ECLI:NL:RBDHA:2022:8228

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 augustus 2022
Publicatiedatum
16 augustus 2022
Zaaknummer
09/331255-21
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Jeugdstrafzaak met vrijspraak poging zware mishandeling en veroordeling voor medeplegen mishandeling en vrijheidsberoving

In deze jeugdstrafzaak is de verdachte, geboren op [geboortedag 1] 2008 te [geboorteplaats], beschuldigd van poging tot zware mishandeling en medeplegen van mishandeling en wederrechtelijke vrijheidsberoving. De feiten vonden plaats op 5 december 2021 in Gouda, waar de verdachte samen met anderen het slachtoffer heeft mishandeld en haar van haar vrijheid heeft beroofd. Tijdens de zitting op 28 juli 2022 heeft de officier van justitie betoogd dat de poging tot zware mishandeling wettig en overtuigend bewezen kan worden, terwijl de verdediging vrijspraak heeft bepleit. De rechtbank heeft geoordeeld dat er onvoldoende bewijs is voor de poging tot zware mishandeling, maar heeft de verdachte wel schuldig bevonden aan de subsidiaire tenlastelegging van mishandeling en de wederrechtelijke vrijheidsberoving. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is en heeft een werkstraf van 60 uur en een leerstraf van 50 uur opgelegd. De vordering van de benadeelde partij is volledig toegewezen, waarbij de verdachte en haar ouder hoofdelijk aansprakelijk zijn gesteld voor de schadevergoeding van €1.000,-. De rechtbank heeft de verdachte onder toezicht gesteld van de jeugdreclassering en bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder meldplicht en behandeling.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummer: 09/331255-21
Datum uitspraak: 11 augustus 2022
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Den Haag in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte]
geboren op [geboortedag 1] 2008 te [geboorteplaats] ,
[adres 1] .

1.Het onderzoek ter zitting

De strafzaak tegen de verdachte is inhoudelijk behandeld op de besloten zitting van 28 juli 2022.
De officier van justitie in deze zaak is mr. P. de Mos en de advocaat van de verdachte is mr. A.M.D. Naarden te Den Haag. De verdachte is op de zitting verschenen.

2.De tenlastelegging

De verdachte wordt er, samengevat, van beschuldigd dat zij
 een poging zware mishandeling van [slachtoffer] , al dan niet samen met anderen op 5 december 2021 in Gouda, dan wel mishandeling al dan niet met anderen (subsidiair), dan wel mishandeling (meer subsidiair);
 op 5 december 2021 in Gouda samen met anderen [slachtoffer] opzettelijk van haar vrijheid heeft beroofd.
De volledige tekst van de tenlastelegging staat in bijlage I.

3.Vrijspraak

3.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder feit 1 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden. De verdachte heeft samen met de medeverdachten het slachtoffer zo vaak en zo hard geschopt, gestompt en geslagen, dat zij daarmee een groot risico in het leven heeft geroepen dat het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel zou oplopen.
3.2
Standpunt van de verdediging
Door de raadsvrouw is vrijspraak van het onder feit 1 primair tenlastegelegde bepleit. Het opzet van de verdachte was er niet op gericht om het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Hoewel de verdachte bekend heeft dat zij het slachtoffer heeft geschopt, was dit niet zodanig dat dit tot zwaar lichamelijk letsel zou kunnen leiden.
3.3
Beoordeling
Voor een bewezenverklaring van de primair tenlastegelegde poging tot zware mishandeling is vereist dat het opzet van de verdachte, al dan niet in voorwaardelijke vorm, gericht was op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg, zoals hier op zwaar lichamelijk letsel, is aanwezig indien de verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat dit gevolg zal intreden.
De beantwoording van de vraag of het handelen van de verdachte de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij gekeken moet worden naar de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Daarbij zal het moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten. Onder de naar ervaringsregels aanmerkelijke kans dient te worden verstaan de in de gegeven omstandigheden reële, niet onwaarschijnlijke mogelijkheid.
Ter zitting is door de officier van justitie en de raadsvrouw vrijspraak gevorderd voor zover de tenlastelegging van feit 1 primair ziet op het gebruik van het stroomstootwapen (het 3e gedachtestreepje). De rechtbank zal de verdachte voor dit gedeelte van de tenlastelegging zonder nadere motivering vrijspreken.
Ten aanzien van de overige verweten geweldshandelingen overweegt de rechtbank als volgt. Op basis van het dossier, waaronder de door de medeverdachte opgenomen filmpjes, stelt de rechtbank vast dat het slachtoffer meermalen is geslagen tegen haar hoofd en tegen haar ribben. Daarnaast is zij meerdere malen geschopt tegen haar rug en eenmaal tegen haar nek. Op basis van de foto’s van het letsel en de medische verklaring concludeert de rechtbank dat het geweld in ieder geval bloeduitstortingen heeft veroorzaakt (rond oog, voorhoofd en achter het oor), dat sprake was van een pijnlijke nek en een verdikte pols, waarbij voor dit laatste kwetsuur een genezingsduur van 2-6 weken wordt gegeven. Naar het oordeel van de rechtbank kan uit een en ander niet zonder meer worden afgeleid (aard en plaats van verwondingen) dat er ook een aanmerkelijke kans op zwaar(der) lichamelijk letsel is geweest. En hoewel er sprake is geweest van langdurig en veelvuldig geweld en hoewel de filmpjes bijzonder naar en heftig overkomen, valt verder niet goed vast te stellen of de verdachte en de medeverdachte (meisjes in hun jonge tienerjaren) op een zodanig krachtige wijze geweld hebben gebruikt dat een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel mede op grond daarvan moet worden aangenomen. De rechtbank zal de verdachte dan vrijspreken van het onder feit 1 primair tenlastegelegde.

