ECLI:NL:RBDHA:2022:8242
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Weigering WIA-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheidsevaluatie
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 25 juli 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) over de weigering van een WIA-uitkering. Eiseres, die eerder een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong) ontving, had een aanvraag voor een WIA-uitkering ingediend vanwege toegenomen arbeidsongeschiktheid. Het UWV had deze aanvraag afgewezen, stellende dat eiseres niet voldeed aan de criteria voor arbeidsongeschiktheid.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het UWV zijn besluit heeft gebaseerd op rapporten van verzekeringsartsen, die de medische situatie van eiseres hebben beoordeeld. Eiseres betwistte de conclusies van deze rapporten en stelde dat haar beperkingen niet adequaat waren vastgesteld. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de rapporten zorgvuldig tot stand zijn gekomen en dat er geen tegenstrijdigheden in de beoordeling waren. De rechtbank heeft de argumenten van eiseres verworpen en geconcludeerd dat het UWV terecht heeft vastgesteld dat eiseres geen recht heeft op een WIA-uitkering.
De rechtbank heeft in haar overwegingen ook aandacht besteed aan de juridische kaders van de Wet WIA en de zorgvuldigheidseisen die aan de beoordeling van arbeidsongeschiktheid worden gesteld. Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiseres ongegrond verklaard, wat betekent dat de beslissing van het UWV om de WIA-aanvraag af te wijzen in stand blijft. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.