ECLI:NL:RBDHA:2022:8570

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 juli 2022
Publicatiedatum
26 augustus 2022
Zaaknummer
C/09/630930 / JE RK 22-1246
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging omgangsregeling in het belang van de minderjarige met betrekking tot de ouders en de gecertificeerde instelling

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 juli 2022 uitspraak gedaan over een verzoek tot wijziging van de omgangsregeling voor een minderjarige, ingediend door de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering. De ouders van de minderjarige, die onder voogdij van de gecertificeerde instelling staat, kwamen de eerder vastgestelde omgangsregeling vaak niet na. De rechtbank heeft vastgesteld dat het belangrijk is dat de minderjarige haar ouders kent, maar dat zij ook behoefte heeft aan rust en duidelijkheid. Daarom is besloten om een nieuwe omgangsregeling vast te stellen waarbij de minderjarige maandelijks twee uur begeleide omgang heeft met haar ouders, met aanvullende afspraken over de locatie en evaluatie van de omgang.

De rechtbank heeft vastgesteld dat zij bevoegd is om op het verzoek te beslissen, aangezien de gecertificeerde instelling belast is met de voogdij. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de gecertificeerde instelling ontvankelijk is in haar verzoek, en dat er sprake is van gewijzigde omstandigheden die een wijziging van de omgangsregeling rechtvaardigen. De ouders hebben verschillende redenen opgegeven voor het niet nakomen van de omgang, waaronder financiële problemen en gezondheidskwesties. De rechtbank heeft benadrukt dat het van groot belang is dat de ouders op een positieve manier contact hebben met de minderjarige, en dat de nieuwe regeling hen de kans biedt om dit te realiseren.

De beschikking bevat ook specifieke afspraken over de omgang, zoals de dekking van reiskosten door de gecertificeerde instelling en de verplichting voor de ouders om zich begeleidbaar op te stellen tijdens de omgang. De rechtbank heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders verzochte afgewezen. De beslissing is genomen in het belang van de minderjarige, met het oog op haar ontwikkeling en welzijn.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Team Jeugd- en Zorgrecht
Rekestnummer: JE RK 22-1246
Zaaknummer: C/09/630930
Datum beschikking: 19 juli 2022

Omgang

Beschikking op het op 20 juni 2022 ingekomen verzoek van:

William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering(hierna te noemen: de gecertificeerde instelling),
betreffende:
- [minderjarige]geboren op [geboortedag] 2020 te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] .
De rechtbank merkt als belanghebbenden aan:

[de vrouw]

hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats] ,

[de man]

hierna te noemen: de vader,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,

[pleegouders]

hierna te noemen: de pleegouders
wonende op een bij de rechtbank bekend adres.

Procedure

De rechtbank heeft kennis genomen van de stukken waaronder:
- het verzoekschrift.
Op 19 juli 2022 is de zaak ter terechtzitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij is verschenen:
- [vertegenwoordiger van de GI] namens de gecertificeerde instelling.
De ouders zijn opgeroepen, maar niet verschenen.

Feiten

- Bij beschikking van 23 december 2021 van de rechtbank Overijssel is het gezag van beide ouders over [minderjarige] beëindigd en is de gecertificeerde instelling benoemd tot voogd over [minderjarige] .
- [minderjarige] verblijft feitelijk bij de pleegouders.
- Bij beschikking van 3 augustus 2021 van de rechtbank Overijssel is een contactregeling tussen de ouders en [minderjarige] bepaald, onder andere inhoudende dat er eenmaal per twee weken omgang plaatsvindt.

Verzoek

Het verzoek strekt tot wijziging van de bij beschikking van 3 augustus 2021 vastgestelde omgangsregeling vanwege gewijzigde omstandigheden. De gecertificeerde instelling verzoekt om een omgangsregeling vast te stellen waarbij [minderjarige] eens per maand twee uur begeleide omgang heeft met de ouders, met aanvullende afspraken over de locatie en evaluatie van de omgang en het verdelen of declareren van de (reis)kosten die de ouders moeten maken.