4.Waardering van het bewijs

Het onder feit 1 subsidiair tenlastegelegde kan zonder nadere motivering bewezen worden verklaard. De verdachte heeft dit feit bekend en op zitting is door de verdediging geen vrijspraak bepleit.
4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 2 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden. Het slachtoffer is in de woning van [medeverdachte 1] langdurig mishandeld. Gedurende langere tijd bestond er geen reële mogelijkheid voor haar om de woning te verlaten. Zij was overgeleverd aan de wil van haar belagers en had geen vrijwillige keuze om al dan niet in de woning te blijven. Zij werd daardoor enige tijd actief belemmerd in het gaan en staan waar zij wilde. Door het slachtoffer in een dergelijke setting te plaatsen en het aandeel van de verdachte hierin, is op zijn minst sprake van voorwaardelijk opzet op het medeplegen van de wederrechtelijke vrijheidsberoving.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft namens de verdachte vrijspraak bepleit van het onder 2 ten laste gelegde. Voor de verdachte is het niet duidelijk geweest dat het slachtoffer de woning niet mocht verlaten. Bovendien blijkt uit de verklaring van het slachtoffer dat de verdachte daar ook niet bij betrokken is geweest. De verdachte heeft geen opzet gehad op de wederrechtelijke vrijheidsberoving. Evenmin is er sprake van medeplegen, nu een nauwe en bewuste samenwerking ontbreekt.
4.3
De beoordeling
Vaststaat dat heel kort nadat het slachtoffer de woning van [medeverdachte 1] binnenkwam zij door de verdachte en haar medeverdachten is mishandeld. Daarnaast is er tegen haar geschreeuwd, is er meermalen gesproken over het pijpen van medeverdachten en de hond en is er een stroomstootwapen door meerdere personen aan en uit gezet. Het slachtoffer heeft verklaard dat zij de woning niet durfde te verlaten omdat zij bang was dat zij dan opnieuw geslagen zou worden. Ook de [getuige] heeft in zijn verklaring benoemd dat het voor het slachtoffer moeizaam was om de woning te verlaten omdat twee van de medeverdachten achter haar aangingen.
Op basis van het voorgaande komt de rechtbank tot de conclusie dat het slachtoffer in de woning van [medeverdachte 1] van haar vrijheid beroofd werd gehouden.
De vraag waar de rechtbank zich vervolgens voor gesteld ziet is of er sprake is van het medeplegen van de vrijheidsberoving. Immers, de verdachte ontkent hierin een rol te hebben gespeeld.
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medepleger kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting leidt de rechtbank met betrekking tot de betrokkenheid van verdachte bij het tenlastegelegde het volgende af. De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat zij zich kan voorstellen dat het slachtoffer de woning niet durfde te verlaten. Daarnaast was de sfeer in de woning grimmig, een situatie waaraan de verdachte zelf heeft bijgedragen. Het slachtoffer was immers zowel door de verdachte als door de medeverdachten gedurende een langere tijd veelvuldig en op verschillende manieren mishandeld.
Door haar gedragingen tijdens de mishandelingen en het in stand laten van de situatie na de mishandelingen waarbij het slachtoffer de woning niet kon verlaten brengt de rechtbank tot het oordeel dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en haar medeverdachten die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. Dat de verdachte niet de intentie heeft gehad het slachtoffer van haar vrijheid te beroven doet niet af aan het oordeel dat zij een significante bijdrage heeft geleverd aan het van haar vrijheid beroofd houden van het slachtoffer. Daarmee acht de rechtbank het tenlastegelegde medeplegen van de wederrechtelijke vrijheidsberoving bewezen.
In bijlage II heeft de rechtbank de bewijsmiddelen opgenomen. Ten aanzien van feit 1 subsidiair heeft de rechtbank volstaan met een opsomming, nu de verdachte dit feit heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit.

