ECLI:NL:RBDHA:2022:8531
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van aanvragen om vergoeding van werkzaamheden door de Raad voor Rechtsbijstand
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 24 augustus 2022, onder zaaknummer SGR 21/3716, is het beroep van eiser ongegrond verklaard. Eiser had twee aanvragen ingediend voor de vergoeding van zijn werkzaamheden, die door de Raad voor Rechtsbijstand waren afgewezen. De rechtbank beoordeelt of deze afwijzing terecht was, waarbij verweerder stelde dat de aanvragen te laat waren ingediend. De rechtbank heeft vastgesteld dat de aanvragen zijn afgewezen op basis van de inschrijvingsvoorwaarden van de Raad voor Rechtsbijstand, die vereisen dat aanvragen tot vaststelling van vergoedingen binnen vijf jaar na beëindiging van de rechtsbijstand moeten worden ingediend. Eiser had zijn aanvragen meer dan vijf jaar na de beëindiging van de werkzaamheden ingediend, wat leidde tot de afwijzing. De rechtbank concludeert dat verweerder niet gehouden is om een niet tijdig ingediende aanvraag inhoudelijk te beoordelen, en dat de afwijzing van de aanvragen dus terecht was. Eiser krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.