ECLI:NL:RBDHA:2022:8283

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 augustus 2022
Publicatiedatum
18 augustus 2022
Zaaknummer
09-071235-22
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een verdachte voor poging tot doodslag en diefstal van een scooter

Op 18 augustus 2022 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, geboren in 2003, die werd beschuldigd van poging tot doodslag en diefstal van een scooter. De verdachte werd veroordeeld tot 8 maanden jeugddetentie, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en bijzondere voorwaarden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op 20 maart 2022 in een restaurant in 's-Gravenhage met een survivalmes een poging deed om het leven van de eigenaar, [slachtoffer], te beroven. Tijdens een worsteling raakte de aangever gewond door een steekwond in zijn rug. De rechtbank achtte het voorwaardelijk opzet op de dood van de aangever bewezen, ondanks de verdediging die stelde dat de verdachte niet de intentie had om letsel toe te brengen. Daarnaast werd de verdachte schuldig bevonden aan de diefstal van een scooter op 19 maart 2022, die aan [slachtoffer 2] toebehoorde. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling en impulsbeheersingsproblemen, en paste het jeugdstrafrecht toe. De bijzondere voorwaarden omvatten onder andere behandeling bij de Waag en toezicht door de jeugdreclassering.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummer: 09-071235-22
Datum uitspraak: 18 augustus 2022
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Den Haag in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 2003 [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op [woonplaats] , op dit moment in voorlopige hechtenis verblijvende in [inrichting] .

1.Het onderzoek ter zitting

De strafzaak tegen de verdachte is inhoudelijk behandeld op de openbare terechtzitting van
4 augustus 2022.
De officier van justitie in deze zaak is mr. S. Sleeswijk Visser en de advocaat van de verdachte is mr. W. Römelingh te Den Haag. De verdachte is op de zitting verschenen.

2.De tenlastelegging

De verdachte wordt er – na wijziging van de tenlastelegging – samengevat, van beschuldigd dat
1.
hij op 20 maart 2022 te ’s-Gravenhage geprobeerd heeft [slachtoffer] opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen (
primair), dan wel dat hij geprobeerd heeft de eigenaar en/of medewerkers van een restaurant aan [adres] te dwingen tot de afgifte van geld en/of goederen en deze diefstal te doen voorafgaan/vergezellen/volgen van geweld en/of bedreiging met geweld (
subsidiair);
2.
hij op 19 maart 2022 te ’s-Gravenhage een scooter (merk Peugeot Kisbee met [kenteken] ) die aan [slachtoffer 2] toebehoorde heeft weggenomen.
De volledige tekst van de tenlastelegging staat in bijlage I.