5.De bewezenverklaring

Op grond van de bewijsmiddelen en op grond van de conclusies hierboven, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder feit 1 primair en feit 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Bewezenverklaard wordt dat:
1
zij op 5 december 2021 te Gouda, tezamen en in vereniging met anderen, [slachtoffer] heeft mishandeld door meermalen
- met de gebalde vuist tegen het hoofd en het gezicht en de ribben van [slachtoffer] te slaan, en
- met de geschoeide voet, met kracht, tegen de (boven)rug en de nek, van [slachtoffer] te trappen, en
- met kracht aan de haren van [slachtoffer] te trekken, en
- een stok in de mond van [slachtoffer] te duwen;
2
zij op 5 december 2021 te Gouda, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid beroofd
heeftgehouden, door
- met een getalsmatig overwicht van meerdere personen die [slachtoffer] meerdere uren, fysiek vast te houden en te mishandelen in die woning, en
- op dreigende toon tegen [slachtoffer] te zeggen dat zij de woning niet mocht verlaten.
Het meer of anders tenlastegelegde is niet bewezen. De verdachte zal (ook) daarvan worden vrijgesproken.
De rechtbank heeft taal- en/of schrijffouten in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is hierdoor niet benadeeld.

6.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte

De feiten en de verdachte zijn strafbaar.

