ECLI:NL:RBDHA:2022:8605

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 augustus 2022
Publicatiedatum
29 augustus 2022
Zaaknummer
SGR 21/5182
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van WIA-uitkering en beoordeling van arbeidsongeschiktheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 25 augustus 2022 uitspraak gedaan in het geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door mr. W.N. van der Voet, en verweerder, de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV), vertegenwoordigd door F.J. Latenstein. Eiseres had een WIA-uitkering die per 29 september 2020 door het UWV werd beëindigd, omdat zij per 28 juli 2020 minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. Eiseres was het niet eens met deze beslissing en heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit van het UWV, waarin het bezwaar ongegrond werd verklaard.

De rechtbank heeft de medische situatie van eiseres beoordeeld aan de hand van rapporten van verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen. Eiseres had eerder een WIA-uitkering met een arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%, maar na herbeoordeling door het UWV werd vastgesteld dat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Eiseres voerde aan dat haar medische situatie was verslechterd en dat de rapporten van het UWV niet aan de zorgvuldigheids- en motiveringsbeginselen voldeden. De rechtbank oordeelde echter dat het UWV terecht had besloten dat eiseres op de relevante datum minder dan 35% arbeidsongeschikt was en dat de rapporten zorgvuldig waren opgesteld.

De rechtbank concludeerde dat eiseres geen recht had op een WIA-uitkering en verklaarde het beroep ongegrond. Eiseres kreeg geen gelijk en de proceskosten werden niet vergoed. De uitspraak werd openbaar gemaakt op rechtspraak.nl en eiseres werd geïnformeerd over de mogelijkheid om in beroep te gaan bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Inloopteam Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 21/5182

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. W.N. van der Voet),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (het UWV), verweerder
(gemachtigde: F.J. Latenstein).

Procesverloop

Met het besluit van 28 juli 2020 (het primaire besluit) heeft het UWV de uitkering van eiseres op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) beëindigd per 29 september 2020, omdat zij per 28 juli 2020 minder dan 35% arbeidsongeschikt is.
Met het besluit van 25 juni 2021 (het bestreden besluit) heeft het UWV het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het UWV heeft een verweerschrift ingediend.
Met (stilzwijgende) toestemming van partijen is een zitting achterwege gebleven. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten.

Wat er aan deze procedure voorafging

1. Eiseres werkte als klantcontact medewerker via een uitzendbureau. Zij heeft zich op 19 april 2017 ziekgemeld voor dit werk.
2. Eiseres had een WIA-uitkering naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%. Het UWV heeft op verzoek van de ex-werkgever een herbeoordeling gedaan van de arbeidsongeschiktheid van eiseres.
3. Een verzekeringsarts van het UWV heeft eiseres onderzocht en beoordeeld wat de arbeidsbeperkingen van eiseres zijn. Deze beperkingen heeft de verzekeringsarts opgenomen in een functionele mogelijkhedenlijst (FML). Vervolgens heeft een arbeidsdeskundige van het UWV vastgesteld dat er vijf functies zijn die eiseres, met haar beperkingen, nog zou kunnen uitvoeren. De arbeidsdeskundige heeft drie functies gebruikt voor het berekenen van de mate van arbeidsongeschiktheid. Met de middelste van deze drie functies kan eiseres 66,11% kan verdienen van het loon dat zij verdiende voordat zij zich ziekmeldde. De mate van arbeidsongeschiktheid is gelet hierop bepaald op 33,89%. Omdat dit betekent dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is, heeft eiseres volgens het UWV geen recht meer op een WIA-uitkering.
4. Eiseres heeft bezwaar gemaakt. Een verzekeringsarts bezwaar en beroep en een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep hebben opnieuw naar de zaak van eiseres gekeken. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep zijn de beperkingen juist vastgesteld. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep kon zich ook vinden in de beoordeling van de arbeidsdeskundige. Hierop heeft het UWV het bestreden besluit genomen.