3.Waardering van het bewijs

3.1
Vrijspraak zonder nadere motivering
Net als de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder 1 impliciet primair tenlastegelegde, te weten de poging tot moord, niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
3.2
Bewijswaardering feit 1
3.1.1
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de onder 1 impliciet subsidiair tenlastegelegde poging tot doodslag wettig en overtuigend bewezen kan worden en daarbij gesteld dat de verdachte voorwaardelijk opzet had op de dood van de aangever.
3.1.2
Standpunt verdediging
De verdediging heeft ten aanzien van het onder 1 impliciet subsidiair ten laste gelegde feit bepleit dat de verdachte moet worden vrijgesproken. De verdachte heeft vanaf het begin verklaard dat hij een overval wilde plegen en hij het mes enkel bij zich had om mee te dreigen. De wil van de verdachte was gericht op het verkrijgen van geld uit de kassa en niet op het toebrengen van letsel.
3.1.3
Beoordeling
Vast staat dat de verdachte op 20 maart 2022 het restaurant van de aangever [slachtoffer] is binnengegaan. De verdachte had een groot survival mes bij zich van ongeveer 50 cm. Op het moment dat de verdachte het restaurant binnen liep en het mes toonde, is de aangever de keuken in gevlucht en is de verdachte hem achterna gegaan. In de keuken is er een worsteling ontstaan waarbij de aangever een steekwond in zijn rug heeft opgelopen. Het is aan de rechtbank om allereerst te beoordelen of de gedragingen van de verdachte als een poging doodslag, zoals impliciet subsidiair ten laste gelegd, - dan wel als het, impliciet meer subsidiair tenlastegelegde toebrengen zwaar lichamelijk letsel - kunnen worden gekwalificeerd. Daarbij vindt de rechtbank, anders dan de verdediging, dat het antwoord op de vraag of verdachte met zijn handelen (zoals hij heeft verklaard) de intentie had om een overval te plegen en door bedreiging met het mes geld te krijgen van aangever, in het midden kan blijven.
De verdachte heeft bij de politie en ter terechtzitting verklaard dat hij de aangever nooit heeft willen steken, maar dat hij in de keuken van het restaurant na een worsteling werd overmeesterd door de aangever en de getuigen. De verdachte heeft verklaard dat hij in deze worsteling zwaaiende bewegingen met het mes heeft gemaakt. Ook heeft hij de aangever bij zijn schouder gepakt en het mes met de punt schuin naar boven tussen zijn lichaam en het lichaam van de aangever gehouden. De verdachte weet niet of hij de aangever op dat moment heeft geraakt, of dat hij is geraakt toen zij samen op de grond vielen en het mes ook uit zijn handen viel. Hij heeft verklaard dat hij niet heeft gezien dat hij de aangever heeft geraakt. De aangever heeft verklaard dat hij niet heeft gevoeld dat hij is geraakt en de getuigen hebben verklaard dat zij niet hebben gezien hoe de aangever is geraakt.
Hoewel in het dossier een geneeskundige verklaring van een forensisch arts ontbreekt, bevindt zich in het dossier wel een proces-verbaal van bevindingen waarin de [verbalisant 1] heeft geverbaliseerd dat hij bij de aangever een steekwond op zijn rug zag, dat de wond aan de linker achterzijde zat, dat de wond ongeveer onder zijn onderste rib zat en dat de wond ongeveer vier centimeter breed was. De aangever heeft in zijn aanvullende verklaring verklaard dat de wond met zes hechtingen is gehecht.
De rechtbank stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van een poging tot doodslag is vereist dat de verdachte, al dan niet in voorwaardelijke zin, opzet heeft gehad op de dood van de aangever. Er is sprake van voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg, in dit geval de dood van de aangever, indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dit gevolg zal intreden en deze kans bewust heeft aanvaard. De beantwoording van de vraag of de gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het moet gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten, waaronder wordt verstaan de in de gegeven omstandigheden reële, niet onwaarschijnlijke mogelijkheid.
De rechtbank overweegt dat de verdachte met een groot survival mes het restaurant van de aangever binnen is gelopen en de aangever – met dit mes met de punt naar boven geheven in zijn hand – bewust naar de keuken is gevolgd. In de keuken bevonden zich, zoals verdachte volgens zijn verklaring ter zitting ook wel had verwacht, nog andere personen. Tijdens een worsteling met meerdere personen heeft de verdachte zwaaiende bewegingen met het mes gemaakt en heeft hij het mes met de punt naar boven tussen zijn eigen lichaam en dat van de aangever gehouden, terwijl de aangever zich op nog geen armlengte afstand bevond. Hiermee heeft de verdachte naar het oordeel van de rechtbank bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat hij de aangever met het mes zou raken en ernstig zou verwonden. De rechtbank weegt verder mee het feit dat de verdachte het mes de gehele tijd gericht heeft gehad op het bovenlichaam van de aangever, een plek waar zich vitale organen bevinden, en de omstandigheid dat hij ongecontroleerde zwaaiende bewegingen maakte, hetgeen maakt dat er sprake is van een aanmerkelijke kans op het veroorzaken van dodelijk letsel.
De rechtbank stelt op grond van het voorgaande vast dat er, op zijn minst, sprake is van voorwaardelijk opzet op de dood van de aangever. De rechtbank acht daarom wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot doodslag.
3.2
Bewijswaardering feit 2
Het onder 2 tenlastegelegde kan zonder nadere motivering bewezen worden verklaard. De verdachte heeft dit feit bekend en op zitting is door de verdediging geen vrijspraak bepleit.