7.De straf en/of maatregel

7.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft een jeugddetentie van 30 dagen geëist, met aftrek, en waarvan 16 dagen voorwaardelijk. Daarnaast heeft zij een leerstraf geëist, te weten SoCool, voor de duur van 50 uur. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan ernstige feiten. Tegelijkertijd maakt zij ook stappen in de goede richting met behulp van de begeleiding die zij krijgt. Het is belangrijk dat deze structuur en begeleiding wordt voortgezet.
7.2
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit dat jeugddetentie gelijk aan het voorarrest en een voorwaardelijke werkstraf volstaan. De verdachte heeft spijt van wat er is gebeurd. Zij heeft meegewerkt aan alle hulpverlening en heeft zich aan de schorsende voorwaarden gehouden. Bij de strafoplegging dient daar rekening mee gehouden te worden. Ook moet er rekening mee gehouden worden dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan twee strafbare feiten. Het betreft het medeplegen van mishandeling en vrijheidsberoving.
De verdachte heeft samen met anderen een kwetsbaar slachtoffer gedurende langere tijd mishandeld en haar vastgehouden in de woning van [medeverdachte 1] . Deze gebeurtenissen moeten grote angst bij het slachtoffer teweeg hebben gebracht. Uit de verklaring van het slachtoffer ter terechtzitting blijkt dat de feiten niet alleen fysiek letsel bij haar hebben veroorzaakt, maar dat het ook mentaal een grote impact op haar heeft gehad. Zo heeft het slachtoffer in bepaalde situaties nog steeds angstgevoelens. Door de mishandeling en de vrijheidsberoving is door de verdachte grote inbreuk gemaakt op zowel de lichamelijke als de geestelijke integriteit van de aangeefster.
Strafblad
De rechtbank stelt aan de hand van de Justitiële Documentatie van 29 juni 2022 vast dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennis genomen van het (herziene) advies van de Raad voor de Kinderbescherming en de Pro Justitia-rapportage. Er is als volgt gerapporteerd.
Pro Justitia-rapportage d.d. 22 februari 2022 door psycholoog E. Koster
Er is bij betrokkene sprake van een gebrekkige ontwikkeling, in de zin van cognitieve
beperkingen en in lijn daarmee een achterstand in de algehele sociaal-emotionele ontwikkeling, die gekenmerkt wordt door problemen in de emotieregulatie, gewetensontwikkeling en coping en het onvoldoende in staat zijn om te reflecteren op eigen gedrag en emoties.
Betrokkene is op dit moment nog onvoldoende in staat om aan de eisen en ontwikkelingstaken te voldoen, die passen bij haar leeftijd. Zij loopt in alle milieus vast. Zowel op school als thuis als in haar vrijetijdsbesteding worden er problemen gesignaleerd voor wat betreft haar gedrag.
Ingeschat wordt dat betrokkene te weinig vaardigheden tot haar beschikking heeft gehad om de situatie te hebben kunnen overzien. Haar beïnvloedbaarheid, gebrek aan voldoende adequate oplossings- en coping strategieën en tekortschietende emotieregulatievaardigheden hebben daarnaast een rol gespeeld. Betrokkene lijkt zich te hebben laten meeslepen door de emoties en het gedrag van de andere medeverdachten om aangeefster “af te straffen” en heeft haar gedrag niet kunnen bijsturen, waarbij zij niet werd geremd door een adequaat functionerend geweten.
Ingeschat wordt dan ook dat betrokkene als gevolg van haar ontwikkelings- en gedragsproblematiek onvoldoende mogelijkheden heeft gehad om haar gedrag ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde tussentijds bij te sturen en om andere keuzes te maken. Er wordt derhalve geadviseerd om, indien het ten laste gelegde bewezen kan worden, het haar ten laste gelegde in een verminderde mate toe te rekenen.
Een weging van de factoren op de SAVRY leidt tot een matig (laag, laag-matig, matig, matig-hoog, hoog) risico op gewelddadige recidive, waarbij vooral de individuele problematiek van betrokkene (achterstand op sociaal-emotionele ontwikkeling) en het sinds de overgang bestaand patroon van schoolproblemen en zelfbepalend gedrag (ten opzichte van in te zetten interventies) als zorgelijk wordt ervaren.
Advies Raad voor de Kinderbescherming d.d. 21 juli 2022
De RvdK ziet in [verdachte] een meisje dat behoefte heeft aan strakke kaders en duidelijkheid. Wanneer ze deze geboden krijgt, is zij het beste in staat om goed te functioneren en zich te ontwikkelen.
Zoals blijkt uit het NIFP onderzoek, is [verdachte] op meerdere milieus vastgelopen. Dit lijkt samen te hangen met haar disharmonische intelligentieprofiel, haar sociaal-emotionele achterstand, haar pest-verleden en de uit alles voortvloeiende gedragsproblemen. Het beeld van de verdenkingen lijkt hiermee samen te hangen.
Om de kans op herhaling te verkleinen is de RvdK het ermee eens dat [verdachte] blijft werken aan de volgende punten:
- Het versterken van haar sociaal-emotionele vaardigheden en zelfvertrouwen.
- Het versterken van de relatie met moeder.
- Zich houden aan en profiteren van duidelijkheid, structuur en kaders.
De RvdK voegt toe dat de strenge kaders van huisarrest en avondklok nog passend zijn en gefaseerd afgebouwd moeten worden.
Mevrouw [vertegenwoordiger van de raad] heeft, namens de Raad voor de Kinderbescherming, als deskundige ter zitting het volgende verklaard. De verdachte is beïnvloedbaar en kwetsbaar. Na het incident is de jeugdreclassering gestart, met veel begeleiding en schorsende voorwaarden. De verdachte heeft echt geprofiteerd van die kaders, maar het blijft moeilijk voor haar om zich verder te ontwikkelen. Daarvoor is noodzakelijk dat de jeugdreclassering nog langer betrokken blijft. Het is van belang dat de trajecten die nu lopen, zoals MST en de coach, afgemaakt worden en dat de verdachte haar best blijft doen bij de dagbesteding. De jeugdreclassering heeft een plan opgesteld waarbij de verdachte stapsgewijs haar vrijheden gaat opbouwen, bedoeld om zichzelf te ontwikkelen.
Mevrouw [naam] heeft, namens de jeugdreclassering, als deskundige ter zitting verklaard dat het schooljaar van de verdachte met onrust is geëindigd. Hoewel zij over is naar het volgende schooljaar, vonden er veel escalaties plaats in de klas. Hierdoor kwam de verdachte onvoldoende tot educatie, rust en stabiliteit. Voor het nieuwe schooljaar wordt gekeken naar een combinatie van twee dagen onderwijs en drie dagen dagbesteding. Op die manier krijgt de verdachte meer één-op-één begeleiding en leert zij nieuwe vaardigheden.
Toerekeningsvatbaar
De rechtbank neemt de conclusies van de deskundigen voor wat betreft de toerekeningsvatbaarheid over en acht de verdachte daarom verminderd toerekeningsvatbaar.
Op te leggen straf
De rechtbank heeft gekeken naar straffen die in soortgelijke zaken zijn opgelegd, de oriëntatiepunten voor straftoemeting en LOVS-afspraken en naar het aandeel van de verdachte in het bewezenverklaarde.
Alles afwegende zal de rechtbank de verdachte een werkstraf opleggen voor de duur van 60 uur, met aftrek, waarvan 32 uur voorwaardelijk. Daarnaast zal de rechtbank de verdachte een leerstraf, te weten SoCool, opleggen voor de duur van 50 uur. Op die manier ervaart de verdachte de consequenties van haar gedrag. Daarnaast vindt de rechtbank het belangrijk dat de komende periode nog toezicht wordt gehouden op de verdachte, zodat gewaarborgd kan worden dat de verdachte de ingezette positieve ontwikkeling wordt voortgezet.
Dadelijke uitvoerbaarheid
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een misdrijf dat is gericht tegen en gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een persoon, te weten [slachtoffer] . Gelet op de ernst van het feit en het rapport omtrent haar persoon, waaruit naar voren komt dat de verdachte problemen in de emotieregulatie heeft en een beperkte gewetensontwikkeling en coping waarvoor hulpverlening en begeleiding nodig is, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een dergelijk misdrijf zal begaan. Daarom zal de rechtbank bevelen dat de hierna op grond van artikel 77z Wetboek van Strafrecht te stellen voorwaarden en het op grond van artikel 77aa Wetboek van Strafrecht uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn.

