ECLI:NL:RBDHA:2022:8331

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 augustus 2022
Publicatiedatum
19 augustus 2022
Zaaknummer
C/09/633763 / KG ZA 22-734
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot continuering zorg en dienstverlening in kort geding met betrekking tot woon-/zorgplek

In deze zaak, behandeld op 17 augustus 2022, heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een kort geding tussen Schut en Partners Bewindvoerders en Curatoren B.V. (de curator) en Stichting ’s Heeren Loo Zorggroep (de Stichting). De curator, vertegenwoordigd door mr. D. Poot, vorderde dat de Stichting [betrokkene] de zorg en dienstverlening zou blijven bieden, zoals dat tot 9 augustus 2022 het geval was. De Stichting had de zorgovereenkomst met [betrokkene] opgezegd wegens gewichtige redenen, wat de curator betwistte. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat [betrokkene] sinds 2009 op verschillende woon-/zorgplekken verbleef, met een indicatie voor zorg, maar dat er ernstige problemen waren met zijn gedrag, waaronder geweldsincidenten en verslavingsproblematiek. De Stichting had herhaaldelijk waarschuwingen gegeven en de situatie was onhoudbaar geworden. De voorzieningenrechter oordeelde dat de opzegging van de overeenkomst door de Stichting niet onrechtmatig was, ondanks het niet in acht nemen van de opzegtermijn van drie maanden. De omstandigheden waren zodanig dat de Stichting niet kon worden verplicht de overeenkomst voort te zetten. De vordering van de curator werd afgewezen, en partijen werden aangespoord om samen te werken aan een oplossing voor [betrokkene].

Uitspraak

Rechtbank den haag

Team handel - voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: C/09/633763 / KG ZA 22-734
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak in kort geding ter zitting van 17 augustus 2022
in de zaak van
Schut en Partners Bewindvoerders en Curatoren B.V.te Katwijk,
in haar hoedanigheid van curator van
[betrokkene],
eiseres,
advocaat mr. D. Poot te Leiden,
tegen:
Stichting ’s Heeren Loo Zorggroepte Amersfoort, mede kantoorhoudende te Noordwijk,
gedaagde,
advocaat mr. A.C. Beijering-Beck te Utrecht.
Eiseres wordt hierna aangeduid als ‘de curator’. De heer [betrokkene] wordt hierna aangeduid als ‘[betrokkene]’. Gedaagde wordt hierna aangeduid als ‘de Stichting’.
Aanwezig is mr. S.J. Hoekstra-van Vliet, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. I. Diephuis-Timmer, griffier.
Tevens zijn aanwezig:
­ de curator en [betrokkene], vergezeld van mr. Poot.
­ mr. Beijering-Beck namens de Stichting, vergezeld van mevrouw M. Visser en de heer L. Hommes, werkzaam bij de Stichting als jurist, respectievelijk gedragswetenschapper.
De moeder van [betrokkene], mevrouw [naam moeder], is eveneens (als toehoorder) aanwezig.
Nadat partijen hun standpunten hebben toegelicht, over en weer hebben gereageerd op de standpunten van de wederpartij en vragen van de voorzieningenrechter hebben beantwoord, heeft de voorzieningenrechter de zitting voor korte tijd geschorst. Na hervatting van de zitting heeft de voorzieningenrechter met toepassing van artikel 30p van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) mondeling uitspraak gedaan. Deze luidt als volgt.

