldoende heeft betrokken in de belangenafweging in het kader van artikel 8 van het EVRM. Eiseres voert aan dat ten onrechte in haar nadeel is meegewogen dat zij in Nederland familieleven is gaan uitoefenen met referent zonder dat zij hier mocht verblijven. Eiseres heeft niet kunnen terugkeren, omdat zij exclusief verantwoordelijk was en reeds is voor de noodzakelijke 24-uurs zorg van referent. Eiseres verwijst in dit kader naar het arrest Chavez-Vilchez van de Europese Unie (Hof) van 10 mei 2017, ECLI:EU:C:2017:354 en stelt zich daarbij op het standpunt dat referent door de tegenwerping van het mvv-vereiste onder de gegeven medische omstandigheden wordt gedwongen om naar Kaapverdië te gaan, waarmee hem het effectieve genot van de aan hem als Unieburger ontleende rechten worden ontzegd. Daarnaast stelt verweerder zich ten onrechte op het standpunt dat niet is gebleken van objectieve dan wel subjectieve beperkingen om het gezinsleven uit te oefenen in Kaapverdië. Uit de medische verklaringen volgt dat referent kampt met ernstige medische beperkingen, dat in Kaapverdië geen adequate behandelmogelijkheden beschikbaar zijn en dat het voor hem om die reden niet mogelijk is om daar te verblijven.
Mede hierom stelt eiseres zich op het standpunt dat verweerder ten onrechte geen toepassing heeft gegeven aan de hardheidsclausule als bedoel in artikel 3.71, derde lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb). Voorts voert eiseres aan dat zij vanwege de coronacrisis had moeten worden vrijgesteld van het mvv-vereiste. Zij voldoet immers aan de drie daarvoor gestelde voorwaarden, zoals opgesomd op de webpagina van de IND in het stuk 'Coronavirus (COVID-19): gevolgen voor aanvraag of verblijf''.
4.1.
Niet in geschil is dat tussen eiseres en referent gezinsleven bestaat als bedoeld in artikel 8 van het EVRM. Ter discussie staat of het tegenwerpen van het mvv-vereiste een ongerechtvaardigde inmenging in het recht van eiseres en referent op respect voor hun gezinsleven zou opleveren.
4.2.
Uit de jurisprudentie van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) en Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) volgt dat bij de belangenafweging in het kader van het door artikel 8 van het EVRM beschermde recht op respect voor het privéleven en het familie- en gezinsleven een 'fair balance' moet worden gevonden tussen het belang van de betrokken vreemdeling en diens familie enerzijds en het Nederlands algemeen belang dat is gediend met het voeren van een restrictief toelatingsbeleid anderzijds. Daarbij moeten alle voor die belangenafweging van betekenis zijnde feiten en omstandigheden kenbaar worden betrokken (zie onder meer de Afdelingsuitspraak van 5 oktober 2015, ECLI:NL:RVS:2015:3200). Bij deze belangenafweging is de vraag relevant of sprake is van een objectieve belemmering om het gezinsleven uit te oefenen in het land van herkomst. Uit jurisprudentie van het EHRM (onder andere het arrest van 3 oktober 2014, Jeunesse t. Nederland (ECLI:CE:ECHR:2014:1003JUD001273810) en het arrest van 8 november 2016, El Ghatet t. Zwitserland (ECLI:CE:ECHR:2016:1108JUD005697110)) volgt voorts dat niet alleen van belang is of objectieve belemmeringen aan vestiging in het land van herkomst in de weg staan, maar ook of vestiging in dat land een "certain degree of hardship" oftewel een subjectieve belemmering met zich brengt.
Uit jurisprudentie van de Afdeling, onder meer de uitspraak van 25 maart 2015, ECLI:NL:RVS:2015:1044, volgt dat de rechter moet beoordelen of de staatssecretaris alle relevante feiten en omstandigheden in zijn belangenafweging heeft betrokken en, indien dit het geval is, of de staatssecretaris zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat die afweging heeft geresulteerd in een ‘fair balance’. Deze maatstaf impliceert dat de toetsing door de rechter enigszins terughoudend moet zijn.
4.3.
De rechtbank stelt vast dat verweerder alle feiten en omstandigheden kenbaar heeft meegewogen en deugdelijk heeft gemotiveerd dat de belangenafweging in het nadeel van eiseres uitvalt. Verweerder heeft in het voordeel van eiseres meegewogen dat referent de Nederlandse nationaliteit heeft. In het nadeel van eiseres is meegewogen dat eiseres niet voor het verstrijken van de geldigheidsdatum van het visum Nederland heeft verlaten, dat eiseres gedurende drie jaar geen aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning heeft ingediend. Ook met haar verklaring ter zitting dat – zo begrijpt de rechtbank – de gemeente haar niet had voorzien van juiste instructies en dat gemeente haar van het kastje naar de muur bleef sturen heeft eiseres niet duidelijk gemaakt waarom het zo lang heeft geduurd om een aanvraag in te dienen bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst.
4.4.
