In deze zaak, die voor de Rechtbank Den Haag is behandeld, gaat het om een geschil tussen een perceeleigenaar, aangeduid als '[eiser]', en de Postduivenvereniging 'Steeds Sneller'. De eiser vordert dat de Postduivenvereniging een afrastering en stootpaal verwijdert die zijn toegang tot zijn perceel belemmert. De eiser stelt dat hij door verjaring recht van overpad heeft verworven over een strook grond die toebehoort aan de Postduivenvereniging. De voorzieningenrechter heeft de feiten en de procedure in kaart gebracht, waarbij is vastgesteld dat de eiser sinds 2000 gebruik maakt van de strook grond om zijn perceel te bereiken. De Postduivenvereniging heeft in juni 2022 een afrastering geplaatst, waardoor de eiser niet langer toegang heeft tot zijn perceel via deze route.
De voorzieningenrechter heeft overwogen dat het in beginsel aan de eigenaren is toegestaan om een erfafscheiding aan te brengen, en dat de vorderingen van de eiser alleen toewijsbaar zijn als er sprake is van een sterker recht of onrechtmatige schade. De eiser beroept zich op een door verjaring ontstane erfdienstbaarheid, maar de voorzieningenrechter oordeelt dat er onvoldoende bewijs is dat aan de vereisten voor het ontstaan van een erfdienstbaarheid is voldaan. De eiser heeft weliswaar meer dan twintig jaar in zijn woning gewoond, maar is pas sinds 2010 eigenaar. Bovendien is niet aangetoond dat de Postduivenvereniging het gedrag van de eiser als zodanig heeft opgevat dat hij rechthebbende is op de erfdienstbaarheid.
De voorzieningenrechter heeft de vordering van de eiser voor een deel toegewezen, door de Postduivenvereniging te veroordelen om de afrastering tot aan het eerste paaltje te verwijderen, zodat de eiser tijdelijk toegang heeft tot zijn perceel. De eiser is verplicht om binnen drie maanden een bodemprocedure te starten om de rechten van partijen definitief vast te stellen. De kosten van het geding zijn voor de eiser, die grotendeels in het ongelijk is gesteld.