ECLI:NL:RBDHA:2022:8230
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing vordering tenuitvoerlegging voorwaardelijke PIJ-maatregel in jeugdstrafzaak
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 28 juli 2022 uitspraak gedaan in een jeugdstrafzaak waarbij de vordering tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke PIJ-maatregel werd afgewezen. De veroordeelde, een jonge persoon die recentelijk was veroordeeld tot een voorwaardelijke maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen, had zich niet gehouden aan de opgelegde voorwaarden. Ondanks zijn kwalijke gedrag, oordeelde de rechtbank dat de veroordeelde nog een kans moest krijgen, gezien de korte tijd die was verstreken sinds de oplegging van de maatregel en zijn pedagogische beïnvloedbaarheid. De rechtbank benadrukte het belang van behandeling in een instelling met een hoger beveiligingsniveau dan de huidige, en dat de veroordeelde zich aan de regels moet houden. De officier van justitie had gevorderd de tenuitvoerlegging van de maatregel te gelasten, maar de rechtbank oordeelde dat de omstandigheden en de achtergrond van de veroordeelde een afwijzing van de vordering rechtvaardigden. De rechtbank heeft het bevel tot voorlopige tenuitvoerlegging opgeheven en de vordering afgewezen.