ECLI:NL:RBDHA:2022:8485

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 juli 2022
Publicatiedatum
24 augustus 2022
Zaaknummer
SGR 21/4100
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag verklaring van vakbekwaamheid voor arts door de minister voor Medische Zorg

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 27 juli 2022 uitspraak gedaan in het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verklaring van vakbekwaamheid door de minister voor Medische Zorg. Eiser had zijn aanvraag op 9 maart 2021 ingediend, maar deze werd afgewezen. Het bezwaar dat eiser hiertegen indiende, werd op 25 mei 2021 ongegrond verklaard door de minister. Tijdens de zitting op 27 juli 2022 heeft de rechtbank de zaak behandeld, waarbij zowel eiser als zijn gemachtigden aanwezig waren, evenals vertegenwoordigers van de minister.

De rechtbank oordeelde dat eiser niet had aangetoond dat hij een klacht had ingediend over de toetsafname bij de Radboud Universiteit, waar hij de toets had moeten afleggen. De rechtbank benadrukte dat het de verantwoordelijkheid van eiser was om eventuele klachten over de toetsafname in te dienen bij de toetsafnemende organisatie, die een specifieke klachtenprocedure had. Aangezien eiser deze mogelijkheid niet had benut, kon de minister niet anders dan de aanvraag afwijzen op basis van het door eiser betwiste resultaat van de toets.

De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en gaf aan dat eiser geen gelijk kreeg. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Partijen werden gewezen op de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan tegen de mondelinge uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 21/4100
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 27 juli 2022 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. R. Verspaandonk),
en

de minister voor Medische Zorg, verweerder

(gemachtigde: mr. J.A. ter Schure).

Procesverloop

Bij besluit van 9 maart 2021(het primaire besluit) heeft verweerder eisers aanvraag voor een verklaring van vakbekwaamheid/erkenning beroepskwalificaties voor het beroep arts afgewezen.
Bij besluit van 25 mei 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard. Verweerder blijft hiermee bij de afwijzing van de aanvraag.
De rechtbank heeft het beroep van eiser tegen het bestreden besluit op 27 juli 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van verweerder. Ook aanwezig waren [A] , werkzaam bij het CIBG en C.H. Schenkelaars-van Ittersum, werkzaam bij het CBGV.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk ter zitting uitspraak gedaan. De motivering van die uitspraak vermeldt de rechtbank hierna onder de beslissing.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
2. Eiser heeft in het kader van zijn aanvraag voor een verklaring van vakbekwaamheid [1] een toets moeten afleggen bij de Radboud Universiteit (RU).
Over het resultaat van die toets is eiser niet tevreden. In deze procedure staat de vraag centraal of de toetsafname niet goed is verlopen en of dit verweerder is aan te rekenen. De rechtbank volgt het standpunt van verweerder dat het op de weg van eiser had gelegen om eventuele klachten over de toetsafname in te dienen bij de toetsafnemende organisatie: de RU. De RU heeft namelijk specifiek voor deze toets een klachtenprocedure. Niet is gebleken dat eiser deze mogelijkheid heeft benut, terwijl uit de stukken wel blijkt dat eiser in contact stond met de RU. Nu eiser niet heeft onderbouwd dat hij een klacht heeft ingediend bij de RU, heeft verweerder geen ander besluit kunnen nemen dan met in achtneming van het door eiser betwiste resultaat van de toets. Daarnaast overweegt de rechtbank dat eiser een civiele procedure had kunnen starten om zijn eventuele ongenoegen over de wijze van de toetsing en/of klachtafhandeling te uiten.
3. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
5. Partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om tegen de mondelinge uitspraak in hoger beroep te gaan op de hieronder omschreven wijze.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 27 juli 2022 door mr. G.P. Kleijn, rechter, in aanwezigheid van mr. E.N.H.J. Schenk, griffier.
griffier
rechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.als bedoeld in de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg, in het bijzonder de artikelen 41 tot en met 45.