Wat eiseres vindt

5. Eiseres is het niet met het UWV eens. Ze verzoekt om dat wat in bezwaar is aangevoerd als herhaald en ingelast te beschouwen. Volgens eiseres is haar medische situatie slechter en heeft zij meer beperkingen dan het UWV heeft aangenomen. Ook begrijpt eiseres niet hoe ze eerst 100% arbeidsongeschikt werd geacht, en nu minder dan 35%, terwijl haar psychische beperkingen zijn verergerd. Eiseres heeft ter ondersteuning van haar standpunt een schrijven van 21 juli 2021 van haar behandelend psycholoog overgelegd. Volgens eiseres is het bestreden besluit in strijd met het zorgvuldigheids- en het motiveringsbeginsel.

Waarover het gaat in deze zaak

6. De vraag is of het UWV terecht de WIA-uitkering van eiseres heeft beëindigd per 29 september 2020, omdat eiseres per 28 juli 2020 minder dan 35% arbeidsongeschikt is. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiseres daartegen in heeft gebracht. Belangrijk punt is dat het gaat om de medische toestand van eiseres op 28 juli 2020 en de vraag welke beperkingen daaruit volgen.

Wat de rechtbank vindt

7
.De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft beslist dat eiseres op 28 juli 2020 minder dan 35% arbeidsongeschikt is en dus geen recht heeft op een WIA-uitkering. De rechtbank zal dat uitleggen.
8
.Met betrekking tot het verzoek van eiseres om alles wat in bezwaar is aangevoerd als herhaald en ingelast te beschouwen, oordeelt de rechtbank dat een dergelijk verzoek, zonder daarbij aan te geven in hoeverre de reactie van het UWV daarop tekortschiet, onvoldoende is om te spreken van een beroepsgrond waarover de rechtbank zich moet uitlaten. De rechtbank spreekt zich dan ook alleen uit over de door eiseres in beroep aangevoerde tekortkomingen van het bestreden besluit.
9. Het UWV mag besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid baseren op rapporten van verzekeringsartsen. Deze rapporten moeten dan wel aan een aantal voorwaarden voldoen: zij moeten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, ze mogen geen tegenstrijdigheden bevatten en de rapporten moeten begrijpelijk zijn. Het is aan eiseres om aannemelijk te maken dat de rapporten die over haar zijn opgesteld niet aan deze voorwaarden voldoen.
De voorwaarden waaraan de rapporten moeten voldoen
10. De verzekeringsarts heeft het dossier en de daarin aanwezige medische informatie over eiseres bestudeerd. Zij heeft eiseres telefonisch gesproken. Zij heeft beschreven dat de belastbaarheid van eiseres ongewijzigd is sinds de beoordeling per het einde van de wachttijd, in 2019.
11. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft het standpunt van de verzekeringsarts in zijn rapport van 17 juni 2021 heroverwogen. Hij heeft het dossier en informatie van de behandelaars bestudeerd. Ook heeft hij eiseres middels videobellen gesproken op de hoorzitting. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft gemotiveerd geen aanleiding te zien om anders te denken over de belastbaarheid dan de verzekeringsarts.
12. De verzekeringsartsen hebben alle klachten van eiseres en de informatie van de behandelaars betrokken in hun beoordeling. Gelet op deze onderzoeksactiviteiten is de rechtbank van oordeel dat de medische rapporten zorgvuldig tot stand zijn gekomen. De verzekeringsartsen hebben bovendien eenduidig, inzichtelijk en zonder tegenstrijdigheden uitgelegd hoe hun beoordeling tot stand is gekomen. Dat betekent dat de rapporten aan de drie voorwaarden voldoen.
De medische beoordeling
13. De verzekeringsarts heeft aangenomen dat eiseres verminderd belastbaar is ten gevolge van psychische klachten. Ze stelt dat de belastbaarheid gelijk is aan de situatie per het einde van de wachttijd, in 2019. In de FML heeft de verzekeringsarts beperkingen opgenomen voor persoonlijk en sociaal functioneren, en werktijden.
14
