ECLI:NL:RBDHA:2022:8338

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 augustus 2022
Publicatiedatum
19 augustus 2022
Zaaknummer
C/09/633171 / JE RK 22-1621
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervallen verklaring schriftelijke aanwijzing in jeugdzorgzaak met betrekking tot omgangsregeling

In deze zaak heeft de kinderrechter op 16 augustus 2022 uitspraak gedaan over het verzoek van de vader tot vervallenverklaring van een schriftelijke aanwijzing die op 22 juli 2022 door de gecertificeerde instelling was gegeven. De vader verzocht om deze aanwijzing te laten vervallen omdat deze volgens hem onjuistheden bevatte en hij niet voldoende was geïnformeerd over de zorgen die er waren. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de vader zijn verzoek tijdig had ingediend en dat hij ontvankelijk was in zijn verzoek. Tijdens de zitting heeft de kinderrechter kennisgenomen van het verzoek van de vader en de bijbehorende documenten, waaronder een filmpje dat de aanleiding vormde voor de schriftelijke aanwijzing.

De kinderrechter heeft beoordeeld of de schriftelijke aanwijzing zorgvuldig tot stand is gekomen en of de inhoud ervan een juiste afweging van belangen bevatte. Het bleek dat er geen schriftelijke vooraankondiging was gegeven, wat in strijd is met de zorgvuldigheidseisen. De kinderrechter concludeerde dat de gecertificeerde instelling niet voldoende had gemotiveerd waarom de aanwijzing noodzakelijk was en dat de belangen van de kinderen niet goed waren afgewogen. De vader had al geruime tijd contact met de kinderen en de beperking van dit contact was niet in het belang van de kinderen.

Uiteindelijk heeft de kinderrechter de schriftelijke aanwijzing vervallen verklaard, met de nadruk op het belang van een goede samenwerking tussen de vader en de gecertificeerde instelling om het contact tussen de vader en de kinderen zo snel mogelijk te herstellen. De kinderrechter heeft de vader aangespoord om open te staan voor de zorgen van de gecertificeerde instelling en om samen tot een oplossing te komen.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaaksgegevens: C/09/633171 / JE RK 22-1621
Datum uitspraak: 16 augustus 2022

Beschikking van de kinderrechter

Verzoek tot vervallen verklaring schriftelijke aanwijzing

in de zaak naar aanleiding van het op 1 augustus 2022 ingekomen verzoek van:

[de man]

hierna te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats] ,
betreffende:
-
[minderjarige 1]geboren op [geboortedag 1] 2016 te [geboorteplaats 1]
hierna te noemen: [minderjarige 1] .
-
[minderjarige 2]geboren op [geboortedag 2] 2017 te [geboorteplaats 2] , hierna te noemen: [minderjarige 2] .
hierna gezamenlijk ook te noemen: de kinderen.
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:

Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden,

hierna te noemen: de gecertificeerde instelling.
De kinderrechter merkt als informant aan:

[pleegmoeder]

de grootmoeder moederszijde, tevens pleegmoeder.

Het procesverloop

De kinderrechter heeft kennisgenomen van het verzoek van de vader, met bijlagen. Tijdens de zitting heeft de kinderrechter, in het bijzijn van de griffier, het filmpje bekeken waarop de schriftelijke aanwijzing gestoeld is.
Na de zitting heeft de kinderrechter, met toestemming van de belanghebbenden, kennisgenomen van het verslag van Voorkoming Uithuisplaatsing (VUHP).
Op 16 augustus 2022 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld. Daarbij zijn verschenen:
- de vader;
- de grootmoeder moederszijde;
- [vertegenwoordiger van de GI] namens de gecertificeerde instelling.

Feiten

- De moeder van de kinderen, [de vrouw] is op 30 januari 2020 overleden.
- [minderjarige 1] is erkend door vader.
- De vader is belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige 1]
- Bij beschikking van deze rechtbank van 30 juli 2021 is de vader belast met het gezag over [minderjarige 2] .
- De kinderen verblijven feitelijk gedeeltelijk bij de grootmoeder moederszijde en gedeeltelijk bij de vader.
- De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 28 september 2021 de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] van 29 september 2021 tot 29 september 2022 verlengd en voor die zelfde duur de verleende machtiging tot uithuisplaatsing verleend in het netwerk, te weten bij grootmoeder moederszijde, verlengd.
- De gecertificeerde instelling heeft de vader op 22 juli 2022 een schriftelijke aanwijzing gegeven, ertoe strekkende dat de vader meewerkt aan het opstellen van een nieuw plan voor de bezoekregeling waarbij VUHP begeleiding biedt. De vader moet in gesprek met VUHP om tot een nieuw plan te komen.