4.De bewezenverklaring

In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 impliciet subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezenverklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Bewezenverklaard wordt dat:
1
hij op 20 maart 2022 te ’s-Gravenhage ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, met dat opzet meerdere keren een
stekende beweging heeft gemaakt in de richting van het lichaam van die [slachtoffer] , terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2
hij op 19 maart 2022 te ’s-Gravenhage een scooter (merk Peugeot Kisbee met [kenteken] ), die aan [slachtoffer 2] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Het meer of anders tenlastegelegde is niet bewezen. De verdachte zal ook daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte

De feiten en de verdachte zijn strafbaar.

6.De straf

8.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat de verdachte wordt veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 12 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 7 maanden voorwaardelijk met oplegging van bijzondere voorwaarden. De officier van justitie heeft daarnaast geëist dat de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar worden verklaard.
8.2
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht een lagere straf op te leggen dan door de officier van justitie is geëist.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag. De verdachte is bewapend met een survival mes van aanzienlijke grootte het restaurant van het slachtoffer binnen gelopen met de bedoeling om het slachtoffer te beroven. Hij is het slachtoffer doelbewust naar de keuken gevolgd toen deze voor hem wegvluchtte, wetende dat er zich in de keuken nog meer personen zouden bevinden. Al die tijd heeft verdachte het mes geheven in zijn hand gehouden. In de keuken is al snel een worsteling ontstaan waarbij de verdachte het slachtoffer uiteindelijk met zijn mes in zijn rug heeft geraakt. De verdachte heeft met zijn handelen op grove wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Naast de impact die het incident op het slachtoffer heeft gehad, zijn ook collega’s van het slachtoffer getuige geweest van dit gewelddadige incident. Dergelijke incidenten dragen bij aan gevoelens van onveiligheid in de samenleving.
Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan een diefstal van een scooter. Door zijn handelen heeft de verdachte laten zien dat hij geen respect heeft voor de eigendom van andermans spullen.
Strafblad
De rechtbank heeft kennis genomen van een uittreksel uit de justitiële documentatie van
15 juni 2022 waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Persoon van de verdachte
GZ-psycholoog [naam 2] heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 26 juni 2022. Dit rapport houdt voor zover van belang het volgende in.
Bij de verdachte is sprake van een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling waarbij tevens gedacht kan worden aan een impulsbeheersings- of andere gedragsstoornis of een persisterende depressieve stoornis. Er is sprake van een stoornis in cannabisgebruik.
Duidelijk is geworden dat hij wel de overval beraamde, waarbij hij tamelijk onverwacht een scooter trof met de sleutels er nog in zoals hij zelf formuleerde. Deze kwam hem goed van
pas bij het plegen van de overval. Verder had hij niet erg nagedacht behalve dat zijn
(financiële) problemen opgelost waren als hij slaagde geld buit te maken. Hij had niet nagedacht over wat er verder zou kunnen gebeuren, zeker niet ten aanzien van mogelijke slachtoffers. De emotionele situatie, zijn impulsiviteit en gebrek aan coping vaardigheden, als ook het geen beroep willen doen op steunbronnen uit schaamte en de omstandigheden
waarin de verdachte verkeerde, hebben een rol gespeeld in het beramen van een overval,
waarbij hij verder impulsief en ondoordacht te werk is gegaan. Om deze reden wordt
de rechtbank in overweging gegeven de overval hem in mindere mate toe te rekenen.
Ten aanzien van de diefstal van de scooter wordt de rechtbank geadviseerd dit hem volledig toe te rekenen omdat hij op dat ogenblik wel naar de mening van rapporteur een andere afweging had kunnen maken.
