ECLI:NL:RBDHA:2022:8527
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Verkeersongeval door onzorgvuldig bevestigen van lading met ernstige gevolgen voor fietser
Op 25 augustus 2022 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 4 december 2019 in Leiden betrokken was bij een verkeersongeval. De verdachte had met een aanhangwagen gereden, waarbij de lading niet goed was vastgezet. Dit leidde tot een situatie waarin een passerende fietser door de vallende lading ernstig letsel opliep, te weten een dwarslaesie. De rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW), en sprak de verdachte vrij van het primair ten laste gelegde feit. Echter, het handelen van de verdachte werd wel als strafbaar gekwalificeerd onder artikel 5 WVW, dat gevaarzetting in het verkeer bestraft. De rechtbank legde een geldboete op van € 1.000,-. Tijdens de zitting op 11 augustus 2022 werd de vordering van de officier van justitie besproken, evenals de verdediging van de verdachte, die vrijspraak bepleitte voor het primair ten laste gelegde. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet aanmerkelijk onvoorzichtig had gehandeld, maar dat zijn onoplettendheid wel had geleid tot gevaar op de weg. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en zijn verantwoordelijkheid na het ongeval, wat leidde tot een lagere straf dan door de officier van justitie was gevorderd.