ECLI:NL:RBDHA:2022:8261

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 augustus 2022
Publicatiedatum
18 augustus 2022
Zaaknummer
NL22.6917
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van een Somalische vrouw die vreest voor huwelijksdwang en ernstige schade bij terugkeer naar Somalië

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 12 augustus 2022 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Somalische vrouw, eiseres, die vreesde voor huwelijksdwang en ernstige schade bij terugkeer naar Somalië. Eiseres had op 16 juni 2021 een asielaanvraag ingediend, die door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 28 juli 2022, waarbij eiseres werd bijgestaan door haar gemachtigde en een tolk. Eiseres stelde dat zij was benaderd door mannen van een bepaalde groep om gedwongen uitgehuwelijkt te worden, wat haar vrees voor vervolging en ernstige schade bij terugkeer naar Somalië onderbouwde. De staatssecretaris erkende de geloofwaardigheid van de identiteit en de herkomst van eiseres, maar betwistte dat haar situatie onder de gronden van het Vluchtelingenverdrag viel. De rechtbank oordeelde dat eiseres niet aannemelijk had gemaakt dat zij bij terugkeer een reëel risico op ernstige schade liep en dat zij niet als alleenstaande vrouw kon worden aangemerkt. De rechtbank concludeerde dat het bestreden besluit niet voldeed aan de vereisten van de wet, omdat er geen onderzoek was gedaan naar adequate opvang in Somalië. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en droeg de staatssecretaris op om binnen acht weken een nieuw besluit te nemen, met inachtneming van deze uitspraak. Tevens werden de proceskosten van eiseres vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.6917

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiseres

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. H.C.Ch. Kneuvels),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. C.W.M. van Breda).

