ECLI:NL:RBDHA:2022:8307

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 juni 2022
Publicatiedatum
19 augustus 2022
Zaaknummer
09/135453.22
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openlijke geweldpleging tegen politieambtenaren tijdens voetbalrellen in Den Haag

Op 29 mei 2022 vond er na de verloren degradatiewedstrijd van ADO Den Haag een gewelddadig voorval plaats in Den Haag. De politierechter heeft de verdachte veroordeeld voor openlijke geweldpleging in vereniging tegen politieambtenaren. De verdachte maakte deel uit van een grote groep supporters die zich tegen de politie keerde. Tijdens de rellen heeft de verdachte een politieagent van de mobiele eenheid met een regenpijp geslagen. De politierechter oordeelde dat de verdachte als medepleger verantwoordelijk was voor het geweld en dat zijn handelen niet als een op zichzelf staande actie kon worden gezien. De verdachte bekende zijn daden en toonde berouw, maar de ernst van het geweld en de impact op de betrokken agenten werden zwaar meegewogen in de uitspraak. De officier van justitie had een gevangenisstraf van vijf maanden geëist, maar de politierechter legde een zwaardere straf op van zes maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk. De rechter benadrukte dat geweld tegen de politie onacceptabel is en dat er een zwaardere straf nodig was om zowel vergelding als preventie te waarborgen. De verdachte heeft een blanco strafblad en is voor het eerst met justitie in aanraking gekomen, maar de rechter vond dat dit niet volstond om een lichtere straf op te leggen. De verdachte kan binnen veertien dagen hoger beroep instellen tegen het vonnis.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Politierechter
Parketnummer: 09.135453.22

