ECLI:NL:RBDHA:2022:8353

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 augustus 2022
Publicatiedatum
22 augustus 2022
Zaaknummer
NL21.20421
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Verzet
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet ongegrond in asielprocedure wegens te late indiening van beroepsgronden

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 16 augustus 2022 uitspraak gedaan over het verzet van de opposant tegen een eerdere uitspraak waarin zijn beroep niet-ontvankelijk werd verklaard. De opposant had op 31 december 2021 beroep ingesteld, maar de rechtbank oordeelde dat de gronden van beroep niet tijdig waren ingediend. De opposant voerde aan dat zijn asielrelaas verbonden was met dat van zijn echtgenote, die een lopende beroepsprocedure had. Echter, de rechtbank stelde vast dat de gronden in de procedure van zijn echtgenote pas op 21 februari 2022 waren ingediend, wat ruim na de gestelde termijn in de onderhavige procedure was. De rechtbank benadrukte dat het indienen van gronden binnen de gestelde termijn essentieel is en dat het niet indienen daarvan voor rekening en risico van de opposant komt. De rechtbank heeft de inhoud van de beroepsgronden in deze verzetzaak pas beoordeeld als het verzet gegrond zou zijn, wat niet het geval was. De rechtbank verklaarde het verzet ongegrond en handhaafde de eerdere uitspraak. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.20421 V

uitspraak van de enkelvoudige kamer op het verzet van

[opposant] , opposant

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. F. Khodajoo-Aziz Maleki).

Procesverloop

Opposant heeft op 31 december 2021 bij de rechtbank beroep ingesteld.
Bij uitspraak van 22 februari 2022 heeft de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaard.
Opposant heeft tegen deze uitspraak verzet ingesteld.
Opposant heeft verzocht om op een zitting te worden gehoord. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 30 mei 2022. Opposant is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. De staatssecretaris is zonder tegenbericht niet verschenen.

Overwegingen

1. De rechtbank heeft in de beroepszaak uitspraak gedaan zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) biedt die mogelijkheid als het eindoordeel buiten redelijke twijfel staat. De rechtbank heeft het beroep kennelijk niet-ontvankelijk geacht. De reden hiervoor is dat de rechtbank tot de conclusie is gekomen dat opposant de gronden van beroep niet binnen de door de rechtbank gestelde termijn heeft ingediend.
2. In deze verzetzaak beoordeelt de rechtbank uitsluitend of zij in de buiten-zittinguitspraak terecht heeft geoordeeld dat buiten redelijke twijfel is dat het beroep niet-ontvankelijk is. Aan de inhoud van de beroepsgronden komt de rechtbank in deze zaak pas toe als het verzet gegrond is.
3. Opposant voert tegen de uitspraak van de rechtbank aan dat voor zijn echtgenote een beroepsprocedure loopt (NL22.1093). Opposant heeft in Nederland asiel aangevraagd door zijn echtgenote en zijn asielrelaas is verbonden met het asielrelaas van zijn echtgenote. Daarom zijn geen gronden ingediend in deze procedure. Bij het instellen van het beroep van zijn vrouw is aangegeven dat voor een familielid een procedure loopt.
4. De verzetrechter overweegt als volgt. In wat opposant heeft aangevoerd, ziet de rechtbank geen aanleiding anders te oordelen dan in de uitspraak van 22 februari 2022. Iemand die beroep instelt, moet in het beroepschrift de gronden van het beroep vermelden. Dit staat in artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder d, van de Awb. Dat opposant in onderhavige procedure geen gronden heeft ingediend dient voor rekening en risico van opposant te komen. Opposant is namelijk bij brief van 3 januari 2022 verzocht uiterlijk op 31 januari 2022 de gronden van het beroep in te dienen. In die brief is tevens vermeld dat, indien van die gelegenheid geen gebruik wordt gemaakt, er rekening mee moet worden gehouden dat het beroep niet-ontvankelijk wordt verklaard. Hieruit moest voor opposant genoegzaam blijken dat het niet indienen van de gronden fatale gevolgen kon hebben.
Dat opposant zijn asielrelaas is verbonden met het asielrelaas van zijn echtgenote maakt dit oordeel niet anders. De gronden in de procedure van zijn echtgenote zijn immers pas op 21 februari 2022 ingediend. Dit is (ruim) buiten de gestelde termijn in onderhavige procedure. Het verzet is dus ongegrond. Dat betekent dat de buiten-zittinguitspraak in stand blijft.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.B. Klaus, rechter, in aanwezigheid van
M. van der Elst, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op: 16 augustus 2022
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.