8.De vordering van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en heeft een schadevergoeding van €1.000,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente, gevorderd. Namens de benadeelde partij is aangevoerd dat het bedrag van de vordering gericht is op het letsel, de pijn en de angst die het slachtoffer heeft ondervonden, en niet afhankelijk is van of het onder feit 1 primair dan wel subsidiair tenlastegelegde wordt bewezenverklaard.
8.1
Het standpunt van de officier van justitie
De vordering van de benadeelde partij is geheel voor toewijzing vatbaar. Gezien het letsel en de gevolgen voor de aangeefster is het gevorderde bedrag redelijk en passend. Bij de vordering dient de schadevergoedingsmaatregel en de wettelijke rente te worden opgelegd.
8.2
Het standpunt van de verdediging
Door de raadsvrouw is bepleit dat de vordering van de benadeelde partij gematigd moet worden, nu vrijspraak is bepleit van het onder feit 1 primair en feit 2 tenlastegelegde. Daarnaast is bepleit om de vordering niet hoofdelijk toe te wijzen. Het is onwenselijk dat de verdachte, dan wel haar moeder, nog contact moet hebben met [medeverdachte 1] over de vordering. Om diezelfde reden kan er ook voor gekozen worden de vordering gedeeltelijk toe te wijzen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De vordering is voldoende onderbouwd door de benadeelde partij en kan worden toegewezen. Uit het onderzoek ter terechtzitting is vast komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van de bewezenverklaarde feiten. De rechtbank zal derhalve de vordering van de benadeelde partij hoofdelijk toewijzen tot een bedrag van €1.000,00, inclusief de gevorderde wettelijke rente met ingang van 5 december 2021.
Nu de vordering betrekking heeft op een als doen te beschouwen gedraging van de verdachte die de leeftijd van veertien jaar nog niet heeft bereikt en aan wie de gedraging als onrechtmatige daad zou kunnen worden toegerekend als zijn leeftijd daaraan niet in de weg zou staan, wordt deze geacht te zijn gericht tegen diens ouder.
Dit brengt mee dat de ouder van de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met haar verdediging tegen die vordering heeft moeten maken, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil.
De rechtbank stelt dat gijzeling kan worden toegepast met een maximum van 0 dagen.