Proces-verbaal van de terechtzitting

Proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van de politierechter in bovengenoemde rechtbank op 09 juni 2022.
Tegenwoordig:
mr. E.M.A. Vinken, politierechter,
mr. F. Aouragh, officier van justitie,
en K.A.M. Boeije, griffier.
De politierechter doet de zaak tegen na te noemen verdachte uitroepen.
De verdachte, ter terechtzitting aanwezig, antwoordt op de vragen van de politierechter te zijn genaamd:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1964,
BRP-adres: [adres] , [woonplaats] ,
Als raadsman van de verdachte is ter terechtzitting aanwezig mr. W.S.A.H. Croes, advocaat te Bodegraven.
De politierechter vermaant de verdachte oplettend te zijn op hetgeen hij zal horen en deelt hem mede dat hij niet tot antwoorden verplicht is.
De officier van justitie draagt de zaak.
De politierechter deelt mede de korte inhoud van alle stukken van het onderzoek, voor zover van belang met het oog op enige door de politierechter te nemen beslissing.
De verdachte legt op vragen van de politierechter een verklaring af, inhoudende - zakelijk weergegeven -:
Het is waar, ik beken. U houdt mij voor dat ik bij de politie heb verklaard dat ik de regenpijp ter verdediging heb opgepakt maar dat ik de politieagent niet heb geraakt. Ja, maar ik heb die ME’er wel geslagen met een regenpijp, dat beken ik. Ik weet niet waarom ik eerst heb ontkend dat ik dat heb gedaan. In een vlaag van verstandsverbijstering haal je dingen door de war. Ik was gewoon de kluts kwijt op dat moment, door de hele situatie op het plein voor het supportershome. Ik ben daar in een verstandverbijstering geraakt en ik heb toen die gedraging gedaan.
U vraagt mij waarom ik dan heb gezegd dat het ter verdediging was. Dat weet ik zelf ook niet, waarom ik dat heb gezegd. Het spijt mij ten zeerste dat ik dit heb gedaan. Duizend maal spijt.
U toont de volgende beelden met nummer 2022-155775
(1)
Verdachte [verdachte].
U vraagt mij of ik de persoon ben die aan het begin van het filmpje wegrent (00.02). Ik weet het niet. U toont de beelden en zegt dat daarop een linie ME staat opgesteld met tegenover zich een grote groep supporters. Op het moment dat zij een charge uitvoeren komt er een man links in beeld met een grote regenpijp in zijn handen (00.16). De man slaat met de regenpijp in de richting van een ME’er die op dat moment met zijn rug naar de persoons staat. De man probeert weg te rennen, komt ter val en wordt daar volgens gearresteerd (00.23). Ik ben het, ik geef het toe.
(2)
Binnenring 15_18.
Ik ben de persoon die onder in beeld te zien is op de beelden.
(3)
U toont twee stills van de beelden en een foto van District8. Ja, ik ben het.
U vraagt mij of ik mij heb gerealiseerd hoeveel impact dit heeft voor de betrokken politieagent(en). Ja, zeker wel. Ik wil echt mijn excuses aanbieden. Ik zou graag in contact komen met de agent als dat kan, voor een bloementje of iets dergelijks. Ik had dit nooit mogen doen. Het is echt in een verstandsverbijstering gebeurd. Ik heb er enorm veel spijt van. Ik heb mijn gezin en mijn werkgever benadeeld. U zegt mij dat ik met name de politieagent die ik heb geslagen, heb benadeeld. U houdt mij een deel voor uit de verklaring van [verbalisant 1] (p. 42): “als ik geen beschermende kleding, helm en schild zou hebben gehad had ik zeker letsel of ernstig letsel gehad”.
U bespreekt met mij mijn persoonlijke omstandigheden. U zegt mij dat mijn blanco strafblad voor mij pleit, maar dat het aan de andere kant ook zorgen baart dat ik kennelijk zomaar in een dergelijke situatie kan terechtkomen waarin ik doe wat mij wordt verweten, waardoor je zou kunnen betogen dat er vanwege de onvoorspelbaarheid vrees voor herhaling is. Nee, absoluut niet! Dit is zo’n domme fout van mij geweest. Dit zal echt nooit meer gebeuren.
Ten aanzien van de persoonlijke omstandigheden heeft de raadsman van de verdachte een brieft overhandigd van de werkgever van verdachte.Deze brief zal als bijlage I achter dit proces-verbaal worden gehecht.
