Rechtbank DEN HAAG
Parketnummer: 09/153610-22
Proces-verbaal van de terechtzitting, houdende aantekening van het mondeling vonnis
Proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van de politierechter in bovengenoemde rechtbank op 19 juli 2022.
De verklaringen in dit proces-verbaal zijn zakelijk weergegeven.
Tegenwoordig zijn:
mr. J.R.K.A.M. Waasdorp, politierechter,
mr. Y. Kartay, griffier,
mr. E.J. Huisman, officier van justitie.
De politierechter doet de zaak tegen na te noemen verdachte uitroepen.
Aangezien de verdachte blijk geeft niet voldoende de Nederlandse, maar wel de Georgische taal te verstaan, heeft het onderzoek plaats met bijstand van een beëdigde tolk, te weten [tolk] , in de taal Georgisch. De tolk heeft al het gesprokene vertaald.
De verdachte, ter terechtzitting aanwezig, antwoordt op de vragen van de politierechter te zijn genaamd:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting Alphen aan den Rijn, locatie Eikenlaan.
De politierechter vermaant de verdachte oplettend te zijn op hetgeen hij zal horen en deelt hem mee dat hij niet tot antwoorden verplicht is.
Als raadsman van de verdachte is ter terechtzitting aanwezig mr. P.J. Hoogendam.
Ter terechtzitting is tevens verschenen [benadeelde] , die zich door middel van een formulier in het strafproces heeft gevoegd als benadeelde partij. Ook is aanwezig haar advocaat, mr. T.J.J. Gallee.
De politierechter merkt op dat de strafzaak tegen de verdachte veel media-aandacht heeft gekregen en er om die reden veel pers in de zaal aanwezig is. Desgevraagd geven de verdachte en de tolk toestemming voor het opnemen van hun stemgeluid. De politierechter benadrukt verder dat de Persrichtlijn van toepassing is.
De politierechter deelt vervolgens mee dat hij gisteren verschillende onderzoekswensen van de verdediging, gericht aan de officier van justitie, heeft gelezen. De verdediging heeft aan de officier van justitie verzocht om twee artsen van het Haga Ziekenhuis en een of meer medewerkers van de medische dienst van het festival Den Haag Outdoor als getuige op te roepen. Verder heeft de verdediging opnieuw verzocht DNA-onderzoek aan de bij de verdachte aangetroffen injectienaald te laten uitvoeren. De officier van justitie heeft gisteren afwijzend gereageerd op alle verzoeken.
De politierechter richt zich tot de raadsman van de verdachte en stelt hem – voordat de officier van justitie de zaak voordraagt – in de gelegenheid eventuele opmerkingen te maken.
De raadsman herhaalt zijn verzoeken aan de politierechter en licht die toe:
Ik wil weten of de artsen zelf een klein prikwondje hebben waargenomen of de lezing van aangeefster hebben genoteerd. Indien zij dit zelf hebben waargenomen, wil ik weten welke bevindingen daaraan ten grondslag liggen. Uit het dossier leid ik af dat de artsen van het Haga Ziekenhuis wel degelijk lichamelijk onderzoek hebben uitgevoerd. Op pagina 89 van het strafdossier lees ik onder het kopje ‘Anamnese’ het volgende: ‘Bleek inderdaad een klein prikwondje aan de binnenzijde van het rechterbeen te hebben’. Aan de medische dienst van het festival Den Haag Outdoor wil ik onder andere vragen of een rood puntje hetzelfde is als een prikwondje, wie de desbetreffende medewerkers waren en wie wat heeft vastgesteld. Op deze vragen heb ik het antwoord niet in het strafdossier kunnen vinden. We moeten ervoor waken dat we de zorgvuldigheid niet uit het oog verliezen. Dit strafdossier is nog niet gereed om vandaag inhoudelijk af te doen, want de feiten zijn niet voldoende vastgesteld.