Het risico op herhaling van een geweldsdelict wordt als laag ingeschat. De verdachte heeft geen eerdere geweldsdelicten gepleegd. Wordt de risicotaxatie breder getrokken dan wordt de kans op een nieuw delict als matig-laag geschat. Voor de verdachte is het belangrijk dat hij een stabiel leven krijgt met intensieve begeleiding en een structuur in zijn leven met behulp van een dagbesteding (school en werk) en ook een gestructureerde vrijetijdsbesteding waardoor hij in staat is een pro-sociaal netwerk op te bouwen. Daarnaast blijven begeleiding en hulpverlening noodzakelijk om hem emotioneel stabieler te maken. Na zijn detentie heeft de verdachte een dak boven zijn hoofd nodig en een dagbesteding in de vorm van werk of opleiding of een combinatie ervan. Het verdient aanbeveling dat de ingezette hulp voortgezet wordt. Dit geldt eveneens voor de coach die vanuit SKT is ingezet en die voor de verdachte op dit ogenblik waardevol is.
De psycholoog adviseert het jeugdstrafrecht toe te passen. De verdachte heeft moeite met inschatten van risico’s van eigen handelen, heeft moeite zijn gedrag te organiseren en handelt impulsief. Daarnaast heeft hij nadere scholing nodig en heeft hij hulp nodig als het gaat om leren zelfstandig te wonen, waarbij een pedagogische aanpak mogelijk is.
Indien de verdachte wordt veroordeeld, wordt de rechtbank geadviseerd hem een gedeeltelijk voorwaardelijke straf op te leggen met een proeftijd, gedurende welke hij zich dient te houden aan de aanwijzingen van de (jeugd)reclassering met als bijzondere voorwaarde behandeling bij de Waag zoals ingezet is en behandeling via een vorm van begeleid wonen, in combinatie met de inzet van zijn huidige coach.
Psychiater in opleiding [naam 4] , onder supervisie van psychiater [naam 5] , heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 1 juli 2022. Dit rapport houdt voor zover van belang het volgende in.
Bij de verdachte is een ontwikkelingsstoornis (ADHD; gedeeltelijk in remissie) en een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling vastgesteld. Zijn lage zelfbeeld, beperkt doorzettingsvermogen en beperkt mentaliserend vermogen, alsmede zijn moeite met het accepteren van autoriteit (alle passende bij zijn bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling en ADHD) hebben naar alle waarschijnlijkheid in enige mate bijgedragen aan de overwegingen om het feit te plegen. Cognitief was de verdachte in staat om te weten dat het plegen van een ‘overval’ ongeoorloofd is. Door zijn beperkt mentaliserend vermogen heeft hij vermoedelijk weinig nagedacht over de eventuele consequenties voor zijn slachtoffers, maar hij werd door zijn psychopathologie niet zodanig ernstig beperkt dat hij hier helemaal geen oog meer voor had kunnen hebben. Er kan worden opgemerkt dat in het huidig onderzoek, geen aanwijzingen naar voren komen voor eerdere of huidige agressieregulatieproblemen of gewelddadige intenties van deze omvang. Op grond van bovengenoemde overwegingen adviseren de onderzoekers om de verdachte de ten laste gelegde poging doodslag in een (licht) verminderde mate toe te rekenen, maar zien zij geen reden om te adviseren de ten laste gelegde diefstal van een scooter in een verminderde mate (of volledig niet) aan de verdachte toe te rekenen.
Het risico op recidive gewelddadig gedrag wordt ingeschat als laag-matig. Het risico op (intentioneel toegebracht) ernstig lichamelijk letsel en acuut dreigend geweld is laag.
