ECLI:NL:RBDHA:2022:8231

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 augustus 2022
Publicatiedatum
17 augustus 2022
Zaaknummer
NL22.4505
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening in vreemdelingenrechtelijke zaak zonder betaling griffierecht

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 11 augustus 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoekster, die een aanvraag had ingediend voor wijziging van haar verblijfsvergunning regulier naar 'arbeid in loondienst', had eerder een afwijzing ontvangen van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Dit besluit was genomen op 27 augustus 2021 en het bezwaar tegen deze afwijzing werd op 16 maart 2022 ongegrond verklaard. Hierop heeft verzoekster beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.

De voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. Tijdens de procedure is vastgesteld dat het griffierecht niet tijdig was betaald, wat volgens de Awb leidt tot niet-ontvankelijkheid van het verzoek. De voorzieningenrechter oordeelde dat verzoekster in verzuim was en verklaarde het verzoek om een voorlopige voorziening kennelijk niet-ontvankelijk. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd, en de uitspraak is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.4505

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[naam] , verzoekster

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. R. Aboukir),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. C.W.M. van Breda).

Procesverloop

Bij het besluit van 27 augustus 2021 (primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van verzoekster tot wijziging van de beperking van haar verblijfsvergunning regulier naar ‘arbeid in loondienst’ afgewezen.
Bij het besluit van 16 maart 2022 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van verzoekster tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Verzoekster heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Zij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter doet op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:82, eerste lid, van de Awb wordt door de griffier van de indiener van het verzoekschrift een griffierecht geheven. Op grond van artikel 8:82, derde lid, en 8:41, zesde lid, van de Awb wordt, indien het verschuldigde bedrag niet of niet tijdig is bijgeschreven of gestort, het verzoek niet-ontvankelijk verklaard, tenzij redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener van het verzoekschrift in verzuim is geweest.
2. Het griffierecht is niet binnen de daarvoor gestelde termijn bijgeschreven of ter griffie gestort. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter kan redelijkerwijs worden geoordeeld dat verzoekster in verzuim is geweest. Het verzoek is daarom kennelijk niet-ontvankelijk.
3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter verklaart het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.E. van de Merbel, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr.W. van Loon, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.