Mijn werk ligt nu stil omdat ik vastzit. Ik heb een hele belangrijke grote opdracht en ik ben de enige die die kan uitvoeren. Ik wil en kan mijn werk absoluut niet kwijtraken.
De officier van justitie voert het woord - zakelijk weergegeven -:
Het is op 29 mei 2022, direct na de wedstrijd ADO Den Haag – Excelsior Rotterdam, gigantisch uit de hand gelopen. Dat er die dag fors geweld is gebruikt tegen de politie blijkt onder andere uit het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 2] , inhoudende onder meer: “Ik, verbalisant, zag dat er honderden voor de linie stonden. Ik, verbalisant, zag dat velen gezichtsbedekking droegen. De sfeer was extreem agressief. Er werd voortdurend met stenen, flessen, pionnen, prullenbakken en straatmeubilair naar ons gegooid. Tevens werd er vuurwerk in onze richting gegooid en geschoten, zowel knalvuurwerk als lichtflitsen en brandende fakkels. Ik, verbalisant, zag meerdere mannen in een soort gevechtshouding, dus met hun tot vuisten gebalde handen geheven, op de linie van de mobiele eenheid aflopen. Ik, verbalisant, zag dat door meerdere van deze mannen geschopt en geslagen werd naar de mobiele eenheid. Tevens zag ik, verbalisant, meerdere mannen met kettingsloten en broeksriemen slaan in de richting van de mobiele eenheid. Hierbij sloegen zij meermalen ook daadwerkelijk raak tegen de schilden. Ik, verbalisant, zag dat er door de politieruiters een zogenaamde charge werd uitgevoerd. Ik, verbalisant, zag dat hierbij vanuit meerdere richtingen met stenen, flessen en vuurwerk naar hen werd gegooid”.
De rol van verdachte blijkt voldoende uit het dossier, de processen-verbaal van de verbalisanten en de camerabeelden. De verdachte heeft met een regenpijp een ME’er van achteren geslagen. De vraag is of deze geweldpleging een op zichzelf staande handeling betreft of dat dit openlijk in verenging geweldplegen oplevert. Met verwijzing naar het arrest van de Hoge Raad ECLI:NL:HR:2016:1320, acht het Openbaar Ministerie het laatste aan de orde. Op de camerabeelden is goed te zien dat de ME zijn handen vol had aan de grote menigte voor zich. De verdachte bevindt zich achter de ME linie, lijkt hier van weg te rennen, maar komt terug met een regenpijp waarmee hij vervolgens een ME’er van achteren slaat. De politie werd door het handelen van verdachte geconfronteerd met geweld van twee kanten. De desbetreffende verbalisant geeft aan dat hij zonder zijn beschermde kleding (ernstig) letsel had kunnen oplopen door de gedraging van verdachte. Alles tezamen genomen is er wat het Openbaar Ministerie betreft voldoende wettig en overtuigend bewijs voor het samen in vereniging plegen van openlijk geweld.
De verdachte heeft onze mooie stad Den Haag en de club ADO Den Haag van hun slechtste kant laten zien. Wat een mooie zondag had moeten zijn, is uitgemond in een oorlog tussen de ‘supporters’ en de politie. Het leek meer op een slachtveld dan een sportgelegenheid. Er zijn gezinnen en jonge kinderen geconfronteerd met de meest extreme vormen van geweld. Zij, en de politie, konden geen kant op en hebben zich zeer onveilig gevoeld. De verdachte heeft hier aan bijgedragen en dat wordt hem zwaar aangerekend.
De proceshouding van verdachte roept gemengde gevoelens op. De bekentenis en het berouw komt met name nu hij geconfronteerd is met de beelden en geen kant meer op kan. De verdachte heeft een blanco strafblad. Echter, gelet op de ernst van het feit, het door de verdachte gebruikte geweld en kijkend naar eerdere straffen opgelegd in soortgelijke zaken (corona-rellen), kan niet worden volstaan met een taakstraf of geldboete.
De officier van justitie vordert dat de verdachte ter zake van het hem ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf (5) maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan twee (2) maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee (2) jaren. De officier van justitie vordert de gevangenhouding van verdachte.
De raadsman voert het woord tot verdediging.