Procesverloop

Bij besluit van 14 april 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiseres in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond. [1]
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 28 juli 2022 op zitting behandeld te Breda. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Als tolk is verschenen M. Abdullahi. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiseres stelt te zijn geboren op [geboortedatum] en de Somalische nationaliteit te hebben. Eiseres heeft op 16 juni 2021 een asielaanvraag ingediend.
2. Eiseres heeft aan haar asielaanvraag ten grondslag gelegd dat haar vader en oom zijn benaderd door vier mannen van [naam2] om eiseres uit te huwelijken aan hun leider. Ondanks dat haar vader hen meedeelde dat hij eiseres niet wilde uithuwelijken, werd hem medegedeeld dat over drie dagen de bruiloft zou plaatsvinden. Eiseres is daarom de volgende dag met haar oma vanuit [plaats1] gevlucht naar haar eerdere verblijfsplaats in [plaats2] in Mogadishu. Vervolgens is zij na ongeveer vier weken gevlucht uit Somalië. Eiseres vreest bij terugkeer te worden vermoord door [naam2] omdat zij het land heeft verlaten en niet heeft meegewerkt aan de gedwongen uithuwelijking met de leider van [naam2].
3. Verweerder acht de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiseres geloofwaardig. Daarnaast heeft verweerder geloofwaardig gevonden dat zij is benaderd door [naam2] voor een gedwongen huwelijk. Verweerder stelt zich echter op het standpunt dat deze geloofwaardige elementen niet zijn te herleiden tot één van de gronden van het Vluchtelingenverdrag en dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij bij terugkeer naar Somalië een reëel risico loopt op ernstige schade. [2] Eiseres kan ook niet aangemerkt worden als alleenstaande vrouw. Eiseres komt voorts niet in aanmerking voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd. Tot slot geldt het bestreden besluit niet als terugkeerbesluit en is aan eiseres uitstel van vertrek verleend [3] gedurende het onderzoek naar adequate opvang voor eiseres in het land van herkomst.
4. Desgevraagd heeft verweerder op 26 juli 2022 een verweerschrift ingediend. Verweerder concludeert dat het bestreden besluit niet in overeenstemming is met de recente uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 8 juni 2022. [4] Verweerder verzoekt de rechtbank daarom om toepassing van de bestuurlijke lus en om verweerder een termijn van zes weken te gunnen om een aanvullend besluit te nemen dat wel in overeenstemming is met voornoemde Afdelingsuitspraken.
5. Eiseres voert aan dat het geloofwaardig bevonden element ‘huwelijksdwang’ moet leiden tot een verblijfsvergunning asiel omdat sprake is van vluchtelingschap [5] of ernstige schade. [6] Hiertoe voert eiseres aan dat een gedwongen huwelijk onder de reikwijdte van het Vluchtelingenverdrag moet vallen. Daarnaast stelt zij dat huwelijksdwang leidt tot een onmenselijke behandeling, dat zij in aanmerking komt voor het beleid voor alleenstaande vrouwen en dat in Somalië sprake is van een uitzonderlijke situatie als bedoeld in artikel 15, aanhef en onder c, van de Definitierichtlijn (hierna: 15c-situatie). [7]
Eiseres meent voorts dat aan haar een verblijfsvergunning regulier op humanitaire gronden [8] verleend had moeten worden. Eiseres stelt tot slot dat verweerder op onjuiste gronden aan eiseres geen terugkeerbesluit heeft opgelegd en aan haar uitstel van vertrek heeft verleend. Eiseres heeft ter zitting betoogd dat zij zich verzet tegen het verzoek van verweerder om toepassing van de bestuurlijke lus, omdat verweerder ruim een half jaar de tijd heeft gehad om onderzoek te verrichten naar adequate opvang in het land van terugkeer. Bovendien is voor eiseres bij terugkeer naar Somalië geen adequate opvang beschikbaar.
De rechtbank oordeelt als volgt.
De asielvergunning
6. Eiseres stelt zich op het standpunt dat huwelijksdwang valt onder de reikwijdte van het Vluchtelingenverdrag. Daartoe verwijst zij naar een artikel van Younous Arbaoui [9] waarin wordt gesteld dat een gedwongen huwelijk moet worden aangemerkt als daad van vervolging. Verweerder heeft terecht opgemerkt dat in deze zaak geen sprake is van een gegronde vrees voor een gedwongen huwelijk. Eiseres is weliswaar benaderd voor een gedwongen huwelijk, maar zij is niet daadwerkelijk uitgehuwelijkt aan de leider van [naam2]. Zij heeft zowel voor als na de benadering in [plaats1], gedurende haar verblijf in [plaats2] in Mogadishu geen problemen ondervonden. Niet aannemelijk is dat eiseres of haar familie nog in de negatieve belangstelling staan van [naam2]. Hiermee is er geen sprake van gegronde vrees voor vervolging. De vraag of een gedwongen huwelijk onder de reikwijdte van het Vluchtelingenverdrag valt, wordt daarom verder buiten beschouwing gelaten. De beroepsgrond slaagt niet.
7. Verweerder heeft verder terecht overwogen dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij bij terugkeer een reëel risico loopt op ernstige schade. Zoals hiervoor al is overwogen, kon en kan eiseres zich aan het risico op uithuwelijking (en daarmee ernstige schade) onttrekken. Verweerder heeft zich verder niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiseres niet aangemerkt kan worden als alleenstaande vrouw. [10] Eiseres heeft verschillende familieleden in Somalië. Niet gebleken is dat de gezinsband van eiseres met haar oma en haar vader is verbroken en dat zij niet naar (één van) hen kan terugkeren in Somalië. Tot slot zijn vrouwen in Somalië door verweerder niet aangemerkt als kwetsbare minderheidsgroep. Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt, laat staan onderbouwd, dat deze beoordeling onjuist is.
