Op 10 januari 2022 heeft de meervoudige verschoningskamer van de Rechtbank Den Haag een beslissing genomen op het verschoningsverzoek van de behandelend rechter, mr. R.E. Perquin, in een strafzaak met parketnummer 09/346120-21. Het verzoek tot verschoning werd ingediend omdat de raadsman van de verdachte, mr. M.G.P. Glas, tot voor kort een directe collega was van de behandelend rechter. Dit leidde tot de vraag of er sprake was van een schijn van partijdigheid, wat de onpartijdigheid van de rechter in twijfel zou kunnen trekken.
De rechtbank oordeelde dat, hoewel rechters op grond van hun aanstelling worden vermoed onpartijdig te zijn, er uitzonderlijke omstandigheden kunnen zijn die deze aanname ondermijnen. In dit geval was de relatie tussen de rechter en de raadsman van de verdachte een dergelijke omstandigheid. De rechtbank concludeerde dat het verschoningsverzoek terecht was ingediend om de schijn van partijdigheid te vermijden.
De beslissing van de verschoningskamer hield in dat het verzoek tot verschoning werd toegewezen. Dit betekent dat de behandeling van de hoofdzaak door een andere rechter moet worden overgenomen. De rechtbank heeft bepaald dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond op het moment dat het verschoningsverzoek werd ingediend. Een afschrift van deze beslissing zal worden toegezonden aan de betrokken partijen, waaronder de rechter en de verdachte via zijn raadsman.