9.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen:
47, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 282, 300 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder feit 1 primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt haar daarvan vrij;
bewezenverklaring
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder feit 1 subsidiair en feit 2 tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven in paragraaf 5 is omschreven en kwalificeert dit als
mishandeling;
opzettelijk iemand van de vrijheid beroofd houden;
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen wat aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd en spreekt haar daarvan vrij;
straf
veroordeelt de verdachte tot
veroordeelt de verdachte tot
een
leerstraf, zijnde het volgen van een leerproject,
te weten SoCool,voor de tijd van
50 uur
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de tijd van
25 dagen;
een werkstrafvoor de duur van
60 uren
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van deze jeugddetentie wordt afgetrokken;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de tijd van
30 dagen;
bepaalt dat een gedeelte van die straf, groot
32 uur, niet ten uitvoer zal worden gelegd, zulks onder de algemene voorwaarde, dat de verdachte zich voor het einde van de hierbij op
2 jarenvastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
alsmede onder de algemene voorwaarde dat de verdachte ter vaststelling van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
en onder de hierna te noemen bijzondere voorwaarden dat de verdachte:
1. zich gedurende een door de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) en op door de jeugdreclassering te bepalen tijdstippen zal melden bij de reclassering, zo frequent en zo lang deze instelling dat noodzakelijk acht;
2. zich gedurende de proeftijd onder behandeling van MST van De Viersprong of een soortgelijke instelling stelt, zo lang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht;
3. zich gedurende de proeftijd onder behandeling van Coaching van ASVZ of een soortgelijke instelling stelt, zo lang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht;
4. gedurende de proeftijd onderwijs volgt dan wel een door de jeugdreclassering goedgekeurde dagbesteding heeft;
5. zich gedurende de proeftijd houdt aan het plan van de jeugdreclassering, waarbij het huisarrest in de komende negen maanden wordt afgebouwd, en waarbij geldt dat de verdachte de eerste drie maanden nog huisarrest heeft, de volgende drie maanden een avondklok heeft van 19.00 uur tot 07.00 uur en daarna drie maanden gaat oefenen met strenge afspraken;
6. gedurende de proeftijd op geen enkele wijze – direct of indirect – waaronder ook begrepen via social media, contact zal opnemen, zoeken of hebben met
- [medeverdachte 1] ( [geboortedatum] );
geeft opdracht aan William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering gedurende één jaar het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd
7. ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
8. zijn medewerking zal verlenen aan het door de jeugdreclassering te houden toezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de jeugdreclassering, zo vaak en zo lang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
schadevergoeding
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij hoofdelijk toe en veroordeelt de ouder van de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [slachtoffer] , een bedrag van €1.000,00, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 5 december 2021 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan;
veroordeelt de ouder van de verdachte in de kosten door de benadeelde partij ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil;
bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door haar mededaders aan de benadeelde partij, dan wel bij gehele of gedeeltelijke voldoening van de, aan de mededaders opgelegde, betalingsverplichting aan de Staat, zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag;
voorlopige hechtenis
heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de veroordeelde;
dadelijke uitvoerbaarheid
beveelt dat de gestelde voorwaarden en het uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
Dit vonnis is gewezen door
mr. E.J. Stalenberg, kinderrechter, voorzitter,
mr. S.M. Borkent, kinderrechter,
en mr. S. van der Harg, kinderrechter,
in tegenwoordigheid van mr. M. Nijhuis, griffier.
Het is uitgesproken op de openbare zitting van deze rechtbank van 11 augustus 2022.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
zij op of omstreeks 5 december 2021 te Gouda, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of haar mededader(s) voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, deze [slachtoffer] een of meermalen
