ECLI:NL:RBDHA:2022:8305
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig beslissen op asielaanvraag en verzoek om proceskostenvergoeding
In deze zaak heeft verzoeker beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag, ingediend op 8 augustus 2021. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft op 12 april 2022 de aanvraag ingewilligd. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend, waarna eiser het beroep heeft ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft, op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), uitspraak gedaan zonder zitting.
De rechtbank overweegt dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb. Aangezien verweerder aan eiser is tegemoetgekomen door alsnog een beslissing te nemen, kan de rechtbank op verzoek van eiser het bestuursorgaan veroordelen in de proceskosten. Verweerder heeft in het verweerschrift aangegeven bereid te zijn de proceskosten te vergoeden tot een bedrag van € 379,50, waarbij de wegingsfactor ‘licht’ van toepassing is, omdat het beroep enkel betrekking had op het niet tijdig nemen van een besluit.
De rechtbank concludeert dat het verzoek tot vergoeding van de proceskosten gegrond is en veroordeelt verweerder in de proceskosten die eiser heeft gemaakt. De kosten worden vastgesteld op € 379,50, gebaseerd op de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De uitspraak is gedaan door mr. W. Anker, rechter, en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.