ECLI:NL:RBDHA:2022:8513

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 mei 2022
Publicatiedatum
25 augustus 2022
Zaaknummer
NL22.4217
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag wegens ongeloofwaardige verklaringen over kannibalisme

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 3 mei 2022 uitspraak gedaan in het beroep van een eiser met de Gambiaanse nationaliteit, die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De aanvraag werd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen als kennelijk ongegrond. De eiser stelde dat hij door zijn familie en gemeenschap in Gambia werd beschuldigd van kannibalisme, wat hem zou hebben belet om onderwijs te volgen en sociale contacten te onderhouden. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 26 april 2022, waarbij de eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk aanwezig was.

De rechtbank overwoog dat de verweerder, de Staatssecretaris, terecht had mogen uitgaan van het rapport van Medifirst, dat de geloofwaardigheid van de verklaringen van de eiser in twijfel trok. De eiser had niet voldoende onderbouwd dat het rapport ondeugdelijk was en kon niet aantonen dat zijn analfabetisme hem verhinderde om enige tijdsaanduiding te geven over de gebeurtenissen die hij beschreef. De rechtbank concludeerde dat de eiser tegenstrijdige verklaringen had afgelegd over de beschuldigingen van kannibalisme en dat de verweerder niet ten onrechte had geoordeeld dat de asielaanvraag als kennelijk ongegrond kon worden afgewezen.

De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt en er werd een rechtsmiddel tegen de uitspraak aangekondigd, waarbij hoger beroep mogelijk was bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen een week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.4217

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser, V-nummer: [v-nummer]

(gemachtigde: mr. J.J.J. Jansen),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. A.S. van den Anker).

ProcesverloopBij besluit van 11 maart 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de verlengde procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep, tezamen met de zaak NL22.4218, op 26 april 2022 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen E. Koné. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiser heeft de Gambiaanse nationaliteit en is geboren op [geboortedag] 1989. Eiser heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij door zijn familie en de gemeenschap in Gambia werd beschuldigd van kannibalisme. Eiser meent dat hij hierdoor geen onderwijs kon krijgen en dat mensen afstand van hem namen.
2. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
1. Identiteit, nationaliteit en herkomst;
2. Toegedicht kannibalisme en daaruit voortvloeiende problemen;
Verweerder heeft zich hierover op het standpunt gesteld dat eisers identiteit, nationaliteit en herkomst geloofwaardig zijn. Verweerder acht het toegedichte kannibalisme en de daaruit voortvloeiende problemen ongeloofwaardig. Hij concludeert daarom dat de asielaanvraag wordt afgewezen als kennelijk ongegrond.
Wat vindt eiser in beroep?
3. Eiser voert aan dat hetgeen eerder door hem is aangevoerd als herhaald en ingelast dient te worden beschouwd. Verder betwist eiser de juistheid van het medisch rapport van Medifirst, meer specifiek dat hij bij benadering data kan noemen. Eiser stelt dat hij analfabeet is en daardoor in geheel geen jaren, maanden, leeftijden, weken en datums kan noemen. Eiser betoogt daarom dat verweerder ten onrechte aan hem heeft tegengeworpen dat hij op deze punten tegenstrijdig heeft verklaard.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Herhaling zienswijze
4. Voor zover eiser heeft verzocht de zienswijze als letterlijk herhaald en ingelast te beschouwen, stelt de rechtbank vast dat verweerder in het bestreden besluit op die zienswijze heeft gereageerd. Voor zover eiser in beroep niet heeft aangegeven waarom de reactie van verweerder tekortschiet, kan de beroepsgrond reeds hierom niet slagen.
Medische situatie en capaciteit tot verklaren
5. In het rapport van Medifirst van 4 september 2021 staat dat eiser heeft aangegeven dat zijn geheugen te wensen over laat ten aanzien van het plaatsen van exacte data bij gebeurtenissen. Geconstateerd werd dat hij nogal eens niet in staat is om bij een gebeurtenis een exacte datum te plaatsen. Volgens het rapport van Medfirst kan hij dat bij benadering wel.
5.1.
De rechtbank overweegt dat verweerder heeft mogen uitgaan van de juistheid van het rapport van Medifirst. Eiser heeft zijn stelling dat het rapport van Medifirst ondeugdelijk tot stand is gekomen niet onderbouwd. Eiser heeft ook onvoldoende onderbouwd dat de conclusies uit het rapport van Medifirst onjuist zijn. Zo heeft eiser de stelling dat hij in het geheel geen data kan noemen niet met medische informatie onderbouwd. Evenmin heeft eiser onderbouwd dat er een verband bestaat tussen zijn analfabetisme en het geheel niet in staat zijn om te verklaren over jaren, maanden, leeftijden, weken en datums. Gelet op het voorgaande heeft verweerder er daarom vanuit mogen gaan dat eiser, ondanks zijn moeite bij het benoemen van exacte data, bij benadering wel data kan noemen.
5.2.
De rechtbank overweegt verder dat verweerder eiser niet heeft tegengeworpen dat hij geen data kan noemen of tegenstrijdig heeft verklaard over data. Verweerder heeft eiser alleen tegengeworpen dat hij niet kan verklaren wanneer hij ongeveer werd beschuldigd van kannibalisme. Gelet op de inhoud van het Medifirst rapport, is de rechtbank van oordeel dat verweerder dit niet ten onrechte aan eiser heeft tegengeworpen en dat van mocht worden verlangd dat hij bij benadering enige tijdsaanduiding kan geven omtrent de door hem gestelde gebeurtenissen en problemen.
Toegedicht kannibalisme en gestelde problemen
6. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder het niet ten onrechte ongeloofwaardig gevonden dat eiser is beschuldigd van kannibalisme. De rechtbank overweegt hiertoe dat eiser tegenstrijdig heeft verklaard over wie hem voor het eerst zou hebben beschuldigd van kannibalisme. Eiser heeft eerst verklaard dat deze beschuldiging voor het eerst door zijn vriend [A] werd gedaan, terwijl hij later heeft verklaard dat zijn familie hem als eerste heeft beschuldigd. [1] Verder heeft verweerder aan eiser kunnen tegenwerpen dat hij summier en vaag heeft verklaard over de problemen die hij door deze beschuldiging zou hebben ondervonden. Tot slot overweegt de rechtbank dat verweerder er terecht op heeft gewezen dat uit eisers verklaringen volgt dat de gemeenschap in Gambia wist dat eiser niet echt mensen at. Zo heeft eiser verklaard dat hij voelde dat de mensen deze beschuldiging toch niet geloofden en hem alsnog hebben geholpen. [2] Verweerder heeft eiser niet ten onrechte tegengeworpen dat hij ook op dit punt vage en ongerijmde verklaringen heeft afgelegd.
Conclusie
7. De aanvraag is niet ten onrechte afgewezen als kennelijk ongegrond. Het beroep is ongegrond.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van mr.E.N.H.J. Schenk, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Zie nader gehoor, pagina 7, 8, 10 en 11.
2.Zie nader gehoor, pagina 18.