Voor wat betreft het DNA-onderzoek op de injectienaald is mij opgevallen dat de rechter-commissaris is uitgegaan van aannames. Er wordt gesteld dat een dergelijk onderzoek niet kansrijk is, maar er is niet eens een poging gedaan om het uit te voeren. Pas na een daadwerkelijke uitvoering van onderzoek kan men oordelen over de bewijswaarde. Het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) baseert zich op aannames.
Ik herhaal mijn onderzoekswensen en verzoek u de strafzaak terug te wijzen naar de rechter-commissaris.
De officier van justitie reageert:
Ik stel voorop dat voor het horen van getuigen het verdedigingsbelang geldt. Ik persisteer bij mijn eerdere standpunt en verzet mij tegen de gedane verzoeken. De raadsman spreekt over onduidelijkheden en die zijn er wat mij betreft niet. In de medische verklaring wordt niet gesproken over lichamelijk onderzoek. Onder ‘anamnese’ staat inderdaad dat een prikwondje te zien was. De verklaring van aangeefster biedt hiervoor duidelijkheid, want op pagina 17 van het strafdossier staat dat in het ziekenhuis bloed is afgenomen en dat het ziekenhuis haar niet heeft onderzocht. De conclusie is dus dat geen lichamelijk onderzoek heeft plaatsgevonden. Op pagina 15 van het strafdossier zit een foto waarop prikletsel is waar te nemen en voor mishandeling is het niet noodzakelijk dat een arts het letsel vaststelt.
Ook voor de vragen aan de medewerkers van de medische dienst geldt dat de verklaring van aangeefster duidelijkheid biedt. Uit die verklaring blijkt dat zij naar de EHBO-post moest, daar op een bedje moest liggen en dat iemand van de EHBO-post haar heeft onderzocht en op haar rechter achterbeen een prikgaatje heeft gevonden. Dit verzoek van de verdediging is onvoldoende onderbouwd.
Op het verzoek tot het verrichten van DNA-onderzoek op de injectienaald heeft de rechter-commissaris reeds afwijzend beslist. Die beslissing is helder en uitgebreid gemotiveerd.
De politierechter stelt de raadsman in de gelegenheid te reageren.
De politierechter vraagt aan de verdachte of hij op dit punt nog iets wil zeggen. De verdachte reageert:
Ik weet dat ik dit niet heb gedaan. Ik wil eigenlijk achter de waarheid komen. Ik heb niemand beschadigd.
De politierechter deelt als beslissing op de gedane onderzoekswensen van de verdediging het volgende mee:
De verdediging heeft verzocht om verschillende personen als getuige te horen. Het gaat om personen die in het vooronderzoek geen verklaring hebben afgelegd en in dat geval is het aan de verdediging om te onderbouwen waarom het horen van deze personen van belang is voor enige door mij te nemen beslissing (verdedigingsbelang). Uit de verklaring van aangeefster blijkt voldoende op grond waarvan de twee artsen van het Haga Ziekenhuis en medewerkers van de medische dienst tot hun bevindingen en conclusies zijn gekomen. Daaruit blijken geen aannames. Aangeefster heeft ook beschreven hoe de medewerkers van de medische dienst te werk zijn gegaan, hoe zij is onderzocht en hoe iets op haar been is gevonden. Het horen van de verzochte getuigen is niet van belang voor enige door mij te nemen beslissing. De getuigenverzoeken worden dus afgewezen.
De verdediging heeft de rechter-commissaris eerder al verzocht om DNA-onderzoek te laten verrichten op de injectienaald. De rechter-commissaris heeft hierop op 11 juli 2022 afwijzend beslist en goed gemotiveerd aangegeven dat op basis van informatie van het NFI een dergelijk onderzoek redelijkerwijs niet tot ontlastend bewijs kan leiden. De enkele stelling van de verdediging dat de rechter-commissaris van aannames is uitgegaan, is onvoldoende om nu anders te oordelen. Ook dit verzoek wordt afgewezen vanwege het ontbreken van noodzaak.