Ter verdere reductie van het als laag-matig ingeschatte recidiverisico op geweldsfeiten, achten onderzoekers het vooral noodzakelijk dat de verdachte handvatten krijgt om zich op sociaal-emotioneel gebied beter te kunnen handhaven in een pro-sociaal milieu en op diverse levensterreinen. De behandelaar bij de Waag , met wie de verdachte een redelijk positieve (hoewel beginnende) behandelrelatie leek te hebben, dacht aan agressieregulatie-behandeling vanuit schema-therapeutisch denken. Onderzoekers zien, mede vanwege de bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling van de verdachte, hier een duidelijke indicatie voor. Het is noodzakelijk dat de verdachte in een geschikte woonvorm terecht komt (na detentie) alwaar de voor hem noodzakelijke pedagogische begeleiding richting zelfstandigheid kan worden geboden. Een woonvorm voor volwassenen is hiervoor minder geschikt. De verdachte moet worden aangesproken als een jongere dan wel jongvolwassene. Daarnaast is monitoring nodig door een reclasseringswerker/toezichthouder met kennis van jongvolwassenen. Deze kan de verdachte, samen met de huidige coach, begeleiden naar passend werk en dagbesteding. Bovengenoemde behandeling en reclasseringstoezicht kunnen naar mening van de onderzoekers plaatsvinden binnen het kader van de bijzondere voorwaarden bij een (deels) voorwaardelijk strafdeel.
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 2 augustus 2022. De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport.
De deskundige [naam 3] , werkzaam bij de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming west, heeft ter terechtzitting naar voren gebracht dat de verdachte na zijn detentie kan verblijven bij de [woonvoorziening] . Dit is de plek van zijn voorkeur en er is een plek voor hem beschikbaar. Hier zal hem een dagbesteding en voldoende begeleiding worden aangeboden. De verdachte werkt tot dusverre goed mee aan zijn behandeling bij de Waag . De deskundige zou graag zien dat in de bijzondere voorwaarden wordt opgenomen dat de verdachte zich zal houden aan de huisregels bij [woonvoorziening] en dat hij zal blijven meewerken aan de behandeling bij de Waag , ook als de behandeling door een vervanger van zijn vaste behandelaar wordt aangeboden.
De rechtbank neemt de conclusies en adviezen van de deskundigen over en maakt deze tot de hare. De rechtbank acht de verdachte daarom verminderd toerekeningsvatbaar ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde feit.
Toepassing van het jeugdstrafrecht in ASR zaken
De rechtbank kan – ten aanzien van een verdachte die ten tijde van het begaan van een strafbaar feit de leeftijd van 18 jaren maar nog niet die van 23 jaren heeft bereikt – het jeugdstrafrecht toepassen.
De rechtbank stelt vast dat de verdachte de bewezenverklaarde feiten heeft gepleegd toen hij de leeftijd van 18 jaren had bereikt. Gelet op de genoemde rapportages, de gegeven adviezen en de geschetste persoonlijkheid van de verdachte, zal de rechtbank ten aanzien van het bewezenverklaarde op grond van artikel 77c van het Wetboek van Strafrecht (Sr), het jeugdstrafrecht toepassen.
Strafmodaliteit en strafmaatDe rechtbank heeft bij de bepaling van de straf rekening gehouden met de aard en de ernst van de bewezenverklaarde feiten, de justitiële documentatie, de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte zoals die blijken uit de rapportages. Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een jeugddetentie. De rechtbank legt een lagere straf op dan door de officier van justitie is geëist, omdat de rechtbank van oordeel is dat de ernst van de feiten een lagere duur van de op te leggen jeugddetentie rechtvaardigen. De rechtbank zal daarom een jeugddetentie opleggen waarvan het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan de tijd die de verdachte in voorarrest heeft gezeten. De rechtbank zal ook een deels voorwaardelijke jeugddetentie opleggen met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Dadelijke uitvoerbaarheid
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een misdrijf dat is gericht tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, te weten een poging doodslag. Bovendien blijkt uit de rapportages van de psychiater, de psycholoog en de reclassering dat er bij de verdachte sprake is van een ontwikkelingsstoornis, een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling en een beperkt mentaliserend vermogen. De rechtbank is om die reden van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een dergelijk misdrijf zal begaan. Daarom zal de rechtbank bevelen dat de hierna op grond van art. 77z Sr te stellen voorwaarden en het op grond van art. 77aa Sr uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.