8. Evenmin is gebleken dat in Mogadishu sprake is van een 15c-situatie. Verweerder heeft zich daarbij onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling van 23 mei 2018 [11] en het meest recente ambtsbericht inzake Somalië van december 2021 [12] voldoende gemotiveerd op het standpunt gesteld dat een vreemdeling niet louter door zijn aanwezigheid in Mogadishu een reëel risico loopt op een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM [13] , omdat het geweld in Mogadishu vooral gericht is op specifieke groepen. Verweerder heeft er terecht op gewezen dat Mogadishu nog altijd onder controle staat van de Somalische regering. En dat, hoewel de veiligheidssituatie in de hoofdstad fragiel is en [naam2] in staat is om aanslagen te plegen, deze aanslagen zich in het algemeen niet richten tegen willekeurige burgers en mede daardoor de drempel van artikel 15, eerste lid, aanhef en onder c, van de Definitierichtlijn niet wordt gehaald. De beroepsgrond slaagt niet.
Reguliere verblijfsvergunning (humanitair)
9. Eiseres stelt dat zij in aanmerking komt voor een vergunning op humanitaire gronden. Volgens verweerders beleid, neergelegd in paragraaf B11/2.5 van de Vc,
maakt verweerder alleen van deze bevoegdheid gebruik indien sprake is van een schrijnende situatie die gelegen is in een samenstel van bijzondere omstandigheden die zich in Nederland voordoen. Niet in geschil is dat de poging om eiseres gedwongen uit te huwelijken zich heeft voorgedaan in Somalië en dat niet is aangevoerd dat in Nederland sprake is van bijzondere omstandigheden. De beroepsgrond van eiseres ter zitting dat zij mogelijk PTSS heeft, is niet onderbouwd. Verweerder heeft daarom niet ten onrechte geen verblijfsvergunning regulier op humanitaire gronden verleend. De beroepsgrond slaagt niet.
Onderzoek naar adequate opvang
10. Eiseres stelt dat ten onrechte een terugkeerbesluit is genomen. De Afdeling heeft in de hiervoor aangehaalde uitspraken van 8 juni 2022 geoordeeld dat artikel 45, eerste lid, van de Vw uitgaat van een meeromvattende beslissing. Om die reden dienen de afwijzing van de asielaanvraag en het nemen van een terugkeerbesluit gelijktijdig plaats te vinden. Hiervan mag volgens de Afdeling enkel worden afgeweken als verweerder tijdens de asielprocedure nog niet heeft kunnen vaststellen of adequate opvang voor de vreemdeling aanwezig is door het tijdrovende karakter van dat onderzoek of omdat hij onderzoeksmethoden moet hanteren die ertoe kunnen leiden dat de identiteit of andere gegevens van de vreemdeling of zijn familieleden bekend worden in het land van terugkeer. Als dit het geval is, moet verweerder dat uitdrukkelijk toelichten in de beslissing. Verweerder dient hierbij voortvarend te handelen om de periode waarin de vreemdeling in onzekerheid verkeert over zijn verblijfsstatus zo kort mogelijk te houden. Het onderzoek zal er bovendien in moeten resulteren dat ofwel een terugkeerbesluit wordt genomen ofwel een vergunning volgens het buitenschuldbeleid wordt verleend. Verweerder heeft in het verweerschrift erkend dat het bestreden besluit niet voldoet aan het voorgaande. De rechtbank volgt dit. Het bestreden besluit bevat dus een motiveringsgebrek. De beroepsgrond slaagt.
11. Verweerder heeft ter zitting aangegeven dat voorafgaand aan het bestreden besluit nog geen onderzoek gedaan is naar adequate opvang. Dit onderzoek wordt nu opgestart. Verweerder verwacht binnen zes weken een aanvullend besluit te kunnen nemen en verzoekt de rechtbank een bestuurlijke lus toe te passen. De rechtbank is van oordeel dat eiseres in lijn met de ratio achter het arrest TQ [14] en de Afdelingsuitspraken erbij gebaat is dat zij snel duidelijkheid heeft over de uitkomst van het beroep dat gericht is tegen de inhoudelijke afwijzing van haar asielaanvraag. Met toepassing van de bestuurlijke lus wordt deze beslissing uitgesteld. De rechtbank ziet daarom geen reden om, zoals door verweerder verzocht, een bestuurlijke lus toe te passen. De rechtbank is van oordeel dat verweerder het onderzoek alsnog voortvarend moet opstarten dan wel voortzetten. De rechtbank stelt daarom een termijn van 8 weken om het onderzoek naar adequate opvang alsnog te voltooien en de gevolgen daarvan vast te stellen.
Slotsom
12. De beroepsgronden die zijn gericht tegen de afwijzing van de asielaanvraag treffen geen doel. Ook de beroepsgrond gericht tegen het niet ambtshalve verlenen van een reguliere vergunning slaagt niet. Omdat verweerder ten onrechte geen onderzoek heeft gedaan naar adequate opvang in het land van herkomst, is het beroep in zoverre wel gegrond. Dit leidt ertoe dat het bestreden besluit in zijn geheel moet worden vernietigd. De rechtbank ziet geen aanleiding de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten of zelf in de zaak te voorzien. Verweerder zal zelf nader onderzoek moeten verrichten en een nieuw besluit op de aanvraag moeten nemen. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van acht weken.
13. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.518,00 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 759,00 en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op binnen 8 weken na de dag van verzending van deze uitspraak een
nieuw besluit met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.518,00.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K. Verschueren, rechter, in aanwezigheid van mr. S.D.C.J. Verheezen, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
2.Als bedoeld in artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vw.
3.Volgens paragraaf A3/6.1 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc).
5.Op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw.
6.Op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vw.
7.Richtlijn 2011/95/EU.
8.Als bedoeld in artikel 3.6a van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb).
9.Younous Arbaoui, ‘gedwongen huwelijk in het Nederlandse asielrecht’ in A&MR 2020 nr.
10.Als bedoeld in paragraaf C7/6.2.3. van de Vc.
11.ECLI:NL:2018:1664.
12.Algemeen Ambtsbericht van de minister van Buitenlandse Zaken over Somalië van december 2021.
13.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
14.Arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 14 januari 2021, ECLI:EU:C:2021:9.