Dit alles betekent dat de strafzaak vandaag inhoudelijk zal worden besproken.
De officier van justitie draagt de zaak voor en maakt melding van de vordering benadeelde partij.
De politierechter deelt mee de korte inhoud van alle stukken van het onderzoek, voor zover van belang met het oog op enige door de politierechter te nemen beslissing.
De verdachte legt op vragen van de politierechter een verklaring af:
Het klopt dat ik op 18 juni 2022 op het festival Den Haag Outdoor was. Ik ging daarheen om mij te amuseren, dus voor muziek en dans. Mijn vrienden waren daar ook, onder wie Georgiërs en mensen die ik daar heb leren kennen. U vraagt mij of ik ben gefouilleerd toen ik mijn toegangskaartje moest laten zien. Ja, oppervlakkig. Ik kreeg een muntje in mijn handen waarmee ik naar binnen mocht. Ik kwam binnen en zag dat er vijf verschillende plekken waren. Ik ging naar een kant om hasj te roken. Kort daarna werd ik opgehaald en moest ik met de beveiliging meelopen. Ik had geen idee waar het over ging. Ik dacht dat ze mij wilden ophalen, omdat ik zonder kaartje binnen zou zijn gekomen.
U, politierechter, vraagt wat ik bij mij had op het festival. Ik had hasj, een flesje om mee te roken, sigaretten en in mijn rechterzak had ik een gebruikte injectienaald. U toont mij p. 23 van het strafdossier en vraagt mij of het om de betreffende injectienaald gaat. Ja. Ik had de injectienaald bij mij, omdat ik een week daarvoor kiespijn had. Ik ben niet gewend om harddrugs te gebruiken. Ik was vergeten om de injectienaald uit mijn broekzak te halen. Ik wilde die bewaren, want ze zijn niet zo makkelijk verkrijgbaar. Ik heb de injectienaald niet gebruikt om iemand te beschadigen. Ik heb de injectienaald gebruikt om mijn kiespijn te stillen en er zat crack en heroïne in de naald. U zegt mij dat ik zojuist heb verklaard dat ik niet gewend ben om harddrugs te gebruiken. Ik ben er niet afhankelijk van. Ik wil ermee zeggen dat ik één of twee keer heb gebruikt en voor mijn kiespijn was dat wel nodig. Mijn achterste twee kiezen zijn eigenlijk stuk en zo nu en dan heb ik veel last. Ik moet ze laten behandelen. Eerst had ik Ketamol geprobeerd, maar dat heeft niet geholpen en toen heb ik de net genoemde middelen gebruikt. U vraagt mij of ik weet wat uiteindelijk door het NFI in de injectienaald is gevonden. Dat weet ik niet. U houdt mij de resultaten van het NFI-onderzoek voor. In de injectienaald waar het NFI het over heeft, zijn heroïne en stoffen die voorkomen in heroïne aangetoond op de dop, de spuit en/of de naald. Ook is er cocaïne aangetoond op de dop, de spuit en de naald, paracetamol op de spuit en de naald, coffeïne op de spuit en de naald en citroenzuur op de dop en de spuit.
De raadsman merkt op dat op het rapport van het NFI van 28 juni 2022 een ander parketnummer staat en vraagt zich af of dit rapport betrekking heeft op deze strafzaak.
De officier van justitie bevestigt desgevraagd dat een verkeerd parketnummer op het NFI-rapport staat, maar dat het politieregistratienummer wel overeenkomt. Het onjuiste parketnummer moet worden aangemerkt als een vergissing.