7.In beslag genomen voorwerpen

7.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de in beslag genomen foedraal en mes te onttrekken aan het verkeer en de inbeslaggenomen telefoon terug te geven aan de verdachte.
7.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de onder de verdachte in beslag genomen telefoon dient te worden teruggegeven aan de verdachte, dan wel aan zijn moeder. Daarnaast heeft de verdediging verzocht dat de rechtbank de beslissing neemt om de gestolen scooter terug te geven aan de eigenaar [slachtoffer 2] .
7.3.
Beoordeling
De in beslag genomen foedraal en mes zullen worden onttrokken aan het verkeer. Het onder 1 bewezen feit is met betrekking tot voornoemde voorwerpen begaan.
Ten aanzien van de in beslag genomen telefoon zal een last worden gegeven tot teruggave aan de verdachte.
Ten aanzien van de in beslag genomen scooter zal een last worden gegeven tot teruggave aan de rechthebbende.

8.De vordering van de benadeelde partij

[slachtoffer 2] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en heeft een schadevergoeding van € 2.225,-, te vermeerderen met de wettelijke rente, gevorderd en verzocht de schadevergoedingsmaatregel op te leggen. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
8.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering moet worden afgewezen. De benadeelde partij kan de scooter terugkrijgen of deze is reeds teruggegeven, al kan hier niet met zekerheid een standpunt over worden ingenomen.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden afgewezen. De weggenomen scooter is namelijk in goede staat in beslag genomen door het openbaar ministerie. Het openbaar ministerie heeft het in zijn macht om de scooter in goede staat terug te geven aan de benadeelde partij. Er resteert daardoor geen schade, althans de schade is door een ander veroorzaakt dan de verdachte.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Het is niet duidelijk geworden of de inbeslaggenomen scooter wel of niet is teruggegeven aan de benadeelde partij. Er is niet gebleken dat de scooter reeds is vervreemd. Voor zover dit nog niet is gebeurd, gelast de rechtbank dan ook de teruggave van de scooter aan de benadeelde partij. De schade van de benadeelde partij is daarmee opgeheven. De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering tot schadevergoeding, omdat de schade ziet op de aanschafwaarde van de inbeslaggenomen scooter. De benadeelde partij kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Dit brengt mee dat de benadeelde partij dient te worden veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met zijn verdediging tegen die vordering heeft moeten maken, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil.

9.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
36b, 36c, 45, 77c, 77g, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 287 en 310 Sr.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 impliciet primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
bewezenverklaring
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 impliciet subsidiair en het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan en kwalificeert dit als
1. impliciet subsidiair

