ECLI:NL:RBDHA:2022:8569

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 juli 2022
Publicatiedatum
26 augustus 2022
Zaaknummer
C/09/631044 / JE RK 22-1255
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp en intrekking machtiging gesloten jeugdhulp voor minderjarige met ernstige ziekte

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag op 20 juli 2022 uitspraak gedaan in twee zaken met betrekking tot een minderjarige, geboren in 2007, die lijdt aan een ernstige ziekte. De kinderrechter heeft het verzoek van de gecertificeerde instelling om een voorwaardelijke machtiging voor gesloten jeugdhulp afgewijzen, terwijl het verzoek van de minderjarige tot intrekking van de bestaande machtiging is toegewezen. De minderjarige is erkend door zijn vader en verblijft feitelijk bij zijn moeder, die belast is met het ouderlijk gezag. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarige momenteel onder behandeling is voor longkanker en dat het van belang is dat hij tijdens deze zware periode thuis kan blijven, waar hij kan uitrusten in een vertrouwde omgeving. De kinderrechter heeft de zorgen van de gecertificeerde instelling over de veiligheid van de minderjarige en zijn omgeving erkend, maar concludeert dat er onvoldoende noodzaak is voor een voorwaardelijke machtiging. De kinderrechter heeft benadrukt dat de minderjarige en zijn ouders zich aan de gemaakte afspraken moeten houden om de veiligheid te waarborgen. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaaksgegevens: C/09/631044 / JE RK 22-1255 (zaak I) en C/09/632184 / JE RK 22-1433 (zaak II)
Datum uitspraak: 20 juli 2022

Beschikking van de kinderrechter

Zaak I: Toewijzing verzoek tot intrekking machtiging gesloten jeugdhulp;
Zaak II: Afwijzing voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp;
in zaak I naar aanleiding van het op 21 juni 2022 ingekomen verzoekschrift van:

[minderjarige] geboren op [geboortedag] 2007 te [geboorteplaats]

hierna te noemen: [minderjarige] ,
advocaat: mr. J.S. Dijkstra, gevestigd te Den Haag,
en in zaak II naar aanleiding van het op 12 juli 2022 ingekomen verzoekschrift van:
Stichting Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering(hierna te noemen: de gecertificeerde instelling),
betreffende [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
in zaak I:
de gecertificeerde instelling,
in zaak II:
[minderjarige] ,
in beide zaken:
[de vrouw],
hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats]

Het procesverloop

Op 27 juni 2022 heeft de kinderrechter in deze rechtbank het verzoek van (de advocaat van) [minderjarige] geheel aangehouden tot deze zitting.
De kinderrechter heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder thans ook:
- het proces-verbaal van de zitting in zaak I van 27 juni 2022;
- het verzoekschrift van de gecertificeerde instelling in zaak II, met bijlagen;
- het verweerschrift in zaak II van de advocaat van 18 juli 2022;
- een nieuwe versie van het hulpverleningsplan, ingekomen op 18 juli 2022;
- de instemmingsverklaring d.d. 18 juli 2022 van een gedragswetenschapper als bedoeld in
artikel 6.1.4, vierde lid, van de Jeugdwet, die de jeugdige met het oog daarop kort tevoren
heeft onderzocht.
Op 19 juli 2022 is de behandeling van zaak I ter zitting met gesloten deuren voortgezet en is zaak II ter zitting met gesloten deuren behandeld. Daarbij zijn verschenen:
- [vertegenwoordigers van de GI] , namens de gecertificeerde instelling;
- [minderjarige] , bijgestaan door zijn advocaat;
- de moeder.
[minderjarige] is op 19 juli 2022 in bijzijn van zijn advocaat ook in raadkamer gehoord.

Feiten

- [minderjarige] is erkend door de vader, [de man] .
- De moeder is belast met het ouderlijk gezag.
- [minderjarige] verblijft feitelijk bij de moeder.
- De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking d.d. 20 januari 2022 de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd van 21 januari 2022 tot 21 januari 2023.
- Bij beschikking d.d. 25 april 2022 heeft de kinderrechter een machtiging verleend om [minderjarige] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp van 25 april 2022 tot 25 juli 2022.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft de Raad voor Rechtsbijstand gelast een advocaat aan [minderjarige] toe te voegen.