De verdachte vervolgt zijn verklaring:
U, politierechter, houdt mij voor dat ik tegen twee beveiligers heb gezegd dat ik de injectienaald mee had omdat ik suikerziekte heb. Dat is taalverwarring. Ik heb in het Engels ‘sugar’ gezegd om duidelijk te maken dat het een injectienaald was. Ik wilde zeggen dat het voor suikerziekte was, maar ik heb niet gezegd dat ik suikerziekte had. Ik bleef het woord ‘sugar’ herhalen, want ik wist niet hoe ik injectienaald in het Engels moest zeggen.
U vraagt mij hoe ik aan die naald ben gekomen. We waren in een polikliniek of apotheek in Den Haag. We hebben gezegd: ‘we hebben dit en dat en mijn vrouw heeft dit nodig’. Misschien hadden ze medelijden met ons en hebben we de injectienaald daarom gekregen. Mijn vriend kon een beetje Engels en hij heeft uitgelegd dat het om een injectienaald ging. Tijdens het festival heb ik de naald niet uit mijn zak gehaald. Ik wist niet dat ik deze bij mij had. Het enige wat ik uit mijn zak heb gehaald, zijn sigaretten.
U zegt tegen mij dat verschillende mensen verklaringen hebben afgelegd, onder wie aangeefster en getuige [getuige 1] . U houdt mij de verklaring van [getuige 1] bij de rechter-commissaris voor en vraagt naar mijn reactie. Het klopt niet. Ik ben niet in contact geweest met welke vrouw dan ook. Ik heb niemand gesproken, niemand geprikt en de injectienaald niet uit mijn broekzak gehaald. Ik weet niet waarom zij anders verklaart. Mijn raadsman merkt op dat u, politierechter, slechts de verklaring van [getuige 1] bij de rechter-commissaris voorhoudt en niet ook haar verklaringen bij de politie. Daarmee stuurt u de ondervraging en houdt u de chronologie niet aan. Ik hoor u, politierechter, tegen mijn raadsman zeggen dat u net begonnen bent met de getuigenverklaringen en dat u daar nog niet klaar mee bent. Ook de overige verklaringen zullen worden besproken. Uw raadsman krijgt straks nog de gelegenheid om eventuele vragen te stellen. U, politierechter, houdt mij vervolgens de verklaring van aangeefster en getuigen [getuige 1] , [getuige 2] en [getuige 3] voor die zij bij de politie en, voor zover het de getuigen betreft, bij de rechter-commissaris hebben afgelegd. U vraagt mij naar mijn reactie. Het klopt niet wat deze mensen zeggen.
U, politierechter, toont mij pagina 15 van het strafdossier. U zegt dat hierop een gedeelte van het rechter achterbeen van aangeefster te zien is. Tussen een duim en wijsvinger ziet u een klein rood rond puntje.
U vraagt mij of ik op de hoogte ben van het nieuws rondom het fenomeen
needle spiking. Ik weet daar niets van.
U zegt mij dat in het strafdossier foto’s van u zitten die de organisatie van het festival online heeft gezet, met en zonder balkje voor uw ogen, voorzien van de tekst ‘we hebben de man te pakken’.
Op een vraag van de officier van justitie over de verdenking verklaart de verdachte het volgende:
U, officier van justitie, vraagt mij of het klopt dat ik tegen de mensen van de beveiliging ‘suiker’ heb gezegd, maar eigenlijk de injectienaald bedoelde en niet dat ik zelf suikerziekte had. Ik zei alleen ‘sugar’ en toen werd ik geboeid en afgevoerd door de politie. Volgens mij heb ik geen suikerziekte, althans dat is niet vastgesteld. U, officier van justitie, houdt mij voor dat uit het strafdossier blijkt dat tijdens de voorgeleiding aan de hulpofficier van justitie een tolk Georgisch aanwezig was en ik toen heb gezegd dat ik suikerziekte heb en hier medicijnen voor gebruik. U vraagt mij hoe dit zit. Overal wilde ik aangeven dat de injectienaald voor suikerziekte bedoeld was en daarom bleef ik ‘sugar’ herhalen. Ik noem het een naald voor diabetes.
