In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 3 augustus 2022 uitspraak gedaan over de beëindiging van het ouderlijk gezag van de moeder over haar minderjarige kind, geboren in 2017. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om het gezag van de moeder te beëindigen en de grootmoeder, die al geruime tijd voor het kind zorgt, te benoemen tot voogdes. De rechtbank heeft vastgesteld dat de moeder, vanwege haar psychische problemen, niet in staat is om de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van het kind te dragen. Het kind verblijft sinds april 2019 bij de grootmoeder en ontwikkelt zich daar goed. De rechtbank heeft geoordeeld dat het in het belang van het kind is om duidelijkheid te scheppen over de opvoedsituatie en dat de juridische status moet worden aangepast aan de feitelijke situatie. De grootmoeder is bereid om de voogdij op zich te nemen, en de rechtbank heeft besloten het ouderlijk gezag van de moeder te beëindigen en de grootmoeder tot voogdes te benoemen. De rechtbank benadrukt dat de band tussen de moeder en het kind behouden blijft, ondanks de beëindiging van het gezag.