ECLI:NL:RBDHA:2022:8510

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 juli 2022
Publicatiedatum
25 augustus 2022
Zaaknummer
NL21.12365
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onvoldoende motivatie van de Minister van Buitenlandse Zaken voor afwijzing visum kort verblijf

In deze zaak heeft eiseres, een Liberiaanse nationaliteit die in Ghana verblijft, een aanvraag ingediend voor een visum kort verblijf om haar zoontje in Nederland te bezoeken. De Minister van Buitenlandse Zaken heeft deze aanvraag afgewezen, met als argument dat eiseres het doel en de omstandigheden van haar voorgenomen verblijf niet heeft aangetoond. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd door de minister kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. Later werd het bezwaar ongegrond verklaard, wat leidde tot het beroep van eiseres bij de rechtbank.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister onvoldoende heeft gemotiveerd waarom eiseres niet aan de vereisten voor het visum voldeed. De rechtbank oordeelde dat de wens van eiseres om haar zoontje te bezoeken, evenals haar intentie om tijdelijk in Nederland te verblijven, niet voldoende was onderbouwd door de minister. De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd en de minister opgedragen om binnen zes weken een nieuwe beslissing te nemen op het bezwaar van eiseres, waarbij zij ook de proceskosten van eiseres dient te vergoeden.

De rechtbank concludeerde dat de minister niet had aangetoond dat eiseres geen oprechte intenties had met haar aanvraag voor een visum kort verblijf. De rechtbank heeft de zaak gegrond verklaard en de minister veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van eiseres, die in totaal € 1.897,50 bedragen, evenals het griffierecht van € 181,-.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL21.12365
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres

V-nummer: [V-nummer] (gemachtigde: mr. B.S. Bernard),
en

de Minister van Buitenlandse Zaken, verweerder (gemachtigde: mr. S.H.F. Pols).

Inleiding en procesverloop

1. Eiseres heeft de Liberiaanse nationaliteit en verblijft in Ghana. Zij heeft een relatie met de heer [A] (referent). Zij hebben samen een zoontje, [B] . Referent en [B] verblijven in Nederland. Eiseres heeft op 7 mei 2021 een aanvraag tot het verlenen van een visum kort verblijf ingediend, onder meer om [B] te bezoeken.
2. Met het besluit van 14 mei 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder deze aanvraag afgewezen. Eiseres heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt.
3. Met het besluit van 9 juli 2021 (het bestreden besluit 1) heeft verweerder het bezwaar kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. Hiertegen heeft eiseres beroep ingesteld.
4. Met het besluit van 17 december 2021 (het bestreden besluit 2) heeft verweerder het bestreden besluit 1 vervangen en het bezwaar kennelijk ongegrond verklaard. Het beroep van eiseres heeft van rechtswege mede betrekking op het bestreden besluit 2.1
5. Eiseres heeft nadere beroepsgronden ingediend tegen het bestreden besluit 2.
6. In eerste instantie heeft het onderzoek ter zitting (fysiek) plaatsgevonden op 13 juni 2022. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Ook was referent aanwezig. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
7. Met de beslissing van 17 juni 2022 heeft de rechtbank het onderzoek heropend, omdat het niet volledig is geweest. Pas na de zitting van 13 juni 2022 is voor de behandelend rechter en de griffier duidelijk geworden dat voor dezelfde beroepszaak zowel een digitaal dossier (NL21.12365) als een fysiek dossier (AWB 22/111) is aangemaakt. Hoewel dit fysieke dossier zich bij de griffie bevond, beschikten de rechter en de griffier hierover aanvankelijk
1. Dit op grond van artikel 6:19, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
niet. Gebleken is dat het digitale en fysieke dossier niet geheel identiek zijn samengesteld. Om die reden heeft de rechtbank, met instemming van partijen, de inhoud van het fysieke dossier geüpload in het digitale dossier. De rechtbank heeft het fysieke dossier vervolgens administratief gesloten, omdat dit ten onrechte was aangemaakt.
8. De rechtbank heeft het onderzoek voortgezet op de zitting van 12 juli 2022. Deze zitting heeft plaatsgevonden via een beeldverbinding. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Ook was referent aanwezig. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Standpunten van partijen (in essentie)

