ECLI:NL:RBDHA:2022:8232

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 augustus 2022
Publicatiedatum
17 augustus 2022
Zaaknummer
NL22.14836
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervolgberoep inzake maatregel van bewaring en zicht op uitzetting binnen redelijke termijn

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 11 augustus 2022 uitspraak gedaan in een vervolgberoep van eiser, die van Syrische nationaliteit is, tegen de maatregel van bewaring die op 30 mei 2022 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was opgelegd. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten op 9 augustus 2022 zonder zitting te houden.

De rechtbank heeft overwogen dat de maatregel van bewaring eerder is getoetst en rechtmatig was tot het sluiten van het onderzoek op 8 juni 2022. Eiser stelt dat er geen redelijk vooruitzicht op verwijdering is, aangezien de aanvraag voor een laissez-passer (LP) van 28 april 2022 nog niet is ingewilligd en er geen informatie is ontvangen van de Libanese autoriteiten over de voortgang van de aanvraag. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sinds de aanvraag meerdere herinneringen zijn verstuurd door verweerder en dat er vertrekgesprekken hebben plaatsgevonden.

De rechtbank concludeert dat er op dit moment geen reden is om aan te nemen dat er geen zicht is op uitzetting binnen een redelijke termijn. De bewaringsduur van zes maanden is nog niet overschreden en er zijn geen feiten of omstandigheden die erop wijzen dat de Libanese autoriteiten geen LP zullen verstrekken. Daarom heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De uitspraak is gedaan door mr. W. Anker, rechter, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.14836

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. L. Sinoo),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft op 30 mei 2022 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw [1] opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd.
Eiser heeft hierop gereageerd.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft en heeft het onderzoek gesloten op 9 augustus 2022.

Overwegingen

1. Eiser stelt van Syrische nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] .
2. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
3. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Uit de uitspraak van 14 juni 2022 (in de zaak NL22.9959) volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom staat nu, voor zover dat in beroep wordt aangevochten, alleen ter beoordeling of sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek, op 8 juni 2022, de maatregel van bewaring rechtmatig is.
4. Eiser voert aan dat er geen redelijk vooruitzicht op verwijdering is. De aanvraag voor afgifte van een laissez-passer (LP) dateert van 28 april 2022 en er is nog steeds geen LP verleend. Er is ook geen bericht ontvangen van de Libanese autoriteiten aangaande de voortgang van de aanvraagprocedure.
5. Uit de voortgangsrapportage van 2 augustus 2022 blijkt dat sinds 28 april 2022 een aanvraag loopt voor afgifte van een LP. Verweerder heeft op 4 mei 2022, 25 mei 2022, 16 juni 2022, 7 juli 2022 en 28 juli 2022 schriftelijk gerappelleerd naar aanleiding van deze aanvraag. Daarnaast hebben sinds het sluiten van het onderzoek in het eerste beroep vertrekgesprekken plaatsgevonden op 5 juli 2022 en 1 augustus 2022.
6. De rechtbank ziet geen aanleiding voor het oordeel dat er geen zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn is. Hoewel nog niet op de LP-aanvraag voor eiser is gereageerd, is ook niet gebleken van feiten of omstandigheden op grond waarvan bij voorbaat moet worden aangenomen dat de Libanese autoriteiten geen LP voor eiser zullen verstrekken. Er is op dit moment dan ook geen reden om aan te nemen dat voor eiser geen LP wordt verstrekt als hij aan het verkrijgen daarvan zijn volledige en actieve medewerking verleent. Ook zijn er geen feiten of omstandigheden die, gelet op de duur van de bewaring tot heden, voor verweerder aanleiding hadden moeten zijn om de bewaring op te heffen. De rechtbank betrekt daarbij dat de bewaringsduur van zes maanden nog niet is overschreden.
7. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W. Anker, rechter, in aanwezigheid van mr. N.H. de Zeeuw, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.