ECLI:NL:RBDHA:2022:8235

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 juni 2022
Publicatiedatum
17 augustus 2022
Zaaknummer
AWB - 21 _ 2553
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om scholingsbudget op basis van kansberoep en noodzakelijkheid van scholing

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 24 juni 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, die een uitkering ontvangt op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong), en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). Eiseres had verzocht om een scholingsbudget voor de opleiding 'Persoonlijke Begeleider Specifieke Doelgroepen', maar dit verzoek werd door het UWV afgewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat het UWV terecht heeft geoordeeld dat de opleiding niet voldoet aan de voorwaarden voor een kansberoep, zoals vastgelegd in de Beleidsregels Scholing 2016. Eiseres had aangevoerd dat de opleiding arbeidsrelevant is en dat zij een stage heeft bij Talenty, maar de rechtbank oordeelde dat het UWV de lijst van moeilijk vervulbare vacatures mocht hanteren om te bepalen of er sprake was van een kansberoep. De rechtbank concludeerde dat eiseres onvoldoende had aangetoond dat de functie van persoonlijk begeleider op de lijst had moeten staan en dat het UWV niet had hoeven afwijken van deze lijst. Daarnaast oordeelde de rechtbank dat eiseres niet had aangetoond dat er sprake was van een uitzonderingsgeval met betrekking tot de maximale opleidingsduur. Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep van eiseres ongegrond en bevestigde de afwijzing van het verzoek om scholingsbudget.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 21/2553

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 juni 2022 in de zaak tussen

[eiseres], te [woonplaats], eiseres

(gemachtigde: mr. C.P.P.R.M. Dekker)
en

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,

verweerder
(gemachtigde: mr. D. Spiering Kalay).

