Overwegingen
1. Eiser is geboren op [geboortedatum] 1992 en bezit de Nigeriaanse nationaliteit. Op 1 augustus 2018 heeft eiser asiel aangevraagd in Nederland. Deze aanvraag heeft eerst de Dublinprocedure doorlopen. Op 14 februari 2019 is eiser bericht dat zijn aanvraag in de nationale procedure is opgenomen.
Bij besluit van 18 december 2019 is eiser in het bezit gesteld van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd voor het verblijfsdoel ‘tijdelijke humanitaire gronden (regeling voor slachtoffers en getuige-aangevers van mensenhandel)’. Op 11 juli 2019 is deze verblijfsvergunning ingetrokken per 15 januari 2019. Eisers bezwaar hiertegen is ongegrond verklaard bij besluit van 30 augustus 2019.
Op 26 februari 2019 heeft eiser opnieuw asiel aangevraagd. Hij heeft daaraan ten grondslag gelegd dat hij de homoseksuele gerichtheid heeft en dat hij daardoor te vrezen heeft voor de autoriteiten en voor de gemeenschap in Nigeria.
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder deze aanvraag afgewezen als ongegrond op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000. Verweerder heeft de door eiser gestelde nationaliteit, identiteit en herkomst geloofwaardig geacht. Verweerder gelooft de gestelde homoseksuele gerichtheid van eiser en de in verband hiermee gestelde problemen niet. Daarbij heeft verweerder tegengeworpen dat eiser vaag en tegenstrijdig heeft verklaard over zijn seksuele gerichtheid, summier en algemeen over zijn gedachten en gevoelens, en tegenstrijdig, summier, oppervlakkig, vaag en onduidelijk over zijn relaties.
Zijn verklaringen over de positie van LHBTI in Nederland en Nigeria maken de gestelde homoseksuele gerichtheid niet (alsnog) geloofwaardig. Eiser heeft tegenstrijdig en onaannemelijk verklaard over zijn problemen.
3. Eiser stelt zich op het standpunt dat zijn homoseksuele gerichtheid en de daaruit voortgekomen problemen ten onrechte niet worden geloofd. Hij voert aan dat verweerder zijn correcties en aanvullingen niet goed in de beoordeling heeft betrokken en dat verweerder onvoldoende heeft gereageerd op de zienswijze in dit verband. Verweerder heeft sommige antwoorden uit hun context gehaald en eisers verklaringen verkeerd geïnterpreteerd. Hij wijst daarbij specifiek op de voetnoten op pagina 3 van het bestreden besluit. Verder stelt eiser dat verweerder ten onrechte geen gebruik heeft gemaakt van landeninformatie over Nigeria. Ten slotte wijst hij op zijn niet bestreden verklaringen over mensenhandel.
De rechtbank oordeelt als volgt.
4. Verweerder heeft zijn beoordeling van de gestelde homoseksuele gerichtheid van eiser gemotiveerd uiteengezet in het voornemen en het bestreden besluit. Daarbij heeft verweerder tegengeworpen dat eiser uiteenlopende verklaringen heeft afgelegd over zijn gevoelens voor mannen en vrouwen. Ook heeft verweerder tegengeworpen dat eiser geen inzicht heeft gegeven in wat het met hem deed dat hij gevoelens had voor mannen. Eiser heeft slechts verklaard dat hij dit leuk vond en er goede gevoelens van kreeg. Ook omdat eiser zelf heeft verklaard dat homoseksualiteit in Nigeria de dood tot gevolg kan hebben, stelt verweerder zich op het standpunt dat deze verklaringen diepgang en authenticiteit missen. Dit geldt ook voor eisers verklaringen over de kijk op zijn seksuele gerichtheid van de christelijke kerkgemeenschap waarin hij actief is, en wat dat met hem deed. Eiser heeft hierover slechts verklaard dat iedereen die naar de kerk gaat zijn eigen manier heeft om te geloven.
Eiser heeft voorts tegenstrijdig verklaard over het begin van zijn relatie met [naam buurman]. Hij heeft met zijn verklaringen geen inzicht heeft gegeven in de gestelde (snelle) ontwikkeling van die relatie (van buurman tot partner). Ook heeft eiser volgens verweerder onvoldoende inzichtelijk verklaard over de wijze waarop hij en [naam buurman] invulling gaven aan hun relatie, hoe het voor eiser was om een homoseksuele relatie te hebben terwijl hij daarvóór een vriendin had, en hoe de relatie met [naam buurman] in Nigeria anders was dan eisers latere relatie met een man in Nederland. Daarnaast heeft verweerder gemotiveerd dat eiser vaag en onduidelijk heeft verklaard over zijn relatie met [naam vrouw], met wie hij een kind zou hebben gekregen. Ook heeft eiser tegenstrijdig verklaard over het moment waarop hij voor het laatst contact met haar zou hebben gehad.