9. Verweerder heeft aan het bestreden besluit 2 ten grondslag gelegd dat eiseres het doel en de omstandigheden van haar voorgenomen verblijf niet heeft aangetoond.2 Anders dan de strekking van een visum voor kort verblijf, beoogde eiseres volgens verweerder om langdurig in Nederland te verblijven. Verweerder heeft hiertoe aangevoerd dat eiseres in Nederland op 26 oktober 2021 een rechtszitting van de familierechter wilde bijwonen. Ook is zij voornemens om een aanvraag voor langdurig verblijf te doen. Verder heeft eiseres op 16 september 2021 een aanvraag VVR-EU ingediend en is zij van plan om bij de Nederlandse vertegenwoordiging in Accra aan aanvraag in te dienen voor een faciliterend visum.3
Ter onderbouwing van het standpunt dat eiseres het doel van haar voorgenomen verblijf in Nederland niet heeft aangetoond, heeft verweerder aanvankelijk ook aangevoerd dat eiseres niet heeft aangetoond dat zij de natuurlijke moeder van [B] is. Dit standpunt heeft verweerder op de zitting van 12 juli 2022 prijsgegeven.
10. Eiseres heeft verschillende redenen gegeven waarom zij heeft geopteerd voor een visum voor kort verblijf. Zo wilde zij aanvankelijk de rechtszitting van de familierechter bijwonen in Nederland. Ook moest referent voor werkzaamheden naar het buitenland, waardoor zij tijdelijk zou kunnen zorgen voor [B] . Inmiddels staat op de voorgrond dat eiseres en [B] graag bij elkaar willen zijn. [B] mist zijn moeder. Dit is onderbouwd met een document van de school van [B] . Daarnaast werkt referent veel en wil hij graag ondersteuning bij de opvoeding van [B] . In afwachting van een langdurige verblijfsvergunning, wenst eiseres alvast voor kortere duur in Nederland te verblijven. Zij heeft aangevoerd dat zij er geen belang bij heeft om zich niet te houden aan de voorwaarden van het visum voor kort verblijf. Indien zij deze voorwaarden zou overtreden, zou verweerder haar dit kunnen tegenwerpen bij de beoordeling van de aanvraag voor langdurig verblijf.
Ter zitting van 13 juni 2022 heeft eiseres haar beroep ingetrokken, voor zover dit was gericht tegen bestreden besluit 1.
2 Artikel 32, eerste lid, aanhef en onder a sub ii, van de Visumcode.
3 Conform de EU-richtlijn 2004/38/EC.