.De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in het rapport van 17 juni 2021 uiteengezet waarom de conclusie van de verzekeringsarts over de belastbaarheid van eiseres in stand kan blijven. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep is er geen verlies van psychische zelfredzaamheid. Daarmee is er op medische gronden geen reden om aan te nemen dat eiseres geen benutbare mogelijkheden heeft. Verder valt de door eiseres gestelde achteruitgang niet te objectiveren: de klachten zijn ongewijzigd en het blijkt ook niet uit de informatie van de behandelaar. Hij stelt dat de aangenomen beperkingen recht doen aan de objectief vaststelbare problematiek. Er is geen reden voor verdergaande beperkingen.
15. Eiseres voert aan dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep ten onrechte geen beperkingen heeft aangenomen voor samenwerken met anderen en vervoer. Ook vindt eiseres dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep onvoldoende heeft gemotiveerd waarom geen zwaardere urenbeperking aan de orde is.
16
.De rechtbank vindt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende heeft uitgelegd waarom niet meer of andere beperkingen zijn aangenomen. Als iemand het niet eens is met een oordeel van een verzekeringsarts, dan moet hij of zij dat onderbouwen met (andere) medische stukken. Eiseres heeft dit niet gedaan. Eiseres heeft wel een brief van haar behandelend psycholoog overgelegd waarin staat dat haar klachten op het moment worden verergerd door Covid-19, maar deze brief dateert van ruim na datum in geding en ook de informatie die daarin staat betreft de situatie van eiseres ruim na datum in geding.
De rechtbank is zich ervan bewust dat eiseres klachten ervaart, maar in de verzekeringsgeneeskundige beoordeling kan niet uitsluitend worden afgegaan op hoe eiseres haar klachten zelf ervaart. In de systematiek van de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling zijn niet de ervaren klachten of de diagnose doorslaggevend, maar de mate waarin beperkingen ten aanzien van het verrichten van arbeid als gevolg van die klachten objectief medisch kunnen worden onderbouwd. Zonder afbreuk te willen doen aan de door eiseres ervaren impact van haar klachten op het dagelijks leven, ontbreekt een medisch objectieve onderbouwing van de klachten die eiseres ervaart op 28 juli 2020.
17. Eiseres heeft de rechtbank verzocht om bij twijfel aan het medische oordeel een deskundige te benoemen.
18
.De verzekeringsarts heeft voldoende onderbouwd waarom er geen reden is om meer of andere beperkingen aan te nemen. De rechtbank heeft geen reden om te twijfelen aan de beoordeling door de verzekeringsartsen. De rechtbank wijst het verzoek om een deskundige te benoemen dan ook af.
De arbeidskundige beoordeling
19. Uitgaande van de juistheid van de bij eiseres vastgestelde medische beperkingen ziet de rechtbank in wat eiseres heeft aangevoerd geen reden om de geschiktheid van de geduide functies in twijfel te trekken. De arbeidsdeskundige heeft voldoende gemotiveerd waarom in de geduide functies de belastbaarheid niet wordt overschreden. Dat een eerdere arbeidskundige beoordeling tot een andere uitkomst heeft geleid, maakt niet dat de huidige beoordeling onzorgvuldig is.
20. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft berekend dat eiseres op 28 juli 2020 met de middelste van de geduide functies 66,11% kan verdienen van het loon dat zij voorheen verdiende als klantcontact medewerker, zodat eiseres voor de overige 33,89% arbeidsongeschikt is.
Zorgvuldigheids- en motiveringsbeginsel
21. De rechtbank is niet gebleken dat het bestreden besluit is genomen in strijd met het zorgvuldigheids- en/ of het motiveringsbeginsel.

De conclusie van de rechtbank

22. Het UWV heeft de WIA‑uitkering van eiseres per 29 september 2020 terecht beëindigd, omdat zij per 28 juli 2020 minder dan 35% arbeidsongeschikt is.
23. Het beroep van eiseres is ongegrond. Dit betekent dat zij geen gelijk krijgt. Omdat eiseres in beroep geen gelijk krijgt, worden de door haar gemaakte proceskosten of het betaalde griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 25 augustus 2022 door mr. M.A. Broekhuis, rechter, in aanwezigheid van mr. Y.A.J. van Egmond, griffier
.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Als u het niet eens bent met deze uitspraak

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.