poging tot doodslag

2.
diefstal
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen wat aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
straf
veroordeelt de verdachte tot:
een
jeugddetentievoor de duur van
8 (acht) maanden
bepaalt dat een gedeelte van de jeugddetentie groot
3 (drie) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt vastgesteld op 2 (twee) jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd de bijzondere voorwaarden niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich zal melden bij de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming west op het adres Neherkade 304 te Den Haag en zich gedurende een door de jeugdreclassering te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) zal blijven melden zo lang en zo frequent als de jeugdreclassering noodzakelijk acht;
- zich laat behandelen door de Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de jeugdreclassering, ook als dat inhoudt dat de verdachte zich door een vervanger laat behandelen. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de jeugdreclassering nodig vindt;
- gedurende de proeftijd of zolang de jeugdreclassering dat nodig acht zal verblijven bij [woonvoorziening] of een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de jeugdreclassering. De verdachte zal zich houden aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de jeugdreclassering voor hem heeft opgesteld;
- gedurende de proeftijd op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer] [geboortedatum 2] , zo lang de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht;
- gedurende de proeftijd zich niet zal bevinden binnen een straal van 250 meter van het restaurant India Glory aan [adres] te Den Haag zo lang de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht;
- zich zal inzetten voor het verkrijgen en behouden van een zinvolle dagbesteding in de vorm van betaald werk;
- meewerkt aan begeleiding door Coach25, zolang de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht;
geeft opdracht aan de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming west tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
voorwaarden daarbij zijn verder dat de verdachte gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
- zijn medewerking zal verlenen aan het door de jeugdreclassering te houden toezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid Sr, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de jeugdreclassering, zo vaak en zo lang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
beveelt dat de gestelde voorwaarden en het aan genoemde jeugdreclasseringsinstelling opgedragen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslag
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- verklaart onttrokken aan het verkeer:
1 STK MES (omschrijving: PL1500_2022081130_2740648, koker)
2. 1 STK Foedraal (omschrijving PL1500_2022081130_2740656, zwart);
- gelast de teruggave aan verdachte van zijn telefoon;
- gelast de teruggave aan de rechthebbende van de scooter (merk Peugeot Kisbee met [kenteken] );
schadevergoeding
verklaart [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk in de vordering. Bepaalt dat de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt [slachtoffer 2] in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil;
voorlopige hechtenis
heft het bevel tot voorlopige hechtenis van de veroordeelde op met ingang van de dag dat de duur van de verzekering en voorlopige hechtenis even lang zal zijn als de onvoorwaardelijke jeugddetentie.
Dit vonnis is gewezen door
mr. R. van Zeijst-Repelaer van Driel, kinderrechter, voorzitter,
mr. M.P. Meeuwisse, kinderrechter,
en mr. N.F.R. de Rooij, kinderrechter,
in tegenwoordigheid van mr. L.J. van Heel, griffier.
Het is uitgesproken op de openbare zitting van deze rechtbank van 18 augustus 2022.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij op of omstreeks 20 maart 2022 te 's-Gravenhage
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
[slachtoffer] opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade
van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat
opzet en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg één of meerdere keren een
stekende beweging heeft gemaakt in de richting van de buik, althans het lichaam,
van die [slachtoffer] en/of in de rug heeft gestoken van die [slachtoffer] , terwijl de uitvoering van
dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair:
hij op of omstreeks 20 maart 2022 te Den Haag in een restaurant gelegen aan [adres] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld
de eigenaar en/of medewerkers van dat restaurant te dwingen tot de afgifte van geld en/of goederen, geheel of ten den dele toebehorend aan dat restaurant in elk geval aan (een) ander(en) dan verdachte
en/of
om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen geld en/of goederen, geheel of te dele toebehorende aan dat restaurant in elk geval aan (een) ander(en) dan verdachte
en deze diefstal te doen voorafgaan en/of vergezellen en/of volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen de eigenaar en/of medewerkers van dat restaurant
