In deze zaak heeft eiseres, een Liberiaanse nationaliteit die in Ghana verblijft, een aanvraag ingediend voor een visum kort verblijf om haar zoontje in Nederland te bezoeken. De Minister van Buitenlandse Zaken heeft deze aanvraag afgewezen, met als argument dat eiseres het doel en de omstandigheden van haar voorgenomen verblijf niet heeft aangetoond. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd door de minister kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. Later werd het bezwaar ongegrond verklaard, wat leidde tot het beroep van eiseres bij de rechtbank.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister onvoldoende heeft gemotiveerd waarom eiseres niet aan de vereisten voor het visum voldeed. De rechtbank oordeelde dat de wens van eiseres om haar zoontje te bezoeken, evenals haar intentie om tijdelijk in Nederland te verblijven, niet voldoende was onderbouwd door de minister. De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd en de minister opgedragen om binnen zes weken een nieuwe beslissing te nemen op het bezwaar van eiseres, waarbij zij ook de proceskosten van eiseres dient te vergoeden.
De rechtbank concludeerde dat de minister niet had aangetoond dat eiseres geen oprechte intenties had met haar aanvraag voor een visum kort verblijf. De rechtbank heeft de zaak gegrond verklaard en de minister veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van eiseres, die in totaal € 1.897,50 bedragen, evenals het griffierecht van € 181,-.