Procesverloop

Bij besluit van 22 juli 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder het verzoek van eiseres tot het verlenen van een scholingsbudget afgewezen.
Bij besluit van 25 februari 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft via een videoverbinding plaatsgevonden op 13 mei 2022. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. De rechtbank gaat uit van de navolgende feiten en omstandigheden. Eiseres ontvangt een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong). Op 9 juli 2020 heeft verweerder van eiseres het formulier ‘Wijzigingen doorgeven’ ontvangen waarop eiseres heeft aangegeven dat zij vanaf 31 augustus 2020 de opleiding ‘Persoonlijke Begeleider Specifieke Doelgroepen’ (persoonlijk begeleider) gaat volgen. Verweerder heeft vervolgens het ‘Werkplan Wajong’ van 22 juli 2020, waarin onder meer wordt beoordeeld of verweerder de door eiseres beoogde opleiding zal betalen, aangemerkt als primair besluit. In het werkplan wordt geconcludeerd dat verweerder de opleiding tot persoonlijk begeleider niet zal betalen omdat geen sprake is van een noodzakelijke scholingssituatie.
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het primaire besluit gehandhaafd. Het bestreden besluit berust op het standpunt dat niet wordt voldaan aan de voorwaarden van artikel 2 van de Beleidsregels Scholing 2016 (Beleidsregels) ten aanzien van noodzakelijkheid van scholing. De opleiding leidt volgens verweerder niet op tot een kansberoep. Voorts wordt de maximaal toegestane opleidingsduur van 12 maanden overschreden. Verder kan eiseres werken als tandartsassistente.
3. Eiseres betoogt dat de opleiding arbeidsrelevant is. Ten onrechte houdt verweerder voor de toetsing vast aan de lijst moeilijk vervulbare vacatures (de lijst), opgenomen in het document ‘Moeilijk vervulbare vacatures, Landelijk overzicht van beroepen’ van 6 september 2019. Eiseres betwist dat het feit dat de functie persoonlijk begeleider niet op de lijst staat betekent dat het geen kansberoep is en stelt dat deze functie op de lijst had moeten staan. Eiseres voert ter toelichting aan dat het feit dat zij een baan heeft / stage loopt bij Talenty erop wijst dat de opleiding tot persoonlijk begeleider opleidt tot een kansberoep. Subsidiair stelt eiseres dat verweerder voor deze functie had moeten afwijken van de lijst. Volgens eiseres moet de menselijke maat daarbij leidend zijn en moet verweerder mensen helpen om aan het werk te gaan. Tot slot had verweerder moeten onderzoeken of van de maximale toegestane opleidingsduur kan worden afgeweken, aldus eiseres.
4. De rechtbank overweegt als volgt.
4.1
Op grond van artikel 1 van de Beleidsregels is een kansberoep een beroep waarvan het UWV heeft geoordeeld dat er een reële kans is op werkhervatting.
4.2
Op grond van artikel 2 van de Beleidsregels kunnen uitkeringsgerechtigden uitsluitend met instemming van UWV een scholing volgen als noodzaak tot het volgen van de scholing bestaat. De noodzaak tot het volgen van een scholing wordt beoordeeld aan de hand van deze Beleidsregel Scholing 2016. Er is sprake van een noodzaak tot het volgen van scholing als aan alle navolgende vereisten is voldaan:
a. de scholing is arbeidsmarktrelevant én
b. de duur van de scholing overschrijdt niet het daarvoor in artikel 4 gestelde maximum én
c. de uitkeringsgerechtigde is schoolbaar.
4.3
Op grond van artikel 3 van de Beleidsregels is een scholing arbeidsmarktrelevant als bedoeld in artikel 2, sub a, als aan één van de navolgende vereisten is voldaan:
a. Er is sprake van een baanintentie of baangarantie. (...)
b. De uitkeringsgerechtigde kan na het volgen van de scholing een door UWV vastgesteld kansberoep vervullen.
c. De uitkeringsgerechtigde maakt naar genoegen van UWV inzichtelijk dat hij met een certificaat of diploma van de scholing een reële kans heeft op werk in dienstbetrekking of om als zelfstandig ondernemer in zijn levensonderhoud te kunnen voorzien. (...)
4.4
Artikel 4 van de Beleidsregels luidt als volgt:
1. De scholing mag maximaal één jaar duren.
2. In uitzonderingsgevallen kan het UWV bepalen dat, in afwijking van het bepaalde in het eerste lid, de scholing maximaal 2 jaar mag duren.
3. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid mag de scholing van een uitkeringsgerechtigde met scholingsbelemmeringen als gevolg van een ziekte of een handicap maximaal 2,5 jaar duren.
Kansberoep / toepassing lijst ‘moeilijk vervulbare vacatures’
5. Verweerder stelt dat het door eiseres beoogde beroep niet een kansberoep is omdat het niet staat op de lijst die zij daartoe hanteert. Verweerder heeft, onder verwijzing naar het document ‘Moeilijk vervulbare vacatures, Landelijk overzicht van beroepen’ van 6 september 2019, toegelicht dat het overzicht tot stand is gekomen door cijfermateriaal over vacatures en werkzoekenden naast elkaar te leggen en een analyse van arbeidsmarktrapporten en berichten uit te voeren onder afstemming met arbeidsmarkt professionals uit verschillende sectoren. De uiteindelijke notitie is tot stand gekomen na zorgvuldige afweging van alle beschikbare bronnen. De details van de totstandkoming van de lijst zijn in een bijlage bij het document uitgewerkt.
5.1
Zijdens eiseres is desgevraagd ter zitting niet nader gespecificeerd welk gebrek kleeft aan de lijst of aan de totstandkoming daarvan. Eiseres heeft niet toegelicht waarom de functie persoonlijk begeleider bij een zorgvuldige totstandkoming van de lijst wel op die lijst zou komen zijn te staan. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding voor het oordeel dat verweerder de lijst niet had mogen hanteren voor de uitleg van het begrip ‘kansberoep’.
5.2
De rechtbank ziet in de algemene stelling van eiseres dat ‘er in de zorg veel vraag is’ niet een onderbouwing dat er ook vraag is naar de specifieke functie persoonlijk begeleider, en daarmede geen begin van een aanleiding om aan te nemen dat de functie persoonlijk begeleider op de door verweerder gehanteerde lijst had moeten staan.
5.3.
De rechtbank is verder van oordeel dat eiseres onvoldoende heeft gemotiveerd waarom verweerder in dit specifieke geval (subsidiair) had moeten afwijken van de lijst, en verweerder deze functie, ondanks dat deze niet op de lijst staat, toch als kansberoep had moeten behandelen. Het enkele feit dat eiseres een baan heeft, leidt niet tot die conclusie.
5.4.
De rechtbank acht voorts de menselijke maat, wat daar verder van zij, niet uit het oog verloren. Immers, zoals verweerder heeft toegelicht, heeft verweerder reeds een opleiding tot tandartsassistente aan eiseres vergoed, welke met succes is afgerond. Een afwijzing van het scholingsbudget is daarmee niet zozeer een afwijzing om eiseres te ondersteunen om de afstand tot de arbeidsmarkt te verkleinen, maar een afwijzing van een verzoek van eiseres om vergoeding van een omscholingswens.
De duur van de scholing
6. De rechtbank is ter zake van de scholingsduur van oordeel dat eiseres onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat in haar situatie sprake is van een uitzonderingsgeval in de zin van het tweede lid van artikel 4 van de Beleidsregels.
7. Gelet op het voorgaande heeft verweerder terecht het verzoek van eiseres tot het verlenen van een scholingsbudget afgewezen.
8. Het beroep is ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.G. Meeder, rechter, in aanwezigheid van mr. H.B. Brandwijk, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 24 juni 2022.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.