De raadsman geeft desgevraagd aan geen vragen te hebben over de verdenking.
De politierechter bespreekt de vordering van de benadeelde partij en stelt mr. Gallee in de gelegenheid deze toe te lichten. De advocaat deelt het volgende mee:
Nog altijd durft mijn cliënte niet alleen naar een festival of feestje te gaan. Zij is constant waakzaam en kijkt of iemand zich verdacht gedraagt. Na het incident heeft zij veel onzekerheden en angst op infecties, zoals hepatitis en hiv. In oktober heeft zij een laatste check om uit te sluiten dat zij geïnfecteerd is geraakt. Cliënte heeft de zorg over haar gehandicapte dochter en denkt na over de vraag wat er zou gebeuren als ze er niet meer was geweest. Ze is vooral boos. Vandaag krijgt zij geen antwoord op de vragen die zij heeft en dat is extra vervelend. Ze is na het incident een week thuisgebleven en heeft niet gewerkt. Nu gaat het beter en ze denkt er niet meer de hele dag aan. Het begroten van de bedragen bleek lastig, omdat er geen vergelijkbare zaken zijn. Het is aan u wat u billijk acht.
De officier van justitie en de raadsman geven aan geen vragen te hebben over de vordering van de benadeelde partij.
De politierechter bespreekt de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
De verdachte legt op vragen over zijn persoonlijke omstandigheden een verklaring af:
Ik heb de afgelopen weken nagedacht over het feit dat ik beschuldigd ben van iets wat ik niet heb gedaan. Ik heb begrip voor die mevrouw en wat zij heeft meegemaakt, al is het zo dat ik niet degene ben die haar iets heeft aangedaan. Het klopt dat ik in 2014 in Georgië ben veroordeeld voor het gebruik van drugs. Ik ben als toerist naar Nederland gekomen en niet om strafbare feiten te plegen. Ik wilde hier alles bezoeken, niet alleen festivals. Ik mag 90 dagen visumvrij rondreizen. Na 90 dagen zou ik weer terug naar Georgië gaan. Ik werk daar. Samen met mijn vriend heb ik een eigen website. Wij werken voor verschillende bedrijven en maken reclame voor hen.
De officier van justitie en de raadsman geven aan geen vragen te hebben aan de verdachte over zijn persoonlijke omstandigheden.
De officier van justitie voert het woord overeenkomstig haar schriftelijk requisitoir, dat zij aan de politierechter overlegt en waarvan de inhoud als hier ingelast moet worden beschouwd. Het requisitoir is als bijlage aan dit proces-verbaal gehecht (
bijlage 1).
De officier van justitie leest de vordering voor en legt die aan de politierechter over. De vordering houdt in dat de verdachte voor mishandeling wordt veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.
De officier van justitie concludeert verder tot gedeeltelijke toewijzing van de vordering benadeelde partij, te weten voor zover het immateriële schade betreft een bedrag van € 1000,–, en tot niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij voor het materiële gedeelte van de vordering. Voorts vordert de officier van justitie toewijzing van de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De politierechter onderbreekt het onderzoek ter terechtzitting voor een korte pauze.
De politierechter hervat het onderzoek ter terechtzitting en geeft het woord aan de raadsman.