Overwegingen

11. In het bestreden besluit 2 heeft verweerder eiseres tegengeworpen dat zij in de bezwaarfase het doel van haar beoogde verblijf in Nederland heeft aangepast en dat zij daarom het doel van haar voorgenomen verblijf niet aannemelijk heeft gemaakt. Volgens verweerder blijkt dit onder meer uit de wens om de rechtszitting van de familierechter op 26 oktober 2021 te kunnen bijwonen. Deze wens heeft eiseres in de bezwaarfase aangevoerd.
12. De rechtbank kan verweerder hierin niet volgen en overweegt daartoe het volgende. Uit het bezwaarschrift van 27 mei 2021 blijkt dat het eiseres pas naar aanleiding van een brief van de rechtbank van 17 mei 2021 bekend was geworden dat de rechtszitting van de familierechter op 26 oktober 2021 zou plaatsvinden. De brief van de rechtbank van
17 mei 2021 dateert van ná de aanvraag en het primaire besluit. Eiseres heeft dus niet eerder dan in de bezwaarfase kunnen aangeven dat zij deze rechtszitting zou willen bijwonen. In zoverre ziet de rechtbank deze omstandigheid niet als wijziging of aanpassing van het beoogde verblijfsdoel van eiseres, maar eerder als een aanvulling daarop. De later geuite wens om de rechtszitting te kunnen bijwonen laat immers onverlet dat eiseres ook nog steeds beoogde om [B] te bezoeken. Verder neemt de rechtbank in overweging dat op het moment dat verweerder het bestreden besluit 2 nam (op 17 december 2021), de rechtszitting van de familierechter al had plaatsgevonden en dat de familierechter op
23 november 2021 ook al uitspraak had gedaan. Op het moment waarop verweerder het bestreden besluit 2 nam, was de wens van eiseres om de rechtszitting van 26 oktober 2021 te kunnen bijwonen door het tijdsverloop dus al achterhaald. Eén en ander maakt dat het hele aspect rondom de rechtszitting van 26 oktober 2021 niet kan bijdragen aan het standpunt van verweerder dat eiseres het doel en de omstandigheden van haar voorgenomen verblijf in Nederland niet aannemelijk heeft gemaakt.
13. Uit rechtsoverweging 12 vloeit voort dat het bestreden besluit 2 alleen nog steunt op het argument van verweerder dat eiseres tevens een aanvraag voor langdurig verblijf heeft ingediend. Dit is onvoldoende voor het standpunt van verweerder dat eiseres het doel en de omstandigheden van haar voorgenomen korte verblijf niet heeft aangetoond. De aanvraagprocedure voor een langdurige verblijfsvergunning kan immers geruime tijd in beslag nemen, terwijl eiseres geen garantie heeft dat deze aanvraag wordt ingewilligd. In dit licht is het niet onaannemelijk dat eiseres met haar onderhavige visumaanvraag alvast heeft beoogd om kortdurend bij [B] in Nederland te kunnen verblijven. Het belang daarvan blijkt in zekere mate ook uit de ongedateerde verklaring van de school van [B] . Eiseres heeft deze verklaring ingebracht als bijlage bij haar brief van 20 april 2022. Dat zij inmiddels ook langdurig verblijf beoogt, is in de gegeven omstandigheden onvoldoende voor de veronderstelling van verweerder dat eiseres geen oprechte intenties heeft gehad met haar aanvraag voor een visum voor kort verblijf. Eiseres onderkent ook dat het niet in haar belang zou zijn als zij de voorwaarden voor haar recht op kort verblijf zou overtreden, omdat dit de kansrijkheid van haar aanvraag voor langdurig verblijf zal schaden. Hierin kan een aanwijzing worden gezien dat eiseres daadwerkelijk oprechte intenties heeft gehad met haar aanvraag voor een visum voor kort verblijf.

Conclusie

14. Verweerder heeft onvoldoende steekhoudend beargumenteerd dat eiseres het doel en de omstandigheden van haar beoogde kortdurende verblijf niet heeft aangetoond. Het beroep is daarom gegrond en het bestreden besluit 2 dient te worden vernietigd. Het bestreden besluit 2 was dus niet kennelijk ongegrond. Om die reden heeft verweerder eiseres en/of referent ten onrechte niet gehoord op het bezwaar.
15. Verweerder dient dus een nieuwe beslissing te nemen op het bezwaar van eiseres, zo nodig nadat eiseres en/of referent op dat bezwaar zijn gehoord. Alleen al daarom ziet de rechtbank geen aanleiding om verweerder de gelegenheid te bieden om het motiveringsgebrek te herstellen door middel van een bestuurlijke lus. De rechtbank ziet ook geen aanleiding om zelf te voorzien.
16. De rechtbank draagt verweerder op om binnen zes weken na verzending van deze uitspraak een nieuwe beslissing op het bezwaar van eiseres te nemen. Dit vanzelfsprekend met inachtneming van deze uitspraak.
17. De rechtbank veroordeelt verweerder tot vergoeding van de proceskosten die eiseres in beroep heeft gemaakt. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht vastgesteld op € 1.897,50. Voor de bijstand van eiseres door haar advocaat kent de rechtbank 2,5 punt toe (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor de aanwezigheid bij de zitting van 13 juni 2022 en 0,5 punt voor de aanwezigheid bij de zitting van 12 juli 2022), met een waarde per punt van € 759,- en een wegingsfactor 1. Ook draagt de rechtbank verweerder op om het betaalde bedrag aan griffierecht van
€ 181,- aan eiseres te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit 2;
  • draagt verweerder op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuwe beslissing op het bezwaar te nemen;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 181,- aan eiseres te vergoeden;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.897,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van mr. S. van den Broek, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
25 juli 2022
en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl
Mr. R.J.A. Schaaf S. van den Broek
Rechter Griffier
Rechtbank Midden-Nederland Rechtbank Midden-Nederland
Documentcode: [documentcode]
Rechtsmiddel
Op grond van artikel 84, onder b, van de Vreemdelingenwet 2000 staat tegen deze uitspraak
geen hoger beroep open.