In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 15 augustus 2022 uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekers, die bijstand aanvragen op basis van de Participatiewet. Verzoekers hebben eerder, op 6 april 2022, een aanvraag ingediend die door het college van burgemeester en wethouders van Leiden op 13 mei 2022 buiten behandeling is gesteld. Dit gebeurde omdat verzoekers niet tijdig de gevraagde documenten hadden ingeleverd, ondanks herhaalde verzoeken van de gemeente. Tijdens de zitting op 1 augustus 2022 hebben verzoekers verklaard dat zij in het bezit zijn van een identiteitskaart en inmiddels nieuwe paspoorten hebben, maar dat zij niet alle gevraagde informatie hebben kunnen aanleveren. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat de heffing van griffierecht voor verzoekers een belemmering vormt om gebruik te maken van de rechtsgang, en heeft hen vrijgesteld van deze verplichting.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat verzoekers herhaaldelijk aanvragen om bijstand hebben ingediend, die telkens zijn afgewezen. De gemeente had verzoekers gevraagd om specifieke documenten aan te leveren, maar verzoekers zijn niet verschenen op een belangrijke afspraak en hebben niet alle gevraagde informatie verstrekt. De voorzieningenrechter concludeert dat de gemeente in redelijkheid heeft kunnen besluiten de aanvraag niet in behandeling te nemen, omdat verzoekers niet hebben voldaan aan de informatieverplichtingen. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af, omdat niet is aangetoond dat verzoekers in een situatie verkeren die bijstandsbehoevendheid rechtvaardigt. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.