ECLI:NL:RBDHA:2022:8543
Rechtbank Den Haag
- Kort geding
- Rechtspraak.nl
Overplaatsing van leerlingen naar aanleiding van schietincident en de rechtsgeldigheid daarvan
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 26 augustus 2022 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een moeder, in haar hoedanigheid als wettelijk vertegenwoordiger van haar minderjarige kinderen, en de Stichting MBO. De moeder vorderde dat haar kinderen, die naar aanleiding van een schietincident op 31 mei 2022 naar een andere opleidingslocatie waren overgeplaatst, weer zouden worden toegelaten tot hun oorspronkelijke opleidingslocatie. De moeder stelde dat de overplaatsing onterecht was, omdat er geen juridische grondslag voor was en dat de overplaatsing schadelijk was voor de ontwikkeling en psychische gesteldheid van haar kinderen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de Stichting MBO haar bevoegdheid tot overplaatsing ontleent aan de algemene voorwaarden van de onderwijsovereenkomsten. De voorzieningenrechter oordeelde dat het schietincident niet kan worden aangemerkt als een organisatorische of onderwijsinhoudelijke reden voor de overplaatsing. De rechtbank concludeerde dat de Stichting MBO niet in redelijkheid tot de overplaatsing had kunnen besluiten, omdat er onvoldoende bewijs was dat de overplaatsing bijdroeg aan de veiligheid op de opleidingslocatie. De vordering van de moeder werd toegewezen, en de Stichting MBO werd verplicht om de kinderen per 29 augustus 2022 weer toe te laten tot de oorspronkelijke opleidingslocatie. Tevens werd de Stichting MBO veroordeeld in de proceskosten.
Deze uitspraak benadrukt de noodzaak voor onderwijsinstellingen om zorgvuldig om te gaan met besluiten die de rechten van leerlingen kunnen schaden, vooral in situaties die voortkomen uit veiligheidsincidenten. De rechtbank heeft de belangen van de leerlingen en de gevolgen van de overplaatsing zwaar laten wegen in haar beslissing.