In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 juli 2022 uitspraak gedaan over een verzoek tot wijziging van de omgangsregeling voor een minderjarige, ingediend door de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering. De ouders van de minderjarige, die onder voogdij van de gecertificeerde instelling staat, kwamen de eerder vastgestelde omgangsregeling vaak niet na. De rechtbank heeft vastgesteld dat het belangrijk is dat de minderjarige haar ouders kent, maar dat zij ook behoefte heeft aan rust en duidelijkheid. Daarom is besloten om een nieuwe omgangsregeling vast te stellen waarbij de minderjarige maandelijks twee uur begeleide omgang heeft met haar ouders, met aanvullende afspraken over de locatie en evaluatie van de omgang.
De rechtbank heeft vastgesteld dat zij bevoegd is om op het verzoek te beslissen, aangezien de gecertificeerde instelling belast is met de voogdij. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de gecertificeerde instelling ontvankelijk is in haar verzoek, en dat er sprake is van gewijzigde omstandigheden die een wijziging van de omgangsregeling rechtvaardigen. De ouders hebben verschillende redenen opgegeven voor het niet nakomen van de omgang, waaronder financiële problemen en gezondheidskwesties. De rechtbank heeft benadrukt dat het van groot belang is dat de ouders op een positieve manier contact hebben met de minderjarige, en dat de nieuwe regeling hen de kans biedt om dit te realiseren.
De beschikking bevat ook specifieke afspraken over de omgang, zoals de dekking van reiskosten door de gecertificeerde instelling en de verplichting voor de ouders om zich begeleidbaar op te stellen tijdens de omgang. De rechtbank heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders verzochte afgewezen. De beslissing is genomen in het belang van de minderjarige, met het oog op haar ontwikkeling en welzijn.