ECLI:NL:RBDHA:2022:8632

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 augustus 2022
Publicatiedatum
30 augustus 2022
Zaaknummer
NL22.12102
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag Tunesische eiser door de Rechtbank Den Haag

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 10 augustus 2022 uitspraak gedaan in het beroep van een Tunesische eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser, die op 9 februari 2022 asiel heeft aangevraagd, kreeg te horen dat zijn aanvraag kennelijk ongegrond was verklaard. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 27 juli 2022, waarbij de eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde, mr. L.E.J. Vleesenbeek, en de verweerder werd vertegenwoordigd door mr. L.J.L. Leijtens.

De rechtbank oordeelde dat de eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij behoort tot de categorie journalisten of politieke opponenten die bescherming nodig hebben. De rechtbank wees erop dat de eiser aanvankelijk geen asiel wilde aanvragen, maar bemiddeling zocht voor zijn problemen met zijn vrouw. Dit, samen met inconsistenties in zijn verklaringen over zijn werk en de documentaire die hij zou hebben gemaakt, leidde de rechtbank tot de conclusie dat de eiser niet geloofwaardig was.

De rechtbank heeft ook de beroepsgronden van de eiser met betrekking tot de onthouding van een reguliere verblijfsvergunning en het inreisverbod verworpen. De rechtbank concludeerde dat er geen reden was om het inreisverbod te verkorten of op te heffen, en dat de afwijzing van de asielaanvraag terecht was. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 10 augustus 2022, en het beroep werd ongegrond verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.12102
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser] , eiser,

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. L.E.J. Vleesenbeek),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
(gemachtigde: mr. L.J.L. Leijtens).

