In deze zaak heeft de kinderrechter op 16 augustus 2022 uitspraak gedaan over het verzoek van de vader tot vervallenverklaring van een schriftelijke aanwijzing die op 22 juli 2022 door de gecertificeerde instelling was gegeven. De vader verzocht om deze aanwijzing te laten vervallen omdat deze volgens hem onjuistheden bevatte en hij niet voldoende was geïnformeerd over de zorgen die er waren. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de vader zijn verzoek tijdig had ingediend en dat hij ontvankelijk was in zijn verzoek. Tijdens de zitting heeft de kinderrechter kennisgenomen van het verzoek van de vader en de bijbehorende documenten, waaronder een filmpje dat de aanleiding vormde voor de schriftelijke aanwijzing.
De kinderrechter heeft beoordeeld of de schriftelijke aanwijzing zorgvuldig tot stand is gekomen en of de inhoud ervan een juiste afweging van belangen bevatte. Het bleek dat er geen schriftelijke vooraankondiging was gegeven, wat in strijd is met de zorgvuldigheidseisen. De kinderrechter concludeerde dat de gecertificeerde instelling niet voldoende had gemotiveerd waarom de aanwijzing noodzakelijk was en dat de belangen van de kinderen niet goed waren afgewogen. De vader had al geruime tijd contact met de kinderen en de beperking van dit contact was niet in het belang van de kinderen.
Uiteindelijk heeft de kinderrechter de schriftelijke aanwijzing vervallen verklaard, met de nadruk op het belang van een goede samenwerking tussen de vader en de gecertificeerde instelling om het contact tussen de vader en de kinderen zo snel mogelijk te herstellen. De kinderrechter heeft de vader aangespoord om open te staan voor de zorgen van de gecertificeerde instelling en om samen tot een oplossing te komen.