Verweerder heeft vastgesteld dat de kennis van eiser over de positie van LHBTI in Nederland beperkt en algemeen van aard is, terwijl eiser al enkele jaren in Nederland is en heeft gesteld dat hij actief is voor organisaties die opkomen voor homorechten. Dat hij diverse pasjes heeft overgelegd, neemt niet weg dat hij de namen van de desbetreffende organisaties niet weet te noemen. Dat eiser vanwege de coronacrisis beperkt was in het aangaan van relaties, betekent niet dat eiser geen mogelijkheid had om kennis over de situatie van LHBTI in Nederland op te doen. Over de positie van LHBTI in Nigeria, specifiek over de gevangenisstraf op homoseksualiteit en de aanwezigheid van organisaties voor LHBTI-rechten, heeft eiser, gelet op het algemene ambtsbericht inzake Nigeria van 2021, onjuiste verklaringen afgelegd.
Tot slot heeft eiser tegenstrijdig verklaard over het moment waarop hij met [naam buurman] zou zijn betrapt en heeft hij onaannemelijk verklaard over de wijze waarop hij zou zijn ontsnapt aan hun belagers.
5. Gelet op deze gemotiveerde tegenwerpingen heeft verweerder niet ten onrechte geconcludeerd dat eiser ongeloofwaardig heeft verklaard over zijn gestelde homoseksuele gerichtheid en de daaruit voortgekomen problemen. De opmerking ter zitting namens eiser dat verweerder met zijn tegenwerpingen een standaardbeoordeling heeft verricht en zich heeft bediend van het aan elkaar rijgen van details volgt de rechtbank niet. Verweerder heeft met verwijzing naar eisers verklaringen concreet onderbouwd in welk opzicht die verklaringen afbreuk doen aan het gestelde asielmotief. Daarbij heeft verweerder eiser bevraagd in lijn met de Werkinstructie (WI) 2019/17.
6. Verweerder heeft in het bestreden besluit gemotiveerd dat eiser de hiervoor genoemde tegenstrijdigheden en inconsistenties niet heeft weten te weerleggen met zijn zienswijze. Daarnaast wijst verweerder er terecht op dat eiser (met zijn verwijzing naar de correcties en aanvullingen in de zienswijze) niet uitlegt waarom hij niet al tijdens de gehoren naar voren kon brengen wat hij bedoelde. Het is aan eiser om eenduidig en inzichtelijk te verklaren. Dat verweerder aldus onvoldoende op de zienswijze zou hebben gereageerd, volgt de rechtbank niet.
7. De rechtbank stelt vast dat verweerder, in reactie op de beroepsgrond dat sommige verklaringen uit hun context zijn gehaald en verkeerd geïnterpreteerd, de tegenwerping heeft laten vallen dat eiser tegenstrijdig heeft verklaard over het moment waarop hij homoseksuele gevoelens voor mannen begon te ontwikkelen. Verweerder heeft met zijn overige voetnoten op pagina 3 van het bestreden besluit echter voldoende gemotiveerd dat eiser niet eenduidig is in zijn verklaringen over zijn gevoelens voor mannen en vrouwen. Verweerder merkt terecht op dat eisers beroepsgrond ook niet verder is geconcretiseerd.
8. De rechtbank volgt eiser niet in zijn beroepsgrond dat verweerder bij zijn beoordeling ten onrechte – in strijd met WI 2020/17 - geen landeninformatie over Nigeria heeft betrokken. Eiser heeft in de gronden van beroep niet uitgelegd in welk opzicht dit concreet van invloed is geweest op de geloofwaardigheidsbeoordeling. Voor zover ter toelichting op deze beroepsgrond ter zitting door eiser is gesteld dat uit landeninformatie volgt dat in Nigeria niet over homoseksualiteit wordt gesproken, betekent dat niet dat moet worden aangenomen dat eiser niet over zijn persoonlijke gerichtheid en zijn ervaringen kon verklaren. Eiser heeft dit ook niet concreet onderbouwd. Voorafgaand aan de gehoren is aan eiser uitgelegd dat hij in Nederland vrijuit en in vertrouwen kan spreken. Uit de verslagen van de gehoren blijkt niet dat eiser in enig opzicht moeite heeft gehad om te verklaren.
9. Eiser is gezien de ongeloofwaardigheid van zijn relaas terecht niet in aanmerking gebracht voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd.
10. Met zijn opmerking in het aanvullend beroepschrift dat in de procedure niets is ingebracht tegen zijn verklaringen over mensenhandel heeft eiser geen kenbare beroepsgrond geformuleerd.
11. Het beroep is ongegrond.
12. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.