Verzoeken en verweer

De gecertificeerde instelling heeft verzocht een voorwaardelijke machtiging te verlenen om [minderjarige] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp voor de periode van zes maanden. De jeugdhulpaanbieder heeft in het hulpverleningsplan de voorwaarden opgenomen en de jeugdhulpaanbieder genoemd die bereid is de jeugdige op te nemen. Tevens is vermeld welke medewerker bevoegd is tot het nemen van het besluit tot opname. De gecertificeerde instelling heeft het volgende aan het verzoek ten grondslag gelegd. [minderjarige] verbleef in [verblijfplaats] in verband met ernstige zorgen over zijn emotionele en fysieke veiligheid. In de thuissituatie ontstonden fysiek onveilige situaties door de agressieproblematiek waar [minderjarige] mee kampt. Op 20 juni 2022 heeft [minderjarige] het nieuws gekregen dat hij longkanker heeft en een operatie en chemotherapie moet ondergaan. De gecertificeerde instelling vindt het van belang dat [minderjarige] zijn behandeling vanuit de thuissituatie kan ondergaan en schat in dat dit op een veilige manier kan, maar heeft nog wel zorgen over de veiligheid. De gecertificeerde instelling verzoekt daarom nu een voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp, zodat de veiligheid van [minderjarige] en zijn omgeving ook tijdens zijn behandeling gewaarborgd kan worden. Indien nodig kan in geval van nood in het belang van [minderjarige] een beroep worden gedaan op de machtiging. Er zijn en worden veiligheidsafspraken gemaakt met [minderjarige] en de ouders. Ook is er intensieve ambulante hulp vanuit Horizon ingezet om het gezin zowel thuis als in het ziekenhuis te ondersteunen. Ter zitting heeft de gecertificeerde instelling aanvullend naar voren gebracht dat het de bedoeling is dat de vader in het ziekenhuis aanwezig zal zijn tijdens het verblijf van [minderjarige] in het ziekenhuis, en dat de moeder thuis voor [minderjarige] beschikbaar is op de tussenliggende dagen. Bij daadwerkelijke medische handelingen en/of ingrepen in het ziekenhuis zal de moeder [minderjarige] begeleiden. De gecertificeerde instelling heeft benadrukt dat zij niet verwachten dat er de komende periodes escalaties zullen plaatsvinden, maar dat zij de voorwaardelijke machtiging juist in het belang van [minderjarige] achten om zo nodig snel te kunnen handelen en [minderjarige] dan niet op een (open) crisisplek te hoeven plaatsen.
[minderjarige] heeft verzocht eerder genoemde machtiging gesloten plaatsing per omgaande in te trekken. Subsidiair verzoekt hij de duur van de machtiging te bekorten tot datum aanvang medische behandeling. Ter zitting heeft de advocaat van [minderjarige] dit verzoek tot intrekking van de gesloten machtiging gehandhaafd. Ook heeft de advocaat verweer gevoerd tegen het verzoek van de gecertificeerde instelling en daartoe het volgende naar voren gebracht. Het verbaast de advocaat dat de vader bij de behandelingen in het ziekenhuis mag zijn, terwijl hij juist in het verleden agressie heeft vertoond in het ziekenhuis. Door zijn aanwezigheid wordt mogelijk het risico vergroot dat [minderjarige] getriggerd wordt en zich agressief gedraagt. Zonder die trigger heeft [minderjarige] zich niet eerder agressief gedragen in het ziekenhuis. Bovendien is een van de gestelde voorwaarden dat de vader geen agressie mag vertonen, maar het mag niet zo zijn dat [minderjarige] gesloten geplaatst kan worden vanwege het gedrag van de vader. De voorwaardelijke machtiging is niet noodzakelijk om de veiligheid van [minderjarige] en zijn omgeving te waarborgen. Tijdens de gesloten plaatsing heeft [minderjarige] de afgelopen periode geen fysieke agressie laten zien en er is geen sprake van wegloopgevaar. Bovendien komt men de komende periode niet toe aan de doelen omtrent de therapie die ingezet zou worden tijdens de gesloten plaatsing, aangezien [minderjarige] erg ziek zal worden door de chemotherapie.
De moeder heeft naar voren gebracht dat zij niet verwacht dat [minderjarige] de komende tijd agressief zal zijn. Zijn energieniveau zal erg laag zijn door de chemotherapie. De situatie in het ziekenhuis is in het verleden enkel geëscaleerd omdat de vader aanwezig was terwijl [minderjarige] met naalden werd geprikt terwijl [minderjarige] angst voor naalden heeft. Deze keer zijn er duidelijke afspraken gemaakt over de aanwezigheid van de vader, en [minderjarige] zelf zal ook geen agressie vertonen.

