ECLI:NL:RBDHA:2022:8523
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Onrechtmatige bewaring van vreemdeling door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 23 augustus 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de onrechtmatige bewaring van een vreemdeling. De eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. J.M.M. van den Hoek, had beroep ingesteld tegen een besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die op 6 augustus 2022 de maatregel van bewaring had opgelegd. Eiser stelde dat hij niet op de hoogte was gesteld van zijn recht om te wachten op de aanwezigheid van een raadsman voordat hij werd gehoord. De rechtbank oordeelde dat deze schending van rechten een ernstig gebrek opleverde, waardoor de inbewaringstelling van de vreemdeling vanaf het begin onrechtmatig was. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en de opheffing van de maatregel van bewaring bevolen, met terugwerkende kracht. Tevens werd de Staat der Nederlanden veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding van € 1.300,- aan eiser voor de onrechtmatige vrijheidsontneming, en werd verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.518,-. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen één week na bekendmaking.