In het nadeel van eiseres is verder meegewogen dat de noodzakelijke zorg die zij haar man zegt te moeten bieden alleen bestaat in het feit dat zij bij hem moet blijven om direct hulp te kunnen waarschuwen als hij acuut hartklachten krijgt. De situatie van referent wijkt echter niet af van veel andere mensen, die ook een verhoogd risico lopen op acute gezondheidsklachten en die zich ook moeten zien te redden met bijvoorbeeld persoonsalarmering en/of kennissen in de buurt. Ondanks dat de rechtbank eiseres begrijpt dat de familieleden van referent ook hun eigen leven hebben en zij niet constant op referent kunnen letten, is niet gebleken dat voornoemde mogelijkheden voor eiser niet bestaan. Bovendien blijkt uit de stukken en uit eiseres haar verklaring ter zitting de bereidheid van de buren om een oogje in het zeil te houden en eventueel hulp te bieden. Ter zitting heeft eiseres ook niet duidelijk gemaakt hoe zij de noodzakelijke zorg voor haar man wil combineren met het voornemen om te gaan werken als interieurverzorgster en/of een opleiding tot verpleegkundige te gaan volgen.
4.5.
Er is ook niet gebleken, zoals verweerder niet ten onrechte stelt, van objectieve dan wel subjectieve belemmeringen om het gezinsleven (tijdelijk) uit te oefenen in Kaapverdië. In de brief van huisarts [naam 3] van 2 juni 2021 staat dat referent hartproblemen heeft, dat dit een levensbedreigende situatie is, waarbij direct ingrijpen noodzakelijk is en dat de kans bestaat dat dit probleem zich nogmaals voordoet. Ook volgt uit de brief van de huisarts dat eiser in Nederland onder specialistische cardiologische behandeling staat en dat de zorg van dezelfde kwaliteit niet voorhanden is in Kaapverdië. Verweerder werpt niet ten onrechte tegen dat niet is gebleken dat medische zorg in Kaapverdië helemaal niet voorhanden is. Te meer nu referent daar zijn eerste hartinfarct heeft overleefd met behulp van de medische voorzieningen in Kaapverdië. Indien eiser specifieke medische behandeling behoeft vanwege hartfalen, kan hij daarvoor worden behandeld in Portugal, net als alle andere Kaapverdianen.
4.5.
De beroepsgrond slaagt niet.
5.1.
Op grond van artikel 3.71, derde lid, van het Vb kan Onze Minister het eerste lid buiten toepassing laten, voor zover toepassing daarvan naar zijn oordeel zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.
5.2.
Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling, waaronder de uitspraak van 29 maart 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1001, biedt de hardheidsclausule van artikel 3.71, derde lid, van het Vb verweerder de mogelijkheid vreemdelingen vrij te stellen in zeer uitzonderlijke individuele gevallen. In een procedure die gaat over gezinshereniging is van een dergelijk uitzonderlijk individueel geval sprake, zo leidt de rechtbank uit deze Afdelingsuitspraak af, indien er zich bijzondere, persoonlijke feiten en omstandigheden voordoen waardoor het voor de vreemdeling erg bezwarend is om in het land van herkomst een mvv aan te vragen én de vreemdeling aan alle materiële vereisten voor gezinshereniging voldoet.
5.3.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiseres niet aannemelijk gemaakt dat sprake is van bijzondere, persoonlijke feiten en omstandigheden als hiervoor bedoeld. Zoals hiervoor onder 4.3. is overwogen, is de enige zorg die referent kennelijk nodig heeft de mogelijkheid snel hulp te alarmeren als hem weer acuut hartfalen treft. Daarvoor is hij niet exclusief afhankelijk van eiseres. De beroepsgrond slaagt niet.
6.1.
Eiseres voldoet verder niet aan de voorwaarden om te worden vrijgesteld van het mvv-vereiste vanwege de uitbraak van het coronavirus, zoals verweerder terecht heeft overwogen. Eiseres is voor 23 januari 2021 Nederland is ingereisd, maar de termijn van haar visum is niet verlopen omdat zij vanwege corona-reisbeperkingen niet kon vertrekken. Pas ruim drie jaar na het verlopen van de geldigheid van haar visum heeft eiseres een aanvraag ingediend. Ten tijde van haar aanvraag waren er weliswaar reisbeperkingen naar Kaapverdië opgelegd, echter deden deze reisbeperkingen zich nog niet voor op het moment haar visum in januari 2017 was verlopen. Daarnaast voldoet eiseres niet aan de derde gestelde voorwaarde, namelijk dat zij voldoet aan alle voorwaarden voor de verblijfsvergunning. Eiseres is niet in het bezit van een diploma voor het inburgeringsexamen. Daarnaast is niet aangetoond dat referent voldoet aan het middelenvereiste of dat hij daarvan is vrijgesteld. De beroepsgrond slaagt niet.
7. Nu geen van de beroepsgronden slaagt, is het beroep ongegrond.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.P. Hameete, rechter, in aanwezigheid van mr. A.A. Faulborn, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.