Cliënt is uitvoerig verhoord bij de politie en bij de rechter-commissaris. Hij wist zich geen houding te geven, hij schaamt zich en is erg onder de indruk van alles. Hij wist niet goed wat hij daar mee aan moest. Hij kwam tot de realisatie dat wat daar die dag is gebeurd niet de normale gang van zaken is. Hij heeft bekend omdat hij totale verantwoordelijkheid wil dragen voor wat hij heeft gedaan en dus niet nadat hij geconfronteerd werd met de beelden.
Er zijn die dag rellen uitgebroken, eerst binnen en daarna buiten. Uit de processen-verbaal van bevindingen blijkt dat bij Donau een grote groep relschoppers, honderden, zich voor de linie agenten bevond. Zij waren extreem agressief richting de politie. Mijn cliënt wilt graag benadrukken dat hij niet van deze groep deel uitmaakte. Dan ontstaat er een tweede linie en komt cliënt in beeld. In zijn ogen had cliënt niets met deze grote groep te maken, hij stond daar buiten. Cliënt is achter de supportershome omgelopen en kwam toen achter de linie ME’ers terecht. Hij wilde daar weg. Cliënt zag dat een jongen te pakken werd genomen, die kreeg klappen, werd geschopt en de hond werd op hem losgelaten. Dat kon cliënt niet bevatten. Hij werd emotioneel en heeft dit in een vlaag van verstandsverbijstering gedaan. Van een voorafgaand, weloverwogen besluit om tot geweld over te gaan is geen sprake. Cliënt is niet bewust achter de supportershome gelopen om zo achter de linie terecht te komen, hij wilde gewoon weg. Hij maakte ook geen deel uit van de groep. Wat er is gebeurd moet meer worden gezien als een impulsieve actie van cliënt. Er is wat de verdediging betreft dan ook veeleer sprake van (poging tot zware) mishandeling dan van openlijke geweldpleging en ik vraag u cliënt dan ook vrij te spreken.
Cliënt had een gezellige voetbalavond met vrienden en dit had hij absoluut nooit verwacht. Het is een stommiteit die nooit had mogen gebeuren. Hij heeft oprecht spijt en is ook zichtbaar emotioneel, zoals hij ook was bij de politie en tijdens zijn voorgeleiding bij de rechter-commissaris. Cliënt wil graag zijn excuses aanbieden aan de ME’er. Hij begrijpt dat de rellen veel onrust hebben veroorzaakt en heeft absoluut zijn lesje geleerd. Hij is erg geschrokken van zijn aanhouding en zijn verblijf op het politiebureau. Dit hoopt hij nooit meer mee te hoeven maken.
Dit alles lijkt een incident te zijn geweest. Cliënt is geen agressief persoon. Zijn werkgever geeft ook aan dat hij, in de vele jaren dat cliënt daar werkt, nooit eerder op enigerlei wijze verkeerd gedrag heeft meegemaakt. Als cliënt een kort lontje zou hebben, hoe kan het dan dat hij al die jaren nooit met politie en justitie in aanraking is gekomen? Dit is overduidelijk een eenmalige fout geweest. Het gezin van cliënt, hier vandaag ook aanwezig, herkent dit gedrag ook absoluut niet. Cliënt werkt momenteel aan een grootschalig en langdurig project bij het LUMC waar hij onmisbaar is. Hij is kostwinner en samen met de inkomsten van zijn vrouw kunnen ze net aan rondkomen. Cliënt is van plan zich in het vervolg meer te richten op zijn andere hobby’s, onder andere darten, vissen en wandelen.
Mocht u tot een strafoplegging komen dan verzoekt cliënt u met klem om een taakstraf op te leggen. Hij begrijpt dat dit dan een flinke moet zijn, maar op deze manier kan hij zijn werk behouden en iets terugdoen voor de maatschappij.
De officier van justitie wordt in de gelegenheid gesteld te repliceren, maar maakt hier geen gebruik van.
De politierechter en de griffier trekken zich kort terug in raadkamer.
Na hervatting van het onderzoek ter terechtzitting wordt aan de verdachte het recht gelaten het laatst te spreken:
Ik heb het erg moeilijk gehad in het huis van bewaring. Ik ben hart-longpatiënt en ik moet voor het eerst sinds jaren weer medicatie innemen omdat het daarbinnen zo ontzettend benauwd is.
De politierechter verklaart het onderzoek gesloten en zegt onmiddellijk mondeling vonnis te zullen geven.
De politierechter spreekt het vonnis uit ter openbare terechtzitting.