De raadsman voert het woord ter verdediging overeenkomstig zijn pleitnota, die hij aan de politierechter overlegt en waarvan de inhoud als hier ingelast moet worden beschouwd. De pleitnota is als bijlage aan dit proces-verbaal gehecht (
bijlage 2). In aanvulling op zijn pleitnota voert hij aan:
Als aangeefster geprikt zou zijn, dan had zij dat gemerkt. Ik kan uit eigen ervaring (vaccinatie) spreken dat je van een spuit weinig voelt als je spanning in de arm weglaat. Aangeefster staat bij de bar, er is muziek en haar beenspieren zijn gespannen. Dan is het voor mij onbegrijpelijk dat zij niets heeft gemerkt en gevoeld. Wat is verder de aard van het letsel? Er is alleen een rood puntje geconstateerd. Is dat puntje veroorzaakt door het steken met de injectienaald die mijn cliënt bij zich had? Een verklaring van de medische dienst ontbreekt. Ook het NFI-rapport roept vragen op, aangezien er een onjuist parketnummer op staat. Wat moet verder worden verstaan onder ‘lichamelijk onderzoek’? Is aangeefster in het ziekenhuis uitgebreid onderzocht of niet? Ook dit levert vragen op. Pagina 11 van de pleitnota kan als niet voorgedragen worden beschouwd.
Ik verzoek u mijn cliënt integraal vrij te spreken. Gelet hierop is de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
U, politierechter, vraagt mij of u het dan goed begrijpt dat er geen onderzoekswensen meer liggen waarop moet worden beslist. Ik heb aangegeven hoe ik erover denk. U, politierechter, maakt hieruit op dat er geen onderzoekswensen meer liggen waar (opnieuw) op moet worden beslist.
De advocaat van de benadeelde partij voert het volgende aan:
Ik vind de matiging tot € 1000,–, zoals de officier van justitie heeft verzocht, vrij fors. Vaststaat wat er in de injectienaald zat. Het kan levensgevaarlijk zijn als je dat binnen krijgt. Dat is een zwaarwegend argument en er is ook een maatschappelijk belang. Van een groot bedrag aan smartengeld kan preventieve werking uitgaan.
De officier van justitie voert het woord in repliek:
We hebben het over eenvoudige mishandeling en vast moet worden gesteld dat de verdachte aangeefster met een injectienaald heeft gestoken en dat daardoor letsel is ontstaan. Het letsel is geconstateerd. Getuige [getuige 1] zegt dat aangeefster is gestoken en het letsel op de foto past daarbij. Ik zie een rood puntje en een gaatje. De medische dienst spreekt niet alleen over een rood puntje, maar ook over een prikgaatje en zij zeggen bijna 100% zeker te weten dat dit van een injectienaald komt. Een arts hoeft het letsel niet vast te stellen. De plaats van het prikgaatje is ook duidelijk, want de foto biedt helderheid hierover. Aan de achterzijde, iets aan de binnenkant van het rechterbeen zit een prikwondje. Het staat vast dat het gaat om één prikwondje en niet is aannemelijk dat sprake is van meerdere wondjes. Bovendien is dit ook niet vastgesteld. Het verweer dat sprake is van inconsistenties in de getuigenverklaringen slaagt niet. [getuige 1] heeft een heel duidelijke verklaring afgelegd.
De raadsman voert het woord in dupliek:
Het verslag van de medische dienst zit niet in het dossier. Er wordt gesproken over een rood puntje en later een prikwondje. Aangeefster en haar vriendin zagen geen letsel. Dit strafdossier wordt veel te snel behandeld en dit gaat ten koste van de zorgvuldigheid. Aangeefster heeft het ook over een bloedonderzoek en daarvan zie ik niks terug in het dossier.
Aan de verdachte wordt het recht gelaten het laatst te spreken. Hij verklaart:
Ik heb gezegd wat ik wilde zeggen. Ik ben niet de man die iemand kwaad wil doen. Ik heb nog nooit in mijn leven iemand beschadigd.
De politierechter verklaart het onderzoek gesloten en zegt onmiddellijk mondeling vonnis te zullen geven.
De politierechter spreekt het vonnis uit ter openbare terechtzitting.
Aantekening van het mondeling vonnis
De inhoud van de tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat hij op of omstreeks 18 juni 2022 te 's-Gravenhage
[benadeelde] heeft mishandeld door een injectienaald in het rechterbeen, althans het lichaam van die [benadeelde] te steken.