Procesverloop

Bij besluit van 21 juni 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel afgewezen.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep, tezamen met de zaak NL22.12103, op 27 juli 2022 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Vooraf
1.1.
Eiser heeft de Tunesische nationaliteit en is geboren op [geboortedatum eiser] . Hij heeft zijn asielaanvraag in Nederland op 9 februari 2022 ingediend.
1.2.
In het bestreden besluit is eisers aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond als bedoeld in artikel 31, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw), in samenhang bezien met artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder b van de Vw. Tevens is bepaald dat eiser niet in aanmerking komt voor een afgeleide verblijfsvergunning asiel op grond van artikel 29, tweede lid, sub a, b en c, van de Vw. Er wordt verder geen reguliere verblijfsvergunning voor bepaalde tijd verleend op grond van artikel 14, eerste lid, aanhef en sub e, van de Vw. Eiser krijgt geen uitstel van vertrek op grond van artikel 64 van de Vw. Eiser wordt een vertrektermijn onthouden en hij dient Nederland onmiddellijk te verlaten. Eiser wordt een inreisverbod opgelegd voor de duur van twee jaar, gerekend vanaf de datum dat hij Nederland daadwerkelijk heeft verlaten.
Verblijfsvergunning asiel
2. Eiser heeft aanvankelijk als volgt verklaard:
Eiser heeft altijd in Tunis gewoond. Op 2 oktober 2020 is hij gehuwd met een (Nederlandse) vrouw. Aanvankelijk kocht hij geregeld tickets, waarmee zijn vrouw hem in Tunis kon bezoeken. Toen zijn geld begon op te raken heeft hij, mede op aandringen van zijn vrouw, zijn bezittingen in Tunis verkocht en besloten dat zijn toekomst bij haar in Nederland lag.
Op 1 april 2018 is hij in dienst gekomen bij On Air Prod, op 31 januari 2022 heeft hij daar ontslag genomen en op 5 februari 2022 is hij Nederland ingereisd. Eenmaal in Nederland weigerde zijn vrouw hem in huis te nemen en belandde hij op straat en vervolgens in het AZC Ter Apel, waar hij asiel heeft aangevraagd.
Bij het vorderen van de gehoren heeft eiser vervolgens als volgt verklaard:
Hij kan niet naar Tunesië terugkeren omdat hij als programmamaker/journalist heimelijk opnamen heeft gemaakt van bijeenkomsten van de islamitische partij Al Nahda, die nu deel uitmaakt van de regering. Hij heeft hierdoor problemen ondervonden (hij is mishandeld en bedreigd en er is ingebroken in zijn huis). Bij terugkeer loopt hij gevaar en zal hem tenminste het werken als journalist onmogelijk worden gemaakt en kan hij door de leden van Al Nahda worden gedood.
2.1.
Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
  • de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser;
  • het maken van de documentaire over Al Nahda en de daaruit voortvloeiende problemen.
3. Eiser voert als beroepsgrond aan dat verweerder zijn asielrelaas ten onrechte ongeloofwaardig vindt. Deze beroepsgrond faalt.
3.1.
Niet in discussie is eisers identiteit en nationaliteit alsmede dat Tunesië een veilig land is in de zin van artikel 30b, eerste lid, sub b van de Vw. De vraag die voorligt is of eiser aannemelijk heeft gemaakt dat hij behoort tot de categorie journalisten/activisten/politiek opponenten die kritiek hebben geuit op de president en/of zijn regering en om die reden verhoogde aandacht behoeven en/of hij vanwege zijn individuele situatie anderszins internationale bescherming nodig heeft.
3.2.
Verweerder voert aan dat eisers relaas in de eerste plaats gelezen moet worden in een bepaalde context, namelijk vanuit het feit dat hij aanvankelijk heeft verklaard helemaal geen asiel te willen, maar bemiddeling van de IND bij het vinden van een oplossing voor de problemen met zijn vrouw, bij voorkeur (onder meer) door hem een verblijfsvergunning regulier te verlenen. Hij was naar zijn zeggen ook al vergevorderd met een mvv-aanvraag voor verblijf bij partner, aan alle voorwaarden daarvoor was voldaan, maar zijn vrouw vond het beter dat hij toch eerst een keer op een tijdelijk visum naar Nederland zou komen, om te zien hoe het daar met hen beiden zou gaan. Dat heeft eiser naar zijn zeggen ook gedaan en hij was bij aankomst in Nederland ook in het bezit van een retourticket. Het voorgaande duidt erop dat hij zijn verdere problemen kennelijk niet zo urgent vond dat daarvoor internationale bescherming nodig was. Daarop wijst ook het feit dat hij, na de gestelde mishandeling/bedreiging door Al Nahda-aanhangers in november 2018, nog tot en met januari 2022 in Tunis en bij On Air Prod in dienst is gebleven.
3.3.
Verweerder wijst er verder op dat eiser wisselend verklaart over wanneer hij met het maken van de documentaire is begonnen; in 2016, kort na zijn ontmoeting met [naam] , in 2018, nadat hij bij On Air Prod was begonnen, en in 2019. Die onderlinge verschillen in tijd vindt verweerder terecht te groot. Eiser verklaart volgens verweerder ook wisselend over de vraag wat er met het (beeld)materiaal is gebeurd dat hij had verzameld. Bepaalde fragmenten zouden zich bij een vriend bevinden, al het materiaal zou bij de inval in 2018 zijn vernietigd, zijn vriend zou alles dat hij maakte geregeld hebben doorgezonden naar On Air Prod, waar zich in een archief nog een back-up moet bevinden, die inmiddels naar hem zou zijn opgestuurd en ook zou eiser zelf de documentaire naar On Air Prod hebben gestuurd. Gezien het materiaal dat nog (digitaal) beschikbaar zou moeten zijn volgens (een deel van) die verklaringen, bevreemdt het verweerder terecht dat eiser ondanks toezeggingen tot nu toe niets heeft overgelegd waaruit het bestaan ervan blijkt.
3.4.
Eiser gaat ervan uit dat het overlijden van zijn moeder in verband staat met de documentaire. Indien wordt uitgegaan van haar dood – in kopie is kort voor de zitting nog een overlijdensakte overgelegd – dan heeft eiser volgens verweerder daarmee niet aangetoond onder welke omstandigheden precies zijn moeder is overleden en evenmin dat dit, vanwege de documentaire, het werk is van Al Nahda-aanhangers.
3.5.