Aantekening van het mondeling vonnis

De inhoud van de tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 29 mei 2022 te ’s-Gravenhage openlijk, te weten, op en/of aan Haags Kwartier en/of Donau en/of Tiber en/of Schelde en/of Moezel, althans in de buurt van het Cars Jeans Stadion, in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen personen en/of goederen te weten politieambtenaren van de mobiele eenheid en/of politieambtenaren te paard en/of politievoertuigen door:
-de confrontatie te zoeken met voornoemde personen
-een gevechtshouding aan te nemen
-met riemen zwaaiende en/of slaande bewegingen te maken naar voornoemde personen
-het gooien van stenen en/of vuurwerk en/of straatmeubilair en/of flessen en/of andere voorwerpen in de richting van bovengenoemde personen en/of goederen
-een politieambtenaar van de mobiele eenheid te slaan met een regenpijp, althans een groot voorwerp
-schoppende bewegingen te maken in de richting van voornoemde personen en/of tegen het schild van voornoemde politieambtenaren van de mobiele eenheid te trappen
-tegen een voertuig van de politie te trappen
-andere personen met woorden en/of gebaren op te hitsen;
( art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht )

Alle gebruikte bewijsmiddelen en andere gronden voor de bewezenverklaring

De politierechter heeft voor de bewezenverklaring de volgende bewijsmiddelen gebruikt:
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2022155775, van de politie eenheid Den Haag (doorgenummerd pagina 01 t/m 56).
De politierechter heeft voor de bewezenverklaring de volgende bewijsmiddelen gebruikt:
de bekennende verklaring van de verdachte op de terechtzitting, voor zover inhoudende:
“Het is waar, ik beken. (…) Ik heb die ME’er wel geslagen met een regenpijp”.
Het proces-verbaal van bevindingen opgemaakt op 31 mei 2022 door verbalisant Hen, voor zover inhoudende (p. 31-32):
Op zondag 29 mei 2022, omstreeks 21:55 uur bevond ik, verbalisant mij, in uniform
gekleed en in de rol van Sectiecommandant Mobiele Eenheid op de openbare weg, de Schelde, kruising Donau te ‘s-Gravenhage. (…) Op het moment dat wij de linie hadden geformeerd, werden wij geconfronteerd met hevig geweld vanuit de aanwezige groep voetbalsupporters. (…) Ik zag dat er plotseling een man aan kwam lopen langs het supportershome dat zich op dat moment dus achter onze linie bevond. Ik heb niet gezien waar de man vandaan kwam of op welke wijze hij achter de linie terecht was gekomen. Ik kan deze man als volgt beschrijven: ‘blanke huidskleur, kaal, tussen de 45 en 60 jaar oud, gekleed in een groen shirt’. Ik zag dat de man een donker gekleurde buis of pijp recht omhoog hield voor zijn borst. Ik zag dat deze buis erg lang was, ik schatte de buis op ongeveer drie meter lengte. Ik zag dat de man in de richting van de collega liep die links van mij achter de linie stond en ik zag dat de man vervolgens de buis voor zich uit naar beneden liet vallen, dan wel er een slaande beweging mee maakte in de richting van de collega. Ik zag dat hij de collega met het uiteinde van de buis raakte. (…) Na afloop van de inzet is mij medegedeeld dat deze aangehouden verdachte was genaamd: [verdachte] , geboren [geboortedatum] 1964 te [geboorteplaats].
3. Het proces-verbaal van bevindingen opgemaakt op 31 mei 2022 door [verbalisant 3] , met bijlagen (p. 33-36);
4. Het proces-verbaal van bevindingen van de camerabeelden, opgemaakt op 1 juni 2022 door [verbalisant 5] , voor zover inhoudende (p. 37-38):
Ik zag op de beelden een man met het volgende signalement: kaal, groen gewatteerde jas, zwart Nike air max schoenen met het logo witgedrukt, grijze spijkerbroek. Ik zal deze man verder in mijn proces-verbaal noemen als man 1.(…) Ik zag dat man 1 richting de rug van de politieambtenaren in de linie liep. Ik zag dat hij een zwarte lange pijp vasthad. Ik zag dat de zwarte lange pijp die de man vasthad ongeveer twee meter was. Ik zag dat de zwarte lange pijp, langer was dan de man zelf. Ik zag dat man 1 de zwarte lange pijp over zijn rechter schouder tilde en richting de linie van de mobiele eenheid liep. Ik zag dat man 1 de zwarte lange pijp met twee handen vasthield en een bewegende slaande beweging met zijn armen maakt. Ik zag dat de zwarte lange pijp geslagen werd richting een politieambtenaar van de mobiele eenheid. Ik zag dat de politieambtenaar van de mobiele eenheid met zijn rug naar de man toestond en hierdoor de klap van de zwarte lange pijp niet zag aankomen. Ik zag dat de collega geraakt werd met de zwarte lange pijp. Ik zag dat hij geraakt werd op zijn rechterschouder. Ik zag dat nadat de politieambtenaar geraakt werd, man 1 nogmaals de zwarte lange pijp over zijn schouder tilde en weer met kracht deze bewoog richting de linie waarin de politieambtenaren stonden. Ik zag dat het schild van de politieambtenaar van de mobiele eenheid geraakt werd. (…) Ik heb op 30 mei 2022 de heer [verdachte] als verdachte gehoord. Ik herken op de beelden man 1 als de verdachte [verdachte]. Ik zag dat zijn signalement overeenkwam.

Bewijsoverweging

De raadsman heeft zich op het standpunt dat de verdachte dient te worden vrijgesproken
van het tenlastegelegde nu zijn gedraging een individuele actie betrof en hij geen onderdeel uitmaakte van de grote groep relschoppers, waardoor er dus geen sprake kan zijn van het in vereniging plegen van geweld.
De politierechter is met betrekking tot het ten laste gelegde feit van oordeel dat dit feit wel wettig en overtuigend bewezen kan worden en dat de verdachte zich tijdens de degradatiewedstrijd van ADO Den Haag schuldig heeft gemaakt aan openlijk in vereniging geweld plegen tegen politieambtenaren.
De politierechter heeft alle onderdelen van de tenlastelegging bewezen verklaard en hierbij overwogen dat uit het procesdossier blijkt dat alle onderdelen van de tenlastelegging hebben plaatsgevonden en dat in het verlengde daarvan dat de verdachte als medepleger daarvoor mede verantwoordelijk was. Voor alle tenlastegelegde onderdelen is bewijs ten aanzien van de groep personen, waarvan de verdachte deel uitmaakte. Niet ten aanzien van alle deelnemers aan dit misdrijf hoeven alle onderdelen van de tenlastelegging te worden bewezen. De groep personen waarvan de verdachte deel uitmaakte, heeft zich als groep massaal tegen de politie gekeerd. De verdachte heeft bijgedragen aan het geweld door een ME’er van achteren te slaan, kennelijk om het geweld, gepleegd door de groep voor de linie ME’ers, te ondersteunen. Dat de verdachte op dat moment geen onderdeel uitmaakte van de groep vóór de linie doet niets af aan het bewezenverklaarde.