Verzoek en verweer

De vader verzoekt om vervallenverklaring van de schriftelijke aanwijzing van 22 juli 2022 van de gecertificeerde instelling omdat de aanwijzing onjuistheden bevat. Tijdens de evaluatiegesprekken die met de vader, de gecertificeerde instelling en VUHP hebben plaatsgevonden is niet gebleken dat het niet goed ging met de kinderen. In tegendeel, het contact tussen de kinderen en de vader werd juist uitgebreid, tot voor kort verbleven de kinderen bij hem gedurende drie dagen per week. De uitgebreide zorgregeling loopt al lange tijd en de vader is daarbij begeleid door hulpverlening waardoor er gedurende de uitbreiding telkens zicht op zijn opvoedvaardigheden is geweest. De zorgregeling zou verder uitgebreid worden, maar plots werd alles stopgezet en zou er weer een zeer beperkte en begeleide omgang zijn. Dit alles zou te maken hebben met een filmpje, gemaakt door vader van een stoeipartij tussen kinderen.
De zorgen over de vader zijn niet duidelijk genoeg aan hem gecommuniceerd en de beperking van het contact tussen hem en de kinderen is een ernstige inbreuk op hun band. Daar komt bij dat de aanwijzing geheel onverwachts is gegeven en de vader heeft geen waarschuwing gehad om de voorgevallen situatie in de toekomst te voorkomen. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de vader aanvullend verklaard dat hij aan alle hulpverlening meewerkt. De vader staat ook open voor emotieregulatie therapie en hij heeft dit bij de gecertificeerde instelling aangegeven. Hij dacht dat de gecertificeerde instelling hem zou helpen bij een aanmelding daarvoor. Tot slot heeft de vader aangevoerd dat hij in het belang van zijn kinderen toch meewerkt aan het begeleide contact nadat er een periode van drie weken geen contact heeft plaatsgevonden.
De gecertificeerde instelling heeft een belangenafweging gemaakt en is tot de conclusie gekomen dat het belang van de kinderen op bescherming tegen het gedrag van de vader waarover VUHP zorgen heeft geuit, zwaarder weegt dan het belang van de kinderen om hun vader volgens de huidige zorgregeling te zien. VUHP heeft als voorwaarde gesteld dat de vader eerst individuele hulpverlening krijgt voor zijn agressie problematiek en tot die tijd heeft VUHP haar werkzaamheden bij de vader neergelegd. Het gaat dan met name om de negatieve houding van vader jegens de grootmoeder moederszijde, zo blijkt uit het verslag.
De individuele hulp is nodig volgens VUHP zodat de vader de kinderen kan bieden wat zij nodig hebben. Daarnaast adviseert VUHP om het traject ‘Recht doen aan je Kind’ af te wachten om de band tussen de vader en de grootmoeder moederszijde te stabiliseren. Voor dit laatste traject is inmiddels een aanmelding gedaan en staan partijen op de wachtlijst. De band met de kinderen en de vader is belangrijk en moet in een emotioneel veilige omgeving worden bestendigd. Daarvan is op dit moment geen sprake en om die reden moet het bezoek met de kinderen en de vader worden begeleid. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de gecertificeerde instelling verklaard dat zij het advies van VUHP overnemen. VUHP heeft bodemeisen opgesteld in verband met een gedeeltelijke thuisplaatsing bij de vader. Andere hulpverlening dan VUHP is er wel, maar is niet wenselijk gezien de lange wachtlijsten die er momenteel overal gelden. Het is daarom van belang dat de vader op korte termijn na terugkeer van vakantie van de vaste jeugdbeschermer met de gecertificeerde instelling en VUHP een gesprek heeft om de impasse te doorbreken.
Ten slotte heeft de gecertificeerde instelling in de schriftelijke aanwijzing geschreven dat deze is gegeven omdat de vader niet wilde meewerken aan begeleid contact met zijn kinderen en daarmee een patstelling is ontstaan. Om de vader in de gelegenheid te stellen om de schriftelijke aanwijzing zo snel als mogelijk te laten toetsten door de kinderrechter heeft de gecertificeerde instelling besloten om geen vooraankondiging van de schriftelijke aanwijzing naar de vader te sturen.