- ( met de gebalde vuist) tegen het hoofd en/of het gezicht en/of de ribben, althans tegen het lichaam heeft geslagen, en/of
- met de geschoeide voet, met kracht, tegen de (boven)rug en/of de nek, althans tegen het lichaam heeft getrapt, en/of
- een stroomstootwapen tegen/op het been heeft geplaatst en/of een stroomstoot heeft toegediend, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
zij op of omstreeks 5 december 2021 te Gouda, althans in Nederland tezamen en in
vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [slachtoffer] heeft mishandeld door een of meermalen
- ( met de gebalde vuist) tegen het hoofd en/of het gezicht en/of de ribben, althans het lichaam, van [slachtoffer] te slaan, en/of
- met de geschoeide voet, met kracht, tegen de (boven)rug en/of de nek, althans tegen het lichaam van [slachtoffer] te trappen, en/of
- met kracht aan de haren van [slachtoffer] te trekken, en/of
- een stroomstootwapen tegen/op het been van [slachtoffer] te plaatsen en/of haar een stroomstoot toe te dienen, en/of
- een stok in de mond en/of de keel van [slachtoffer] te duwen, terwijl het hoofd van [slachtoffer] werd vastgehouden en/of haar mond werd opengehouden;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
zij op of omstreeks 5 december 2021 te Gouda, althans in Nederland [slachtoffer] heeft mishandeld door die [slachtoffer] een of meermalen
- ( met de gebalde vuist) tegen het hoofd en/of het gezicht en/of de ribben, althans tegen het lichaam, te slaan, en/of
- met de geschoeide voet tegen de (boven)rug en/of de nek, althans tegen het lichaam, te trappen, en/of
- met kracht aan de haren te trekken;
2
zij op of omstreeks 5 december 2021 te Gouda, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft/hebben beroofd en/of beroofd gehouden, door
- [slachtoffer] te lokken naar de woning aan [adres 2] , althans tegen haar te zeggen dat zij naar die woning moest komen, en/of
- ( vervolgens) met een getalsmatig overwicht van meerdere personen die [slachtoffer] meerdere uren, althans een geruime tijd, fysiek vast te houden en/of te mishandelen in die woning, en/of
- ( meermalen) op dreigende toon tegen [slachtoffer] te zeggen dat zij de woning niet mocht verlaten, en/of
- te bepalen op welk moment [slachtoffer] uiteindelijk de woning mocht verlaten en/of daarbij [slachtoffer] fysiek naar de uitgang van de woning te begeleiden.
Bijlage II
Bewijsmiddelen
Feit 2
1.
Het proces-verbaal van politie nummer PL1500 [nummer] (pagina 22-26 van het dossier), inhoudende de verklaring van aangeefster:
Zondag 5 december 2021 was ik rond 17.15 uur bij [medeverdachte 1] thuis. Ik werd geslagen door [medeverdachte 2] en [verdachte] . Daarna ben ik nog een tijdje gebleven omdat ik niet naar huis mocht.
2.
Het proces-verbaal van politie nummer PL1500- [nummer] (pagina 275-279 van het dossier), inhoudende de verklaring van aangeefster:
V: Je had verklaard dat je op 5 december 2021, nog een tijdje was gebleven omdat je niet naar huis mocht. Waarom mocht je niet naar huis?
A: Dat weet ik niet. Dat heeft hij niet gezegd.
V: Hoe maakten ze duidelijk dat jij niet weg mocht gaan?
A: Als ik aangaf dat ik naar huis wilde gaan, zeiden ze "Nee je blijft hier, je gaat nog niet weg".
V: Wie zei dit?
A: [medeverdachte 1] . Van [medeverdachte 2] mocht ik ook niet weg, maar wat zij zei weet ik ook niet meer.
V: Hielden ze je alleen verbaal tegen?
A: Nee want toen [medeverdachte 3] mij wilde taseren, toen pakte ik mijn helm en liep ik naar de voordeur. Toen kwam [medeverdachte 1] achter mij aangerend en pakte hij mij bij mijn jas en zei hij "Nee je gaat nog niet weg, dit is een kanker grap, je gaat op de bank zitten". Vervolgens duwde hij mij terug op de bank.
3.
Het proces-verbaal van politie nummer PL1500- [nummer] (pagina 280-283 van het dossier), inhoudende de verklaring van [getuige]
Ik kan mij ervan herinneren dat het moeizaam ging voordat [slachtoffer] weg was. Ik weet niet of ze werd tegengehouden, ik had daar geen zicht op. Het ging moeizaam omdat die twee
meisjes achter haar aan gingen.
Opgave van bewijsmiddelen
Feit 1
De verklaring van de verdachte op de zitting van 28 juli 2022;
Het proces-verbaal van politie nummer PL1500- [nummer] (pagina 22-26 van het dossier), inhoudende de verklaring van aangeefster;
Het proces-verbaal van politie nummer PL1500- [nummer] (pagina 290-292 van het dossier), inhoudende het relaas van de [verbalisant]
Alle hierboven genoemde processen-verbaal zijn, voor zover niet anders vermeld, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en de voor het bewijs gebezigde inhoud daarvan is telkens zakelijk weergegeven.