Beoordeling

Allereerst stelt de rechtbank vast dat zij bevoegd is om op het verzoek te beslissen, nu de gecertificeerde instelling is belast met de voogdij en de vestiging waar de jeugdzorgwerker werkzaam is in Den Haag gevestigd is. Wel wijst de rechtbank voor eventuele volgende verzoeken op de mogelijkheid die artikel 270, eerste lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, derde volzin biedt. De verzoeker en de belanghebbenden kunnen uitdrukkelijk aangeven dat zij geen verwijzing naar een andere rechtbank wensen. Op die manier kan het verzoek behandeld worden bij de rechtbank in de buurt van de ouders.
Verder stelt de rechtbank vast dat de gecertificeerde instelling ontvankelijk is in haar verzoek. Zoals de gecertificeerde instelling in het verzoekschrift heeft aangevoerd blijkt uit jurisprudentie van de Hoge Raad [1] dat de bevoegdheid om een verzoek te doen op grond van artikel 1:377e Burgerlijk Wetboek (BW) mede aan de gecertificeerde instelling toekomt als die is belast met de voogdij.
De rechtbank is gebleken dat na voormelde vaststelling van een omgangsregeling de omstandigheden zijn gewijzigd en dat de omgangsregeling moet worden gewijzigd met analoge toepassing van artikel 1:377e BW. Daartoe overweegt de rechtbank als volgt. Het lukt de ouders om verschillende redenen vaak niet om de omgang na te komen. Zij ervaren in sommige periodes veel stress, hebben geen financiële middelen om de reiskosten te betalen, en de moeder kampt met lichamelijke problemen zoals epilepsie. Inmiddels is ook duidelijk geworden dat [minderjarige] verder zal opgroeien in het pleeggezin. Daarnaast is na vaststelling van de omgangsregeling het gezag van de ouders beëindigd. Op grond van het vorenstaande is sprake van een wijziging van omstandigheden op grond waarvan wijziging van de omgangsregeling gerechtvaardigd is.
De rechtbank acht het van groot belang dat de ouders op een positieve manier contact hebben met [minderjarige] . Voor [minderjarige] is het belangrijk dat zij haar ouders kent, maar tegelijkertijd heeft zij ook rust en duidelijkheid nodig. De onzekerheid over de omgang in de afgelopen periode zorgt voor instabiliteit en een gebrek aan structuur in het contact met de ouders. Met de gecertificeerde instelling acht de rechtbank daarom een maandelijks omgangsmoment nu passend en noodzakelijk. In deze beslissing zullen daarbij in aansluiting op het verzoek en zoals ter zitting is besproken nadere specificaties worden vastgelegd, onder andere over de duur en locatie van de bezoeken en de evaluatie van de omgang.
Naast onderstaande regeling gelden verder nog de volgende afspraken welke zich niet lenen voor opname in het dictum maar welke wel bindend zijn voor partijen:
  • de gecertificeerde instelling draagt zorg voor dekking van de door de ouders gemaakte (reis)kosten voor in ieder geval zes van de omgangsmomenten die plaatsvinden in de regio Haaglanden per jaar;
  • de week voor het bezoek sturen de pleegzorgbegeleiders ouders een appje om hen voor te bereiden op het bezoek;
  • ouders laten op de dag dat er omgang is weten wanneer zij in de trein zitten;
  • ouders zijn tijdens de omgang niet onder invloed van middelen;
  • ouders stellen zich begeleidbaar op en volgen de tips en adviezen van de pleegzorgbegeleider.
Derhalve zal als volgt worden beslist.

Beslissing

De rechtbank – met wijziging in zoverre van de beschikking van de rechtbank Overijssel d.d. 3 augustus 2021 - :
bepaalt:
  • dat er eenmaal per maand op een maandag gedurende twee uur begeleide omgang plaatsvindt tussen [minderjarige] en de ouders;
  • dat van de omgangsdag of -duur kan worden afgeweken, een en ander ter beoordeling van de pleegzorgwerker, de pleegouders of de gecertificeerde instelling;
  • dat het omgangsmoment vervalt en niet wordt ingehaald wanneer de ouders zelf besluiten om niet naar het omgangsmoment te komen;
  • dat in overleg met alle betrokkenen naar een passende oplossing wordt gezocht wanneer de omgang niet door kan gaan door redenen buiten de ouders gelegen, waaronder een epileptische aanval van de moeder;
  • dat de omgang tien keer per jaar plaatsvindt in de regio Haaglanden en twee keer per jaar in Enschede;
  • dat de omgang ieder half jaar wordt geëvalueerd;
  • dat wordt bezien welke mogelijkheden er zijn tot uitbreiding van de omgang wanneer de ouders zes keer aaneengesloten de omgang zijn nagekomen;
en verklaart deze omgangsregeling uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. O.F. Bouwman, (kinder)rechter, bijgestaan door mr. S. Kokx als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 19 juli 2022.

Voetnoten

1.Hoge Raad 19 mei 2017, ECLI:HR:2017:943, r.o. 3.3.3.