Eiser heeft als bewijs voor zijn stellingen verwezen naar een YouTube-link, maar het beeldmateriaal daarachter is niet meer beschikbaar. Eiser heeft foto’s ingeleverd, waarop personen werkzaam zijn met opnameapparatuur, maar of hij daarop is afgebeeld is onduidelijk en in welk verband en met welk doel men op die foto’s aan het werk is blijkt
niet. Eiser heeft e-mails ingeleverd die afkomstig zouden zijn van een zus, waarin zij bevestigend antwoordt op vragen van eisers gemachtigde. Aangenomen dat het inderdaad eisers zus is die via dat emailadres communiceert, blijkt niet vanuit welke wetenschap of bronnen zij de vragen van de gemachtigde bevestigend beantwoordt (overigens deels heel kort met “yes its true” of “yes but I have no proof”).
3.6.
Eiser heeft ook verwezen naar een brief van, naar zijn zeggen, zijn vroegere werkgever, waarin wordt gesproken over problemen vanwege het maken van een documentaire. De naam van die werkgever is echter Live Production, terwijl eiser zegt te hebben gewerkt voor On Air Prod. De documentaire had volgens de opsteller van de brief de titel “The great Tunesian prison”. Dat komt weer niet overeen met de opeenvolgende titels die eiser hiervoor heeft genoemd (‘Tahta Al Satoor’ (de lijnen) en later zou dat zijn veranderd in ‘Al Hakaaik’ (de waarheden)). Het had ook voor de hand gelegen, als ‘The great Tunisian prison’ de uiteindelijke titel van de documentaire is geworden, dat eiser ook die titel in zijn relaas had genoemd, temeer omdat volgens zijn zus en Live Production de/een documentaire juist onder die titel is uitgezonden en heeft geleid tot ontslag van de betrokken makers, waaronder eiser. Daarbij stelt verweerder terecht dat eiser ook wisselend heeft verklaard over de documentaire. Eiser heeft verklaard dat de documentaire nooit is gepubliceerd en hij deze niet heeft afgemaakt, terwijl in de verklaring van Live Production staat dat de documentaire op een buitenlandse zender is uitgezonden.
3.7.
Wat de naam van het bedrijf betreft heeft eisers zus in een e-mail verklaard dat het bedrijf On Air Prod onder druk is komen te staan en daarom onder een andere naam is voortgezet. Eiser zelf zegt dat dit is gebeurd na zijn vertrek uit Tunesië en dat hij daarvan niet wist. Zijn zus verklaart echter ook in een eerdere email dat eiser eerst gewerkt heeft bij On Air Prod, en daar de film “Tahta the Satoor” heeft gemaakt, die uiteindelijk niet is
uitgezonden. Daarna zou hij gewerkt hebben bij Live Production, waar hij de documentaire “The great prison” heeft gemaakt, die vervolgens is uitgezonden en tot zijn ontslag heeft geleid. Dat is tegenstrijdig met wat eiser heeft gezegd, onder meer dat hij vanaf 1 april 2018 tot eind januari 2022 in dienst is geweest bij On Air Prod.
3.8.
Reeds om de hiervoor genoemde redenen heeft verweerder niet ten onrechte eisers asielrelaas ongeloofwaardig bevonden en geconcludeerd dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij behoort tot een van de hiervoor onder 3.1. genoemde uitzonderingscategorieën.
3.9.
Gelet op het voorgaande was verweerder dan ook bevoegd de asielaanvraag van eiser kennelijk ongegrond te verklaren op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vw.
Verblijfsvergunning regulier
4. Eiser voert als beroepsgrond aan dat hem ten onrechte een reguliere vergunning voor bepaalde tijd ex artikel 14, eerste lid, aanhef en onder e, van de Vw is onthouden, in samenhang bezien met artikel 3.6a, eerste lid of artikel 3.6ba, eerste lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb). Eiser heeft aangevoerd dat hij zijn bezittingen in Tunesië heeft verkocht, daar niets meer heeft en dat een verblijfsvergunning humanitair in zijn geval passend zou zijn. Deze beroepsgrond faalt.
4.1.
Verweerder heeft in het bestreden besluit aangegeven dat de gestelde verkoop eisers keuze is geweest en, mede verwijzend naar paragraaf B8.1 van de Vreemdelingencirculaire 2000, aangegeven dat dit geen reden is om de gewenste vergunning te verlenen. Daar sluit de rechtbank zich bij aan.
Uitstel van vertrek op grond van artikel 64 van de Vw
5. Eiser voert aan dat ten onrechte geen toepassing heeft plaatsgevonden van artikel 64 van de Vw. Eiser heeft bewijzen aangeleverd met betrekking tot zijn psychische klachten en medicatie en daarnaar had onderzoek gedaan moeten worden. Deze beroepsgrond faalt.
5.1.
Tijdens het aanvullend gehoor heeft eiser verpakkingen laten zien van oxazepam- en escitalopramtabletten. Verder bevindt zich in het dossier een Franstalige verklaring van een Tunesische psychiater/psychotherapeut van 13 januari 2022 die bij eiser een zware depressie heeft vastgesteld, welke verklaring kennelijk is afgegeven om op de een of andere wijze in rechte als bewijs te dienen. Welke behandeling eiser daar onderging en eventueel met welke medicatie, vermeldt de verklaring niet. Dat hij na zijn inreis in Nederland onder behandeling is (geweest) van een erkend arts, psycholoog of psychotherapeut heeft hij niet aangetoond. Verweerder heeft dan ook terecht besloten daarnaar geen nader onderzoek te doen.
Vertrektermijn en inreisverbod
6. Eiser voert tot slot als beroepsgrond aan dat hem ten onrechte een vertrektermijn wordt onthouden en een inreisverbod is opgelegd. Nu de echtscheidingsprocedure loopt is de aanwezigheid van eiser in Nederland ook noodzakelijk. Daarbij komt nog dat eiser
diverse malen in Nederland is geweest en telkens is teruggekeerd. Het opleggen van een inreisverbod is dan ook onredelijk en met de belangen van eiser is geen rekening gehouden, aldus eiser. Deze beroepsgrond faalt.
6.1.
Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat in het voorgaande geen reden is gelegen om het inreisverbod te verkorten of achterwege te laten. Dat inmiddels een echtscheidingsprocedure loopt is niet gebleken en ter zitting heeft eiser verklaard dat ook nog onzeker is of die zal worden gestart. Verweerder heeft ook aangegeven dat, mocht eisers aanwezigheid vanwege die echtscheiding in Nederland noodzakelijk zijn, hij om opheffing van het inreisverbod kan verzoeken.
Conclusie
7. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.P. Hameete, rechter, in aanwezigheid van mr. M.M. Mercelina, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
10 augustus 2022

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.