ECLI:NL:RBDHA:2022:860

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 februari 2022
Publicatiedatum
9 februari 2022
Zaaknummer
NL22.491 en NL22.515
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatigheid van terugkeerbesluit en inreisverbod in vreemdelingenrechtelijke context

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 3 februari 2022 uitspraak gedaan in de zaken NL22.491 en NL22.515, waarbij eiseres, een Albanese vrouw, in beroep ging tegen een terugkeerbesluit en een inreisverbod opgelegd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De staatssecretaris had op 15 december 2021 een terugkeerbesluit en een maatregel van bewaring opgelegd, waarbij eiseres werd verweten dat zij zich niet had gemeld bij de autoriteiten en geen vaste woon- of verblijfplaats had. Eiseres stelde dat haar een termijn voor vrijwillig vertrek had moeten worden gegeven, maar de rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris voldoende gronden had om aan te nemen dat eiseres zich aan het toezicht zou onttrekken. De rechtbank concludeerde dat de bestreden besluiten, zowel het terugkeerbesluit als de maatregel van bewaring, rechtmatig waren en dat er geen aanleiding was voor schadevergoeding. De rechtbank verklaarde de beroepen ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een rechtsmiddel tegen de uitspraak mogelijk bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummers: NL22.491 en NL22.515.

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen

[naam] eiseres

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. R.W. Koevoets),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. M.M.E. Disselkamp).

Procesverloop

Bij besluit van 15 december 2021 (bestreden besluit 1) heeft verweerder aan eiseres een terugkeerbesluit en een inreisverbod voor de duur van twee jaar opgelegd. Verweerder heeft diezelfde dag aan eiseres een maatregel van bewaring (bestreden besluit 2) opgelegd.
Eiseres heeft tegen de bestreden besluiten beroep ingesteld. Het beroep tegen de maatregel van bewaring moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van een schadevergoeding.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Verweerder heeft op 22 december 2021 de maatregel van bewaring opgeheven.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft.

Overwegingen

1. Eiseres stelt de Albanese nationaliteit te hebben en te zijn geboren op [geboortedatum] .
Over bestreden besluit 1 (terugkeerbesluit en inreisverbod)
2. Tussen partijen is de rechtmatigheid van het inreisverbod niet in geschil. Eiseres voert aan dat aan haar een termijn voor vrijwillig vertrek had moeten worden gegeven. Eiseres heeft aangegeven dat zij haar moeder zou bellen om geld over te maken om de terugreis te bekostigen. In een dergelijk geval zou een termijn voor vrijwillige terugkeer geboden moeten worden. Nu dat niet is gedaan is het terugkeerbesluit onrechtmatig.
3. De rechtbank overweegt hierover als volgt. In het terugkeerbesluit heeft verweerder vermeld dat een risico bestond dat eiseres zich aan het toezicht zou onttrekken. Verweerder heeft als zware gronden [1] vermeld dat eiseres:
3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe heeft gedaan;
3b. zich in strijd met de Vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken;
en als lichte gronden [2] vermeld dat eiseres:
4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan.
4. Verweerder heeft de volgende feitelijke omstandigheden bij het bestreden besluit betrokken. Eiseres is op 14 december 2021 aangetroffen op het terrein van DFDS Seaways, nadat zij met een groep vreemdelingen uit een container was weggerend. [3] Zij heeft verklaard dat zij naar Groot-Brittannië wilde doorreizen. Bovendien heeft eiseres zich in Nederland niet gemeld bij de bevoegde autoriteiten. Eiseres staat verder niet op een adres ingeschreven in de Basisregistratie personen. Zij heeft verklaard dat zij de beschikking had over 10 euro. [4]
5. Eiseres heeft de gronden en de feitelijkheden die aan het terugkeerbesluit ten grondslag liggen niet betwist. De gronden onder 3a en 3b zijn samen voldoende om aan te nemen dat er een risico bestaat dat eiseres zich aan het toezicht zal onttrekken en verweerder was dan ook niet gehouden om eiseres een termijn voor vrijwillig vertrek aan te bieden. [5] De verklaring van eiseres dat zij zelfstandig wil vertrekken legt onvoldoende gewicht in de schaal. Het is niet aan verweerder om door te vragen op de door eiseres geuite wens tot zelfstandig vertrek, maar aan eiseres om die wens te concretiseren. Dat zij heeft verklaard dat ze haar moeder zou bellen om een vliegticket te verkrijgen, maakt dit niet anders. Eiseres heeft weliswaar verklaard dat zij terug wil naar Albanië, maar ze heeft dit niet geconcretiseerd door bijvoorbeeld een vliegticket te kopen. Deze grond slaagt niet.
Over bestreden besluit 2 (maatregel van bewaring)
6. Omdat de bewaring is opgeheven, beperkt de beoordeling van de rechtbank zich tot de vraag of aan eiseres een schadevergoeding moet worden toegekend op grond van artikel 106 van de Vreemdelingenwet 2000. In dit verband moet de vraag worden beantwoord of de tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring op enig moment voorafgaande aan de opheffing daarvan onrechtmatig is geweest.
7. Eiseres heeft aangevoerd dat ook de maatregel van bewaring van meet af aan onrechtmatig is geweest omdat verweerder haar een termijn voor vrijwillig vertrek had moeten bieden.
8. Gelet op het risico op onttrekking en de omstandigheden waaronder eiseres in Nederland is aangetroffen hoeft verweerder niet het risico te nemen dat eiseres zich aan het toezicht zal onttrekken wanneer haar uitzetting in zicht komt. Eiseres heeft de gronden en de feitelijkheden die aan de maatregel ten grondslag zijn gelegd niet betwist. In de maatregel heeft verweerder dezelfde feitelijke gronden gehanteerd als bij het terugkeerbesluit. Naar het oordeel van de rechtbank kunnen deze de maatregel dragen. Ook ten aanzien van de maatregel van bewaring volgt uit die gronden een risico dat eiser zich aan het toezicht zou onttrekken. Verder is niet gebleken van omstandigheden die de maatregel van bewaring voor eiseres onevenredig bezwarend maken. Gelet op het voorgaande hoefde verweerder niet met een lichter middel dan inbewaringstelling te volstaan. De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie

9. De beroepen tegen de bestreden besluiten zijn ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart de beroepen ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. E.J. Govaers, rechter, in aanwezigheid van mr. N.F. Kreeftmeijer, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak voor zover die over bestreden besluit 2 gaat, kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.
Tegen deze uitspraak voor zover die over bestreden besluit 1 gaat, kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Artikel 5.1b, derde lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb).
2.Artikel 5.1b, vierde lid, van het Vb.
3.Proces-verbaal van aanhouding, 14 december 2021, p.1.
4.Het Proces-verbaal van gehoor bij bewaring, terugkeerbesluit en/of inreisverbod, 15 december 2021.
5.Op grond van artikel 62, tweede lid, onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).