Beoordeling

De kinderrechter is van oordeel dat niet, althans onvoldoende is voldaan aan de vereisten die artikel 6.1.4, eerste lid, Jeugdwet stelt aan het verlenen van een voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp.
De kinderrechter zal het verzoek van de gecertificeerde instelling afwijzen en overweegt daartoe als volgt. [minderjarige] gaat een zware periode tegemoet vanwege de behandeling voor het uitgezaaide synoviosarcoom dat bij hem is geconstateerd. Alle betrokkenen zijn het erover eens dat [minderjarige] gedurende die behandeling bij de moeder moet verblijven, om rondom de vele en lange afspraken in het ziekenhuis goed te kunnen uitrusten op een voor hem vertrouwde plek. Gelet op de lange hulpverleningsgeschiedenis en de agressie-incidenten die zich in het verleden en voorafgaand aan de laatste gesloten plaatsing hebben voorgedaan, begrijpt de kinderrechter de zorgen van de gecertificeerde instelling over de veiligheid van [minderjarige] en zijn omgeving wanneer hij thuis verblijft. Tegelijkertijd heeft ook de gecertificeerde instelling ter zitting aangegeven dat zij inschatten dat de situatie de komende tijd niet zal escaleren. [minderjarige] zal al zijn energie nodig hebben voor het ondergaan van de behandeling en zijn herstel. Bovendien zijn er duidelijke veiligheidsafspraken gemaakt met [minderjarige] en beide ouders over de situatie thuis en in het ziekenhuis. Onder de huidige omstandigheden is met name het voorkomen van agressie door de vader van belang om de rust en veiligheid te waarborgen. De kinderrechter is van oordeel dat de voorwaardelijke machtiging daartoe geen geschikt middel is en ziet onvoldoende noodzaak voor de mogelijkheid van een gesloten plaatsing van [minderjarige] als stok achter de deur. Daarbij geldt ook dat het boven het hoofd hangen van de plaatsing tijdens de al zware behandeling wellicht zorgt voor extra stress en daardoor een averechts effect heeft. Het verzoek zal daarom worden afgewezen, waarbij de kinderrechter benadrukt dat het nog steeds van groot belang is dat [minderjarige] en de ouders zich aan alle afspraken met de gecertificeerde instelling, het ziekenhuis en de hulpverlening houden, zodat [minderjarige] vanuit een rustige en veilige omgeving behandeld kan worden.
De kinderrechter zal, mede op grond van bovenstaande overwegingen, het primaire verzoek van [minderjarige] tot intrekking van de (nu nog enkele dagen lopende) machtiging gesloten jeugdhulp toewijzen. Hoewel de kinderrechter niet de indruk heeft dat de gecertificeerde instelling daartoe zal overgaan, is het niet in het belang van [minderjarige] dat de mogelijkheid bestaat dat hij in de komende dagen plotseling en voor zeer korte duur opnieuw gesloten geplaatst kan worden. De kinderrechter vindt het daarom passend en noodzakelijk dat de lopende machtiging voor de resterende paar dagen wordt ingetrokken.

Beslissing

De kinderrechter:
wijst af het verzoek tot een voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp;
wijst toe het verzoek tot intrekking van de machtiging gesloten jeugdhulp.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 20 juli 2022 door mr. O.F. Bouwman, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. S. Kokx als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 28 juli 2022.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoeker en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van
het gerechtshof Den Haag.