ECLI:NL:RBDHA:2022:8563

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 augustus 2022
Publicatiedatum
26 augustus 2022
Zaaknummer
NL22.2176
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenveroordeling in bestuursrechtelijke zaak betreffende aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf

In deze zaak heeft verzoekster, een vreemdeling, beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op haar aanvraag om afgifte van een machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, als verweerder, heeft op 9 maart 2022 alsnog een besluit genomen waarbij de aanvraag is ingewilligd en een bestuurlijke dwangsom van € 1.397 is vastgesteld. Na het intrekken van het beroep heeft verzoekster verzocht om vergoeding van de proceskosten. De verweerder heeft aangegeven bereid te zijn om de proceskosten te vergoeden tot een bedrag van € 379,50.

De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan over het verzoek om proceskostenveroordeling. De rechtbank overweegt dat, op grond van artikel 8:75a van de Awb, een bestuursorgaan in de proceskosten kan worden veroordeeld indien het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen. In dit geval heeft de rechtbank vastgesteld dat de staatssecretaris aan verzoekster is tegemoetgekomen door alsnog een beslissing te nemen.

De rechtbank heeft het verzoek om vergoeding van de proceskosten gegrond verklaard en de proceskosten vastgesteld op € 379,50, gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht. De rechtbank heeft de wegingsfactor 'licht' toegepast, aangezien het beroep alleen betrekking had op het niet tijdig nemen van een besluit. Tevens is vermeld dat verzoekster wegens betalingsonmacht is vrijgesteld van het betalen van griffierecht, waardoor verweerder niet verplicht is het griffierecht te vergoeden. De uitspraak is gedaan door rechter J.F.I. Sinack en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.2176

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Naam 1], V-nummer: [Nummer 1], verzoekster

mede namens haar minderjarige kinderen:
[Naam 2], V-nummer: [Nummer 2]
[Naam 3], V-nummer: [Nummer 3]
[Naam 4], V-nummer: [Nummer 4]
(gemachtigde: mr. M.C.M. van der Mark),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: M.J. Roeloffzen).

Procesverloop

Verzoekster heeft beroep ingesteld wegens het niet tijdig beslissen op haar aanvraag om afgifte van een machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis.
Bij besluit van 9 maart 2022 heeft verweerder de aanvraag ingewilligd. Tevens heeft verweerder de door hem aan verzoekster te betalen bestuurlijke dwangsom vastgesteld op € 1.397.
Verzoekster heeft het beroep hierna ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten.
Verweerder heeft de rechtbank desgevraagd meegedeeld dat hij bereid is de proceskosten te vergoeden tot een bedrag van € 379,50.
De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb kan de rechtbank bij afzonderlijke uitspraak en met toepassing van artikel 8:75 van de Awb een bestuursorgaan in de proceskosten veroordelen, indien bij de intrekking van het beroep daarom wordt verzocht en verweerder geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen.
2. De rechtbank stelt vast dat verweerder aan verzoekster is tegemoet gekomen door hangende het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit alsnog een beslissing te nemen. Verzoekster heeft het verzoek om vergoeding van de proceskosten gedaan gelijktijdig met het intrekken van het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit.
3. Uit het voorgaande volgt dat het verzoek om vergoeding van de proceskosten kennelijk gegrond is.
4. De rechtbank veroordeelt verweerder in de proceskosten die verzoekster heeft gemaakt. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 379,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift ter waarde van € 759 en wegingsfactor 0,5). De rechtbank is van oordeel dat de wegingsfactor ‘licht’ van toepassing is aangezien het beroep alleen ziet op het niet tijdig nemen van een besluit.
5. De rechtbank wijst erop dat verzoekster wegens betalingsonmacht is vrijgesteld van het betalen van griffierecht, zodat verweerder niet op grond van artikel 8:41, zevende lid, van de Awb verplicht is het griffierecht te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van € 379,50 (
driehonderdnegenenzeventig euro en 50 cent).
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van mr. W. van Loon, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.