ECLI:NL:RBDHA:2022:8600
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Ophouding en gebruik van handboeien bij overbrenging van vreemdeling
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 23 augustus 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een eiser en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser, van Indonesische nationaliteit, werd op 17 juli 2022 om 12:15 uur opgehouden op basis van artikel 50, derde lid, van de Vreemdelingenwet (Vw). Tegen deze ophouding heeft de eiser op 9 augustus 2022 beroep ingesteld en verzocht om schadevergoeding. De staatssecretaris heeft een verweerschrift ingediend en partijen hebben toestemming verleend om het beroep schriftelijk te behandelen. De rechtbank heeft het onderzoek op 17 augustus 2022 gesloten.
De eiser betoogde dat de toelichting op het gebruik van handboeien bij zijn overbrenging naar een verhoorplaats ontbrak in het proces-verbaal. Dit gebrek zou volgens de eiser moeten leiden tot de onrechtmatigheid van de overbrenging en ophouding. De rechtbank oordeelde dat de vereiste feitelijke toelichting inderdaad ontbrak in het proces-verbaal, waar enkel vluchtgevaar werd vermeld zonder verdere onderbouwing. Echter, in het verweerschrift werd alsnog voldoende onderbouwd waarom handboeien zijn gebruikt, namelijk vanwege het vluchtgevaar en de omstandigheden van het vervoer.
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af. Wel werd de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van de eiser, vastgesteld op € 759,-. De uitspraak werd gedaan door rechter J.F.I. Sinack, in aanwezigheid van griffier N.H. de Zeeuw, en openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie.