ECLI:NL:RBDHA:2022:8339

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 augustus 2022
Publicatiedatum
19 augustus 2022
Zaaknummer
C/09/630736 / FA RK 22-3734
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van het ouderlijk gezag van de vader over de minderjarigen in het kader van de ontwikkeling en hulpverlening

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 16 augustus 2022 uitspraak gedaan over de beëindiging van het ouderlijk gezag van de vader over zijn twee minderjarige kinderen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om het gezag van de vader te beëindigen, omdat de communicatie tussen de ouders ernstig verstoord is en dit een negatieve impact heeft op de ontwikkeling van de kinderen. De vader stelt voorwaarden aan zijn medewerking aan hulpverlening, wat de situatie verder bemoeilijkt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de kinderen in hun ontwikkeling ernstig worden bedreigd door de conflicten tussen de ouders en het gebrek aan constructieve samenwerking. De vader gebruikt zijn gezag als drukmiddel, wat schadelijk is voor de kinderen. Ondanks de goede intenties van de vader, is zijn gedrag niet in het belang van de kinderen. De rechtbank concludeert dat de vader niet in staat is om de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van de kinderen binnen een aanvaardbare termijn te dragen. Daarom is de beëindiging van het gezag van de vader noodzakelijk om de stabiliteit en ontwikkeling van de kinderen te waarborgen. De moeder zal het gezag over de kinderen van rechtswege alleen uitoefenen na deze beslissing.

Uitspraak

rechtbank DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaaksgegevens: C/09/630736 /FA RK 22-3734
Datum uitspraak: 16 augustus 2022
Beschikking van de kinderrechter
Beëindiging ouderlijk gezag
in de zaak naar aanleiding van het op 14 juni 2022 ingekomen verzoek van:

de Raad voor de Kinderbescherming, regio Haaglanden,hierna te noemen: de Raad,

betreffende:
-
[minderjarige 1], geboren op [geboortedag 1] 2009 te [geboorteplaats 1] ,
hierna te noemen: [minderjarige 1] ,
-
[minderjarige 2], geboren op [geboortedag 2] 2013 te [geboorteplaats 1] ,
hierna te noemen: [minderjarige 2] .
hierna gezamenlijk te noemen: de minderjarigen.
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[de man]

hierna te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats 1] ,

[de vrouw]

hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats 2] ,
en

Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland,

hierna te noemen: de gecertificeerde instelling.

Het procesverloop

De rechtbank heeft kennisgenomen van het verzoekschrift met bijlagen.
Op 16 augustus 2022 heeft de rechtbank de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld. Daarbij zijn verschenen:
  • [vertegenwoordigers van de Raad] namens de Raad;
  • [vertegenwoordigers van de GI] namens de gecertificeerde instelling;
  • de vader
  • de moeder.
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] zijn uitgenodigd voor een gesprek met de kinderrechter om hun mening kenbaar te maken, maar zij hebben van die mogelijkheid geen gebruik gemaakt.

Feiten

  • De moeder en de vader zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag over de minderjarigen.
  • De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking 25 april 2022 de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] verlengd van 9 mei 2022 tot 9 mei 2023.
  • De minderjarigen wonen bij de moeder.

Verzoek en verweer

De Raad verzoekt het gezag van de vader over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] te beëindigen. Een gezagsbeëindigende maatregel ten aanzien van de vader is volgens de Raad noodzakelijk voor de kinderen, zodat hun ontwikkeling niet langer wordt belemmerd. Er zijn al jarenlang problemen in de communicatie tussen de vader en de moeder. De communicatieproblemen en strijd tussen de vader en de moeder hebben een negatieve weerslag op de kinderen en dit heeft geresulteerd in de omstandigheid dat de kinderen op dit moment geen contact met de vader hebben.
De vader voelt zich buitenspel gezet en vindt dat hij onvoldoende betrokken en geïnformeerd wordt door de moeder en de gecertificeerde instelling. Als gevolg daarvan stelt de vader voorwaardes aan zijn toestemming voor het starten van hulp en denkt hij dat hij hiermee in het belang van de kinderen handelt. Hij zet zijn gezag in om bepaalde dingen af te dwingen en zo zijn eigen doelen te bereiken. Zijn intenties zijn goed, maar zijn handelen pakt nadelig uit voor de kinderen.
Er zijn zorgen om de (identiteits)ontwikkeling van de kinderen. Bij [minderjarige 1] zijn er zorgen om haar zelfbeeld en bij [minderjarige 2] zijn er zorgen om haar taalontwikkeling. Verder zijn er zorgen om een mogelijke erfelijke aandoening vanuit vaders kant van de familie waarover de vader geen openheid wil geven. Hij stelt voorwaarden voor het prijsgeven van de informatie.
Een moeizame samenwerking tussen de ouders onderling en tussen de vader en de gecertificeerde instelling zorgt ervoor dat de nodige hulpverlening al jarenlang niet voldoende van de grond komt. Betrokkenheid van de jeugdbeschermer heeft mogelijk de strijd verergerd en is niet doeltreffend gebleken.
Het lukt de vader niet om zijn eigen aandeel in de ontstane impasse te zien en hij staat niet open voor begeleiding om tot ander gedrag te komen. Op basis van de periode waarin de handelswijze van de vader hetzelfde is gebleken, bestaat bij de Raad niet de verwachting dat de vader binnen een voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] aanvaardbare termijn weer medeverantwoordelijk kan zijn voor de verzorging en opvoeding van [minderjarige 1] .
De gecertificeerde instelling onderschrijft het verzoek van de Raad. De vader gebruikt zijn gezag als drukmiddel om uitkomsten te krijgen zoals hij dat wil. Zo heeft de vader tot drie maal toe aanmelding van hulp voor de kinderen tegengehouden om informatie af te dwingen. De nodige hulp voor de kinderen loopt hierdoor vertraging op en dit is niet in hun belang. Vanuit onvrede over de gang van zaken en bij een verschil in visie stelt de vader zich dreigend op. De vader verhardt in zijn strijd richting de gecertificeerde instelling en hierdoor is er geen constructieve samenwerking met hem mogelijk. Daarbij komt dat de zorgregeling tussen de vader en de kinderen niet goed verloopt. De vader heeft de zorgregeling herhaaldelijk stopgezet en is daarmee onvoorspelbaar voor de kinderen. Sinds april 2020 is er geen structureel contact tussen de vader en de kinderen en draagt de moeder de verzorging van de kinderen alleen. Mede hierom is de vader niet in staat om beslissingen te nemen en keuzes te maken die in het belang van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] zijn. De gecertificeerde instelling verwacht niet dat de vader in staat zal zijn om tot een punt te komen waarbij hij, laat staan de ouders samen, een gedegen weging kan maken van de belangen van de kinderen. Dit heeft te maken met de hardnekkigheid van de problematiek van de vader en zijn onmogelijkheden om hierin een verandering teweeg te brengen.
De vader is het niet eens met het verzoek van de Raad. Het wordt hem onmogelijk gemaakt om een vader te zijn voor zijn kinderen. De vader heeft er onvoldoende vertrouwen in dat de moeder de zorg voor de kinderen alleen kan dragen. Zijn kinderen zullen niet de juiste hulp krijgen als de moeder alleen verantwoordelijk is hiervoor. De moeder houdt zich niet aan een door de rechtbank opgelegde verplichting om de vader te informeren over de voortgang rondom de kinderen. De vader gebruikt zijn gezag daarom om informatie op te vragen zodat hij op de hoogte blijft van de (medische) ontwikkeling van de kinderen. Het frustreert de vader dat de moeder overal onderuit komt en dat derden haar helpen. Op een voorstel ter zitting de informatie over de kinderen aan hem via een tussenpersoon uit zijn eigen netwerk te laten lopen, reageert hij afwijzend. Hij wil niet dat zijn netwerk hiervoor (als tussenpersoon) wordt benaderd. De vader kan zich daarnaast niet conformeren aan de door de rechtbank opgelegde zorgregeling waarbij hij eens in de drie maanden onder begeleiding contact heeft met zijn kinderen. Door toedoen van de gecertificeerde instelling en de moeder is het sociale netwerk van de vader kapot gemaakt en daarom wil de vader zijn netwerk niet langer betrekken bij de situatie rondom zijn kinderen. Het gevolg daarvan is dat de vader geen contact kan hebben met de kinderen.
De moeder stemt in met het verzoek. De communicatie tussen de vader en de moeder en het contact tussen de vader en de kinderen is nooit goed verlopen. De vader gaat steeds conflicten aan en dit gaat ten koste van de kinderen. Hij is het nooit ergens mee eens waardoor regelzaken (inzet van hulp, aanvraag van ID-kaarten, starten van een nieuwe sport) niet zijn te regelen en belangrijke beslissingen uitblijven. De vader maakt veel verwijten naar de moeder en kan of wil zijn mening nooit aanpassen of veranderen. De moeder krijgt ondersteuning van de jeugdbeschermer bij het voorzien van informatie richting de vader. In de informatievoorziening richting de vader zit weinig structuur omdat de vader zich dreigend opstelt richting de jeugdbeschermer.

