ECLI:NL:RBDHA:2022:8383
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van kinderbijslag op basis van ingezetenschap en duurzame persoonlijke band met Nederland
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 24 juni 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een Nederlandse nationaliteit hebbende vrouw, en de Raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank (Svb) over de afwijzing van haar aanvraag voor kinderbijslag op grond van de Algemene Kinderbijslagwet (AKW). Eiseres had kinderbijslag aangevraagd voor haar kinderen voor het vierde kwartaal van 2020 en het eerste kwartaal van 2021, maar haar aanvraag werd afgewezen omdat verweerder van mening was dat eiseres op de peildata geen duurzame persoonlijke band met Nederland had.
Eiseres was in juli 2020 met haar kinderen vanuit Turkije naar Nederland gekomen en had op 15 januari 2021 zelfstandige woonruimte gevonden. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres op de relevante peildata, 1 oktober 2020 en 1 januari 2021, niet als ingezetene kon worden aangemerkt, omdat zij op die momenten nog niet over duurzaam ter beschikking staande woonruimte beschikte en pas kort in Nederland verbleef. De rechtbank heeft daarbij ook de intentie van eiseres om zich permanent in Nederland te vestigen niet als voldoende beschouwd om ingezetenschap aan te nemen.
De rechtbank heeft verder overwogen dat de argumenten van eiseres, waaronder haar inschrijving in de Basis Registratie Personen (BRP) en de schoolinschrijving van haar kinderen, niet voldoende waren om aan te tonen dat er op de peildata sprake was van een duurzame band met Nederland. De rechtbank heeft geoordeeld dat verweerder terecht het beroep ongegrond heeft verklaard en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.