één en ander met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf, hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, heeft gehandeld als volgt:
hij, verdachte, meermalen (telkens)
die eigenaar en/of medewerk(st)er(s) van het restaurant een mes heeft getoond en/of voorgehouden en/of daarmee heeft gedreigd, en/of daarmee (stekende) bewegingen naar de eigenaar heeft gemaakt en/of geprobeerd heeft de eigenaar met dat mes te raken en/of die eigenaar op dreigende toon de woorden heeft toegevoegd: ‘klootzak’ en/of ‘geld’ en/of ‘kassa’ openen althans (telkens) woorden van gelijke aard en/of strekking en/of (vervolgens) gevochten heeft met de eigenaar en /of met medewerkers van dat restaurant.
terwijl de uitvoering van dat/die voorgenomen misdrijf/misdrijven niet is voltooid
2
hij op of omstreeks 19 maart 2022 te 's-Gravenhage
een scooter (merk Peugeot Kisbee met [kenteken] ), in elk geval enig goed,
dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n)
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Bijlage II
Bewijsmiddelen
-1.
De verklaring van de verdachte op de zitting van 4 augustus 2022, inhoudende:
Ik ging de eigenaar van het restaurant achterna de keuken in. Daar zijn we in een worsteling terecht gekomen. Ik keek er niet gek van op dat hij niet alleen was.
Ik had het mes vast toen ik het restaurant binnen kwam. De punt van het mes stond omhoog.
Ik heb zwaaiende bewegingen gemaakt met het mes.
-2.
Het proces-verbaal van politie nummer PL1500- [nummer 1] (pagina 7-12 van het zaaksdossier), inhoudende als verklaring van aangever [slachtoffer] :
Op 20 maart 2022 omstreeks 21:35 uur bevond ik mij in het [restaurant] , gevestigd aan [adres] te Den Haag.
Omdat ik de voordeur hoorde liep ik vanuit de keuken alvast in richting van de eetzaal. Ik zag toen dat er een jongen in mijn richting kwam gelopen.
Toen hij op mij afliep zag ik dat hij een mes pakte. Ik zag dat hij het mes met zijn rechterhand uit de rechterzijde van zijn broek haalde. Ik zag dat het een groot mes was, zo’n mes met kartels die door de commando’s wordt gebruikt. Ik denk dat het mes ongeveer 30 centimeter lang was. Ik probeerde weg te rennen. Ik rende de keuken in, richting de kranen. Daar bij de kraan voelde ik dat die jongen mij beetpakte bij één van mijn armen. Door de manier waarop hij mij vastpakte draaide ik met de voorzijde van mijn lichaam naar hem toe. Ik stond nu heel dichtbij hem en tegenover hem. Ik zag dat hij met zijn rechterhand en het mes een stekende beweging maakte in de richting van mijn buik. Ik kon dat ontwijken. Vervolgens zag ik dat hij mij nog een keer probeerde te steken.
Ik ben daarna opgestaan en ik ben de politie gaan bellen. Op dat moment voelde ik pijn aan de linker onderzijde van mijn rug. Ik voelde vervolgens met mijn hand op die plek en ik zag dat mijn hand daarna onder het bloed zat. Ik bemerkte dat ik een wond had en ik had toen pas door dat ik kennelijk was gestoken met het mes.
-3.
Het proces-verbaal van politie nummer PL1500- [nummer 3] (pagina 13-20 van het zaaksdossier), inhoudende als verklaring van [getuige] :
Ik kwam via de achteringang binnen in de keuken. Ineens hoorde ik een hoop geschreeuw. Ik zag dat er een man met gezichtsbedekking in de keuken stond. Ik zag dat hij een heel groot mes in zijn hand hield. Ik zag dat hij op [slachtoffer] afliep en dat [slachtoffer] naar achter liep. Ik zag dat er een worsteling ontstond. Ik heb de gemaskerde man van achter om zijn bovenlichaam vastgepakt. Ik probeerde hem weg te trekken van [slachtoffer] . Ik heb de man naar achter getrokken en naar de grond gegooid. [slachtoffer] viel ook op de grond. Het mes was ook op de grond gevallen. Toen de politie er was, hoorde en zag ik dat [slachtoffer] gewond was.
-4.
Het proces-verbaal van politie nummer PL1500- [nummer 2] (pagina 54-55 van het zaaksdossier), inhoudende als relaas van de [verbalisant 1] :
Ik zag dat de man op een stoel ging zitten in het restaurant. Ik zag dat de man zijn blouse omhoog deed. Ik zag dat er bloed aan zijn blouse zat. Ik zag dat de man een steekwond op zijn rug had. Ik zag dat de wond aan de linker achterzijde zat. Ik zaag dat de wond ongeveer onder zijn onderste rib zat. Ik zag dat de wond niet heel erg bloedde. Ik zag dat de wond ongeveer 4 centimeter breed was.
-5.
Het proces-verbaal van politie nummer PL1500- [nummer 4] (pagina 62 van het zaaksdossier), inhoudende als relaas van de [verbalisant 2] :
Ik zag een mes liggen, dit betrof een survival mes met een handvat van ongeveer 20 cm en een snijblad van 30 cm. Ik zag op de punt bloed zitten.
Alle hierboven genoemde processen-verbaal zijn, voor zover niet anders vermeld, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en de voor het bewijs gebezigde inhoud daarvan is telkens zakelijk weergegeven.
Bijlage III
Opgave van bewijsmiddelen
-1. De verklaring van de verdachte op de zitting van 4 augustus 2022;
-2. Het proces-verbaal van politie nummer PL1500- [nummer 5] (pagina 34-35 van het zaaksdossier), inhoudende de verklaring van aangever [slachtoffer 2]
Alle hierboven genoemde processen-verbaal zijn, voor zover niet anders vermeld, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.