1.De gronden van de beslissing

1.1.
Vaststaat dat [betrokkene] sinds 2009 op diverse woon-/zorgplekken heeft verbleven, sinds 2013 bij de Stichting. Hij heeft een indicatie Wlz VG-07. Er is sprake van een verstandelijke beperking en psychiatrische problematiek, gecombineerd met verslavingsproblematiek. Sinds 19 augustus 2018 is [betrokkene] onder curatele gesteld. Mevrouw Schut is zijn curator.
1.2.
[betrokkene] is in 2021 en in 2022 als dader betrokken geweest bij geweldsincidenten binnen de Stichting. Hij is inmiddels strafrechtelijk veroordeeld voor (onder meer) mishandeling. [betrokkene] heeft de afgelopen jaren meerdere waarschuwingen en schorsingen van de Stichting gekregen. Bij brief van 26 juli 2022 heeft de Stichting de zorg- en/of dienstverleningsovereenkomst met [betrokkene] opgezegd wegens gewichtige redenen per 9 augustus 2022. De curator heeft bij brief van 4 augustus 2022 bezwaar gemaakt tegen de opzegging. De Stichting heeft [betrokkene] vanaf 9 augustus 2022 niet meer toegelaten op de woonlocatie. [betrokkene] verblijft sindsdien feitelijk bij zijn moeder en ontvangt na bemiddeling van zijn curator kortdurend ambulante hulp van Stichting Jan.
1.3.
Tussen partijen is in geschil of de opzegging van de overeenkomst rechtmatig is. De curator stelt zich op het standpunt dat de geldende opzegtermijn ten onrechte niet in acht is genomen. De Stichting beroept zich erop dat er een onhoudbare toestand is ontstaan waardoor in redelijkheid niet van haar kan worden verlangd de opzegtermijn van drie maanden aan te houden.
1.4.
De curator vordert in deze procedure, zakelijk weergegeven, dat het de Stichting wordt bevolen [betrokkene] in de gelegenheid te stellen gebruik te (blijven) maken van de zorg en dienstverlening zoals die door de Stichting tot 9 augustus 2022 werd geboden en vervolgens die zorg en dienstverlening te continueren tot het moment waarop de (gemengde) overeenkomst tussen partijen rechtsgeldig zal zijn beëindigd, hetzij door een rechtmatige en zorgvuldige opzegging met inachtneming van de daarvoor geldende termijnen en algemene voorschriften zoals het waarborgen van de continuïteit voor [betrokkene], hetzij door beëindiging met wederzijds goedvinden. De Stichting voert verweer tegen het gevorderde.
1.5.
Het gevorderde komt niet voor toewijzing in aanmerking. Daartoe is het volgende redengevend.
1.6.
Niet in geschil is dat er al veel langer problemen zijn die begeleiding van [betrokkene] moeilijk maken. Zijn middelengebruik neemt toe, terwijl de plaatsing bij de Stichting niet is toegesneden op de begeleiding van verslavingsproblematiek. Feitelijk gaat [betrokkene] zijn eigen gang, slaapt en eet hij een aantal dagen per week bij de Stichting, laat hij zich niet goed begeleiden en toont hij geregeld agressie en overlast. Dat alles heeft al eerder geleid tot meerdere officiële waarschuwingen. Blijkens het door Stichting overgelegde overzicht vanaf mei 2022 zijn er ook sindsdien weer vele incidenten geweest, waarbij sprake was van dreigend gedrag, verbale en fysieke agressie, diefstal en drugsoverlast. Blijkens dat overzicht veroorzaakt een en ander ook veel angst bij mede cliënten. Sommigen van hen geven zelfs aan niet langer aanwezig te willen zijn als [betrokkene] aanwezig is.
1.7.
Onder voormelde omstandigheden acht de voorzieningenrechter de opzegging door de Stichting niet onrechtmatig; de daartoe aangevoerde omstandigheden zijn voldoende zwaarwegend. Weliswaar is de opzegtermijn van drie maanden niet in acht genomen, maar artikel 15 van de toepasselijke voorwaarden laat nadrukkelijk de mogelijkheid open dat een kortere termijn wordt gehanteerd indien in redelijkheid en billijkheid niet kan worden verlangd de drie maanden termijn aan te houden. Die situatie doet zich hier naar oordeel van de voorzieningenrechter voor. De Stichting is ook niet over één nacht ijs gegaan. [betrokkene] is reeds diverse malen schriftelijk officieel gewaarschuwd en geschorst geweest en de Stichting heeft zich blijkens het dossier de afgelopen jaren veel inspanningen getroost om te komen tot verbetering van de situatie en om te zien naar een meer passende locatie. Dat is helaas niet gelukt. Naar oordeel van de voorzieningenrechter kan dan ook in redelijkheid niet van de Stichting worden gevergd de overeenkomst nog langer in stand te houden. Daarbij is doorslaggevend dat het belang van [betrokkene] bij voortzetting van de overeenkomst ook moet worden afgewogen tegen het belang van de overige cliënten bij beëindiging daarvan. Nu voldoende aannemelijk is geworden dat de aanwezigheid van [betrokkene] hun welbevinden en begeleiding in de weg staat, moet het belang van [betrokkene] te mogen blijven daarvoor wijken en is de opzegging rechtmatig. Daaraan doet niet af dat de curator stelt de afgelopen periode onvoldoende over de problemen te zijn geïnformeerd en dat zij daardoor onvoldoende gelegenheid heeft gehad [betrokkene] goed te begeleiden. Daargelaten dat de Stichting gemotiveerd heeft betwist dat de curator onvoldoende is geïnformeerd, zijn de feiten die ten grondslag hebben gelegen aan de beslissing tot opzegging door de curator niet bestreden. Voorts heeft de Stichting nog terecht naar voren gebracht dat de inzet van de curator wordt gewaardeerd, maar dat de begeleiding van [betrokkene] bij de Stichting primair de verantwoordelijkheid is van de Stichting en niet van de curator. Een en ander betekent dat de vordering van de curator om de overeenkomst voorlopig voort te zetten en [betrokkene] weer toe te laten wordt afgewezen.
1.8.
Besproken is hoe vervolgens met de ontstane situatie moet worden omgegaan. De definitieve opzegging brengt immers met zich dat [betrokkene] geen woon/zorgplaats meer heeft. Partijen zijn het er over eens dat hulp in het vrijwillig kader niet meer volstaat en dat het aangewezen is een rechterlijke machtiging te vragen voor hulp in een gedwongen kader. [betrokkene] verblijft door de opzegging van de overeenkomst momenteel noodgedwongen bij zijn moeder en krijgt kortdurend hulp van Stichting Jan. Die hulp wordt echter niet betaald uit het zorgbudget en gaat ook stoppen. Partijen hebben ter zitting aangegeven zich bewust te zijn van de moeilijke situatie en zich te zullen inspannen om gezamenlijk, in samenspraak met het zorgkantoor, te bezien wat er kan worden gedaan. Daarbij wordt, in afwachting van de aanvraag van een rechterlijke machtiging, gedacht aan ambulante begeleiding gedurende de periode dat er nog geen nieuwe woon- en/of behandelingsplek voor [betrokkene] voorhanden is. De voorzieningenrechter gaat er vanuit dat alle betrokkenen die toezegging gestand zullen doen, in het belang van [betrokkene], en dat de Stichting bovendien zal blijven monitoren of er alsnog een passende crisisplaats beschikbaar komt waar [betrokkene] ter overbrugging kan verblijven.
1.9.
In de omstandigheid dat alle partijen in deze procedure gericht zijn (geweest) op hetzelfde belang, namelijk dat van [betrokkene], wordt aanleiding gevonden te bepalen dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.

2.De beslissing

De voorzieningenrechter:
2.1.
wijst het gevorderde af;
2.2.
bepaalt dat iedere partij de eigen kosten draagt.
WAARVAN PROCES-VERBAAL,
De griffier is buiten staat te tekenen Mr. S.J. Hoekstra-van Vliet