Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[eiseres] , eiseres,
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,
Procesverloop
In de aangehechte tussenuitspraak van 6 december 2021 heeft de rechtbank verweerder in de gelegenheid gesteld om binnen zes weken na verzending van de tussenuitspraak, met inachtneming van wat in de tussenuitspraak is overwogen, de geconstateerde gebreken in het bestreden besluit te herstellen.
Overwegingen
Subsidiair stelt verweerder zich op het standpunt dat een belangenafweging in het kader van artikel 8 EVRM niet tot vergunningverlening zou leiden. Alhoewel verweerder niet twijfelt aan het bestaan van gezinsleven tussen eiseres en haar kinderen, speelt ook hier een grote rol dat niet bekend is wie eiseres is. Daar komt bij dat in geval van eiseres sprake is van een eerste asielaanvraag, waardoor er geen sprake is van inmenging in het gezinsleven. Voorts is geen sprake van een objectieve belemmering om het gezinsleven buiten Nederland uit te oefenen. Zolang eiseres geen geloofwaardige verklaringen aflegt over haar herkomst, identiteit en nationaliteit, kan verweerder niet toetsen of er objectieve belemmeringen zijn om het gezinsleven in het land van herkomst uit te oefenen. Dit komt voor rekening en risico van eiseres en weegt zwaar in haar nadeel mee. Voorts heeft eiseres geen bijzondere band met Nederland. Zij is maar zes jaar, dus relatief kort in Nederland. Zij heeft nooit rechtmatig verblijf op grond van een verblijfsvergunning gehad. Omdat de kinderen van eiseres nog erg jong zijn, kunnen zij haar volgen en zich aanpassen aan het leven in een ander land. Bovendien hebben de kinderen ook banden met hun land van herkomst. Ook hier speelt dat zolang eiseres geen geloofwaardige verklaringen aflegt over haar herkomst, identiteit en nationaliteit, verweerder niet kan beoordelen of er subjectieve belemmeringen zijn om het gezinsleven in het land van herkomst uit te oefenen. Dit geldt ook de onmogelijkheid om te onderzoeken of ten aanzien van eiseres openbare orde aspecten spelen. Met het oog op het economische welzijn van Nederland en het voeren van een restrictief toelatingsbeleid weegt ook in het nadeel van eiseres mee dat gesteld noch gebleken is dat zij over voldoende middelen van bestaan beschikt.
Voor zover in de tussenuitspraak niet alle beroepsgronden zijn besproken, heeft dat te maken met de geconstateerde gebreken in het bestreden besluit. De uitkomst van die beroepsgronden hangt namelijk af van de uitkomst van de nadere besluitvorming van verweerder op het punt van de gebreken. Daarom kan de rechtbank die beroepsgronden ook in deze uitspraak niet beoordelen. Deze punten zullen in de nadere besluitvorming van verweerder opnieuw aan de orde moeten komen.
Beslissing
- vernietigt het bestreden besluit voor zover daarin staat dat niet inhoudelijk getoetst hoeft te worden aan het gestelde risico van schending van artikel 3 EVRM bij een gedwongen terugkeer naar Somalië en voor zover het ziet op de ambtshalve toets aan artikel 8 EVRM;