De bewezenverklaring

De politierechter heeft op basis van de inhoud van de gebruikte bewijsmiddelen – elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft – de overtuiging gekregen dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, namelijk dat de verdachte:
hij op 29 mei 2022 te ’s-Gravenhage openlijk, te weten, in de buurt van het Cars Jeans Stadion, in elk geval op of aan de openbare weg en op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen personen en goederen te weten politieambtenaren van de mobiele eenheid en politieambtenaren te paard en politievoertuigen door:
-de confrontatie te zoeken met voornoemde personen
-een gevechtshouding aan te nemen
-met riemen zwaaiende en slaande bewegingen te maken naar voornoemde personen
-het gooien van stenen en andere voorwerpen in de richting van bovengenoemde personen en/of goederen
-een politieambtenaar van de mobiele eenheid te slaan met een regenpijp, althans een groot voorwerp
-schoppende bewegingen te maken in de richting van voornoemde personen en tegen het schild van voornoemde politieambtenaren van de mobiele eenheid te trappen
-tegen een voertuig van de politie te trappen
-andere personen met woorden en gebaren op te hitsen;
( art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.

De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat evenmin feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

De strafoplegging

De politierechter houdt bij het bepalen van een straf rekening met de ernst van het bewezenverklaarde feit en de omstandigheden waaronder dat feit zijn gepleegd. Ook kijkt de politierechter naar het strafblad van de verdachte en zijn persoonlijke omstandigheden.
In deze zaak overweegt de politierechter het volgende.
De verdachte heeft een vaste baan, een gezin, er is geen sprake van problematiek en hij is nog niet eerder met politie en justitie in aanraking geweest. Dan gaat hij naar een wedstrijd van ADO Den Haag waarvan van tevoren al is gezegd dat het uit de hand zal lopen, of ADO nou zou winnen of verliezen. Een wedstrijd die bovendien moest worden stilgelegd omdat ADO supporters het veld betraden. Daarmee was helemaal duidelijk dat het uit de hand zou lopen. De verdachte heeft in reactie op de aanhouding van een ander en in een vlaag van verstandverbijstering -zo stelt hij zelf- een ME’er van achteren met een regenpijp geslagen. De verdachte heeft daarbij bijgedragen aan het ernstig geweld dat die dag tegen de politie is gebruikt. Er is absoluut geen enkel excuus voor het gebruik van geweld tegen de politie.
Bij het opleggen van een straf gaat het niet alleen om vergelding maar ook om speciale preventie (namelijk dat de verdachte dit niet meer zal doen) en generale preventie (namelijk dat mensen afleren zich op deze manier te gedragen tegenover de politie). De politierechter is van oordeel dat het aandeel van de verdachte aan het bewezenverklaarde feit een zwaardere straf rechtvaardigt dan door de officier van justitie gevorderd. Alles overwegende en rekening houdende met de straffen die aan anderen zijn opgelegd die zich die dag schuldig hebben gemaakt aan eenzelfde feit, zal de politierechter aan de verdachte opleggen een gevangenisstraf voor de duur van zes (6) maanden met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan twee (2) maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee (2) jaren. De gevorderde gevangenhouding wijst de politierechter af. Er is weliswaar gevaar voor herhaling maar dat gevaar wordt, gelet op de persoon en de houding van de verdachte, geacht voldoende te worden ondervangen door het opleggen van een gedeeltelijk voorwaardelijke gevangenisstraf. De verdachte wordt hiermee de kans geboden om thuis en op zijn werk de nodige maatregelen te treffen alvorens hij zich zal moeten melden voor het uitzitten van de aan hem opgelegde onvoorwaardelijke gevangenisstraf.

De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gebaseerd op artikel 141 van het Wetboek van Strafrecht;
Dit voorschrift is toegepast, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens gold dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gold.

Beslissing

De politierechter:
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, zoals hierboven omschreven, en dat het bewezenverklaarde oplevert:

openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen en goederen

verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
strafbaarheid
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte strafbaar;
strafoplegging
veroordeelt de verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van zes (6) maanden;

bepaalt dat een gedeelte van die straf, groot
twee (2) maanden, niet zal worden tenuitvoergelegd onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van de hierbij op twee jaren vastgestelde proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest doorgebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet al op een andere straf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden;
deelt mede dat de verdachte binnen veertien dagen hoger beroep kan instellen tegen dit vonnis en dat de verdachte het recht heeft om op de terechtzitting van dat rechtsmiddel afstand te doen.
Dit procesverbaal is door de politierechter en de griffier vastgesteld en ondertekend.
Bijlage:
I. Brief werkgever