Beoordeling

De rechtbank kan op grond van artikel 1:266 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) het gezag van een ouder beëindigen, indien een minderjarige zodanig opgroeit dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en de ouder niet de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247, lid 2 van het BW in staat is te dragen binnen een voor de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, of indien de ouder het gezag misbruikt.
De rechtbank is van oordeel dat aan het criterium van artikel 1:266 lid 1 onder a BW is voldaan. Uit de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting is het naar het oordeel van de rechtbank gebleken dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] zodanig opgroeien dat zij in hun ontwikkeling ernstig worden bedreigd. Deze ontwikkelingsbedreiging wordt veroorzaakt doordat de verstandhouding van de ouders en hun communicatie ernstig is verstoord, waardoor belangrijke beslissingen over de kinderen niet (tijdig) genomen kunnen worden. Dit heeft er onder meer toe geleid dat de kinderen al lange tijd geen onbelast contact met de vader kunnen hebben en dat hulp niet dan wel niet tijdig opgestart kon worden. Al geruime tijd worden de kinderen op die manier blootgesteld aan spanningen en onrust. De kinderen ervaren immers zelf ook onrust rondom het uitblijven van toestemming van de vader bij belangrijke beslissingen, zoals voor aanmelding van hulp en vakanties. De vader gebruikt zijn gezag als drukmiddel om eigen doelen te bereiken en staat niet open voor andere visies. Hoewel de rechtbank de goede intenties van de vader ziet, is dit gedrag schadelijk voor de kinderen. Dit wordt eens te meer bevestigd door het gegeven dat de vader aangeeft dat in zijn familie sprake is van een erfelijke ziekte en hierover pas informatie wil geven als het contact met zijn dochters wordt hersteld. De rechtbank hoopt dat de vader alsnog de informatie hierover – in het belang van zijn dochters – zal delen zonder voorwaarden over andere onderwerpen (zoals intrekking van het onderhavige verzoek) te stellen.
De rechtbank constateert verder dat in de loop der jaren met inzet en samenwerking van diverse professionals – en met een jarenlange ondertoezichtstelling – intensief is geprobeerd om de situatie te verbeteren. Dit heeft echter tot een verharding in strijd vanuit de vader richting de gecertificeerde instelling en de moeder geleid en heeft het opbouwen van een constructieve samenwerking nog moeizamer gemaakt. De vader voelt zich achtergesteld als ouder doordat hij niet tijdig en volledig wordt geïnformeerd door de moeder.
Hoewel de moeder zich niet voldoende heeft ingespannen om te voldoen aan haar informatieplicht (zij kon de Raad geen enkele mail tonen tijdens het onderzoek), is dat naar het oordeel van de rechtbank geen excuus voor de vader om zijn gezag als drukmiddel in te zetten. De rechtbank heeft zich afgevraagd of er op dit moment reële aanknopingspunten zijn om te veronderstellen dat de ontwikkelingsbedreiging alsnog zou kunnen worden weggenomen, zodat de vader op termijn de verzorging en opvoeding van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] weer (mede) op zich zou kunnen nemen. De rechtbank heeft die op basis van de stukken en het verhandelde ter zitting niet, althans onvoldoende gevonden. Bij de vader bestaat geen ruimte om af te wijken van zijn visie over de informatievoorziening vanuit de moeder en om de samenwerking met de moeder en de hulpverlening anders in te richten. Hierdoor blijft de ontwikkelingsbedreiging voor de kinderen in stand en lukt het de vader niet om de belangen van de kinderen structureel voorop te stellen.
Op grond van het voorgaande moet naar het oordeel van de rechtbank geconcludeerd worden dat de vader niet in staat is de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van de kinderen binnen een voor hen aanvaardbaar te achten termijn te dragen. Het is van belang dat de thuissituatie bij de moeder, die nu voor de kinderen stabiel is, in stand blijft zodat zij hier rust blijven vinden en zich naar hun mogelijkheden kunnen blijven ontwikkelen. Een gezagsbeëindigende maatregel van de vader is in dit verband noodzakelijk om de rust en duidelijkheid te creëren die [minderjarige 1] en [minderjarige 2] en om ruimte te kunnen maken voor hun verdere ontwikkelingstaken.
De rechtbank zal het verzoek tot beëindiging van het gezag van de vader toewijzen. De beëindiging van het gezag van de vader leidt er op grond van artikel 1:274 lid 1 BW toe dat de moeder van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] het gezag over hen van rechtswege alleen uitoefent.

Beslissing

De rechtbank:
beëindigt het ouderlijk gezag van de moeder, [de man] geboren op [geboortedag 3] 1975 te [geboorteplaats 2] , over de minderjarigen:
- [minderjarige 1] geboren op [geboortedag 1] 2009 te [geboorteplaats 1] ,
- [minderjarige 2] , geboren op [geboortedag 2] 2013 te [geboorteplaats 1] ,
gelast de griffier deze beslissing te laten aantekenen in het gezagsregister;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 16 augustus 2022 door mr. J.C. van den Dries, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. D. van Amelsvoort als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 18 augustus 2022.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoeker en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van
het gerechtshof Den Haag.