Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer op het verzet van
[opposant] , opposant
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
M. van der Elst, griffier.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 16 augustus 2022 uitspraak gedaan over het verzet van de opposant tegen een eerdere uitspraak waarin zijn beroep niet-ontvankelijk werd verklaard. De opposant had op 31 december 2021 beroep ingesteld, maar de rechtbank oordeelde dat de gronden van beroep niet tijdig waren ingediend. De opposant voerde aan dat zijn asielrelaas verbonden was met dat van zijn echtgenote, die een lopende beroepsprocedure had. Echter, de rechtbank stelde vast dat de gronden in de procedure van zijn echtgenote pas op 21 februari 2022 waren ingediend, wat ruim na de gestelde termijn in de onderhavige procedure was. De rechtbank benadrukte dat het indienen van gronden binnen de gestelde termijn essentieel is en dat het niet indienen daarvan voor rekening en risico van de opposant komt. De rechtbank heeft de inhoud van de beroepsgronden in deze verzetzaak pas beoordeeld als het verzet gegrond zou zijn, wat niet het geval was. De rechtbank verklaarde het verzet ongegrond en handhaafde de eerdere uitspraak. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.