Beoordeling

*Nu het verzoek binnen twee weken na toezending of uitreiking van genoemde beslissing aan de verzoek*ster ter griffie van deze rechtbank is ingediend, is verzoek*ster ontvankelijk in zijn*haar verzoek.
De kinderrechter stelt vast dat de vader zijn verzoek heeft ingediend binnen twee weken na het uitreiken van de schriftelijke aanwijzing. De vader kan daarom worden ontvangen in zijn verzoek.
De kinderrechter moet beoordelen of de schriftelijke aanwijzing goed tot stand is gekomen, of de inhoud van de aanwijzing een aanwijzing is betreffende de verzorging en opvoeding van de kinderen en of de vader niet, dan wel onvoldoende medewerking heeft verleend aan de uitvoering van het plan dat noodzakelijk is om de concrete bedreigingen in de ontwikkeling van de kinderen weg te nemen.
Een schriftelijke aanwijzing dient te worden beschouwd als een beschikking in de zin van artikel 1:3 van de Algemene Wet bestuursrecht (hierna: Awb). Dit betekent dat aan de hand van het bepaalde in de hoofdstukken 3 en 4 Awb beoordeeld moet worden of bij de besluitvorming door de gecertificeerde instelling de algemene voorschriften over zorgvuldigheid, evenredigheid en een deugdelijke motivering in acht zijn genomen.
De vraag die allereerst moet worden beantwoord is, of de schriftelijke aanwijzing zorgvuldig tot stand is gekomen. Daarbij is een vooraankondiging van de schriftelijke aanwijzing van belang. In dit geval constateert de kinderrechter dat er geen schriftelijke vooraankondiging is gegeven. De gecertificeerde instelling heeft daarvoor weliswaar een verklaring gegeven maar de kinderrechter ziet in die verklaring onvoldoende rechtvaardiging om voorbij te gaan aan deze verplichting van de gecertificeerde instelling. Hoewel de kinderrechter de goede bedoeling van de gecertificeerde instelling ziet in de motivering van het spoedeisende karakter overweegt zij dat het met spoed geven van de schriftelijke aanwijzing een averechts effect heeft gehad. De vader voelde zich overvallen door de schriftelijke aanwijzing en het noodzakelijk geachte gesprek tussen de jeugdbeschermer, de VUHP-medewerker en de vader heeft nog altijd niet plaatsgevonden.
Een gevolg van de onzorgvuldige totstandkoming van de schriftelijke aanwijzing, is naar het oordeel van de kinderrechter dat de gecertificeerde instelling evenmin aan de motiveringsplicht heeft voldaan. Uit de schriftelijke aanwijzing blijkt immers niet voldoende op welke wijze de bezwaren, zienswijze en reactie van de vader hebben meegewogen bij de uiteindelijke besluitvorming om de uitgebreide zorgregeling bij hem plotseling stop te zetten. Er wordt gesteld dat het belang van de kinderen op bescherming tegen het gedrag van de vader waarover VUHP zorgen heeft geuit, zwaarder weegt dan het belang van de kinderen om hun vader volgens de huidige zorgregeling te zien. Daarbij is niet voldoende uiteengezet dan wel gemotiveerd hoe de gecertificeerde instelling tot deze belangenafweging is gekomen. Uitsluitend de conclusie is terug te lezen in de schriftelijke aanwijzing. Dit klemt te meer nu er sprake is van een ommezwaai: van (een voornemen tot verdere) uitbreiding naar een zeer grote beperking in het contact, waarbij het filmpje dan als verklaring wordt gegeven.
Nog afgezien van de zorgvuldigheid en motivering van de schriftelijke aanwijzing is de kinderrechter van oordeel dat de schriftelijke aanwijzing onevenredig is in verhouding met de tot het besluit te dienen doel. De vader heeft al lange periode, in ieder geval vanaf maart 2022, uitgebreid contact met de kinderen en bij de evaluatie van 11 juli jl. met de hulpverlening is zelfs besloten om dit contact verder uit te breiden van drie naar vier dagen bij de vader thuis. De zorgen over vader waren kennelijk niet zo groot dat dit een verdere uitbreiding in de weg stond.
Het gevolg van de schriftelijke aanwijzing is dat de vader nu slechts één keer per week en onder begeleiding contact met zijn kinderen kan hebben. De voorwaarden die worden gesteld alvorens dit contact kan worden uitgebreid zijn in de praktijk lastig uitvoerbaar, gelet op de wachtlijsten voor de vereiste therapie. De vader is bovendien bereid om de geadviseerde therapie te gaan volgen, zodra dit mogelijk is.
Daarbij weegt de kinderrechter mee dat de vader sinds de schriftelijke aanwijzing geen (praktische) ondersteuning heeft gehad om te voldoen aan de voorwaarden. Dit acht de kinderrechter niet in het belang van de kinderen, voor wie de forse beperking in het contact een grote en mogelijk onbegrijpelijke verandering is.
Nu naar het oordeel van de kinderrechter de algemene voorschriften over zorgvuldigheid, evenredigheid en een deugdelijke motivering niet voldoende in acht zijn genomen, zal zij de schriftelijke aanwijzing vervallen verklaren.
Tot slot benadrukt de kinderrechter dat het in het belang van de kinderen is dat de vader en de gecertificeerde instelling samen tot een oplossing komen om het contact tussen de kinderen en de vader zo snel en uitgebreid als mogelijk te hervatten. De kinderrechter geeft de vader mee dat zijn beste ‘kaarten’ bij VUHP liggen omdat zij al bekend zijn met de casus en direct kunnen (her-)starten. Daarvoor zal de vader in gesprek moeten gaan en open moeten staan voor de zorgen, onder meer over zijn negatieve houding jegens de grootmoeder moederszijde, zoals verwoord in het verslag. De kinderen moeten daar buiten blijven.
Gelet op de voorgaande overwegingen zal de kinderrechter als volgt beslissen.

Beslissing

De kinderrechter:
verklaart genoemde schriftelijke aanwijzing 22 juli 2022 vervallen.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 16 augustus 2022 door mr. J.C. van den Dries, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. D. van Amelsvoort als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 19 augustus 2022.
Ingevolge artikel 807 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering staat tegen deze beslissing geen hoger beroep open, maar slechts cassatie in het belang der wet.