Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
2. Verzoeker heeft psychiatrische problematiek, met verhoogde kans op escalatie en agressie naar zichzelf en zijn omgeving als hij de klachten niet dempt door het gebruik van medicinale cannabis. Aanvankelijk werd dat vanuit zijn behandelaar bij de GGZ-instelling Rivierduinen in Leiden vergoed. Hij kreeg op recept 2 gram medicinale cannabis voorgeschreven. De vergoeding vanuit de GGZ-instelling is beëindigd, maar inmiddels heeft verzoeker alweer enige tijd een vrijstelling voor het thuis kweken van de medicinale cannabis die hij nodig heeft. Als de oogsten tegenvallen en verzoeker daardoor te weinig medicinale cannabis heeft, dan doet hij een beroep op de bijzondere bijstand. Zo heeft hij in eerdere periodes € 108,66 per week ontvangen van verweerder om te kunnen voorzien in de kosten van (aanvullende) medicinale cannabis. Deze kosten zijn gebaseerd op 2 gram medicinale cannabis per dag, te kopen bij de apotheek voor een bedrag van € 7,76 per gram.
3. In de aanvraag van 2 juni 2022 heeft verzoeker opnieuw bijzondere bijstand aangevraagd voor de periode van 6 juni tot 12 december 2022. Na die periode verwacht verzoeker weer door middel van zelfkweek te kunnen voorzien in zijn noodzakelijke cannabisbehoefte. In het bestreden besluit van 15 juni 2022 heeft verweerder verzoeker voor de periode van 6 juni tot en met 25 augustus 2022 een bedrag van € 470,82 per maand (€ 108,66 per week) toegekend voor de kosten van medicinale cannabis. Verweerder verwacht uiterlijk 25 augustus 2022 de resultaten van een nieuw medisch onderzoek naar de noodzakelijkheid van de door verzoeker benodigde type medicinale cannabis, en wil op basis daarvan de situatie van verzoeker opnieuw beoordelen. In afwachting van de resultaten van het medisch onderzoek, neemt verweerder voorlopig aan dat verzoeker voldoende heeft aan 2 gram apothekerscannabis per dag, en dus voldoende heeft aan een vergoeding van € 108,66 per week.
4. Verzoeker is het met het bestreden besluit niet eens. Hij heeft niet de apothekerscannabis maar de kwalitatief betere coffeeshopcannabis nodig. Omdat de coffeeshopcannabis duurder is kan hij niet de benodigde hoeveelheid kopen. Hierdoor dreigt een psychische noodsituatie. Verzoeker vindt dat het bestreden besluit berust op een onvolledige en onzorgvuldige belangenafweging, met name nu verweerder de medische noodzaak van de cannabis erkent en verzoeker bonnen heeft ingeleverd waaruit blijkt dat hij die medicatie ook daadwerkelijk in de coffeeshop heeft gekocht. Hij wil graag dat verweerder de cannabiskosten achteraf vergoedt op basis van overgelegde nota’s en vraagt de voorzieningenrechter een dergelijke voorziening te treffen.
5. De voorzieningenrechter komt tot de volgende beoordeling.
6. Niet in geschil is de psychische gesteldheid van verzoeker en de noodzaak om door middel van medicinale cannabis de daarmee gepaard gaande klachten te dempen. Ter discussie staat of het huidige cannabisgebruik van verzoeker, waarbij hij cannabis van de coffeeshop betrekt, noodzakelijk is. Verzoeker heeft daarover tijdens de zitting toegelicht dat dat het geval is, en dat hijzelf bij uitstek degene is die de noodzakelijkheid ervan kan inschatten. Die is volgens hem zo evident, dat hij op dit moment de aankoop van coffeeshopcannabis regelmatig verkiest boven andere levensbehoeften zoals eten en drinken (waarvoor dan onvoldoende geld resteert). Verweerder is daarentegen vooralsnog niet overtuigd van de noodzakelijkheid van het huidige gebruik, en laat daarom medisch onderzoek doen. Tot aan de oplevering van het medisch rapport is in ieder geval geen (objectieve) medische onderbouwing beschikbaar voor het type cannabis dat noodzakelijk is voor verzoeker. Onder deze omstandigheden is onvoldoende duidelijk of het bestreden besluit stand zal houden in bezwaar. In de belangenafweging ziet de voorzieningenrechter aanleiding een voorlopige voorziening te treffen.
7. Bij de huidige stand van zaken verkeert verzoeker volgens zijn toelichting in ieder geval tot en met 25 augustus 2022 in financiële onzekerheid, in zoverre dat hij in de huidige situatie niet in al zijn levensbehoeften kan voorzien. Dat dit stress oplevert en dat verzoeker daarvan psychisch nadeel ondervindt is niet onaannemelijk. Zou verzoeker bovendien door geldgebrek te weinig cannabis gebruiken, dan kan dit leiden tot een zeer instabiele situatie met een sterk verhoogd risico op escalatie en agressie, zo kan worden afgeleid uit het medisch advies van Oreon van 6 augustus 2020. Het belang dat verweerder daartegenover zet is financieel; verweerder wil verzoeker geen
carte blanchegeven om naar eigen inzicht medicinale cannabis aan te schaffen. Verweerder vreest anders een toename van het cannabisgebruik en het oplopen van de daarmee gemoeide kosten. De voorzieningenrechter vindt dat de medische en persoonlijke belangen van verzoeker in deze specifieke situatie zwaarder wegen dan de financiële van verweerder. Zeker nu het belang van verweerder – het voorkomen van een
carte blanchevoor cannabiskosten – zich niet verzet tegen de te treffen voorlopige voorziening, zoals hierna blijkt.
8. Uit de stukken en wat ter zitting naar voren is gebracht volgt dat verzoeker gemiddeld € 27,- euro per dag nodig heeft voor medicinale cannabis van de coffeeshop (wat neerkomt op € 13,50 per gram, 2 gram per dag). Daar is dus wekelijks een bedrag van € 189,- mee gemoeid. De voorzieningenrechter treft daarom de voorlopige voorziening dat verweerder met ingang van 7 juli 2022 (de datum van het verzoek), verzoeker wekelijks € 189,- vergoedt (in plaats van € 108,66) voor de aanschaf van medicinale cannabis. Daarbij benadrukt de voorzieningenrechter dat het niet gaat om voorschotten. Verweerder heeft tijdens de zitting toegezegd dat de bijzondere bijstand aan verzoeker zal worden voortgezet totdat met inachtneming van het komende medische rapport de situatie van verzoeker opnieuw is beoordeeld (en daarover is beslist, zo begrijpt de voorzieningenrechter). Omdat deze datum vooralsnog onbekend is, ziet de voorzieningenrechter aanleiding om de voorlopige voorziening toe te wijzen voor de periode tot zes weken na de datum van de beslissing op bezwaar.
9. Omdat het verzoek wordt toegewezen, bepaalt de voorzieningenrechter dat verweerder aan verzoeker het door hem betaalde griffierecht vergoedt.
10. Ook krijgt verzoeker een vergoeding voor de proceskosten die hij heeft gemaakt. Verweerder moet die vergoeding betalen. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De bijstand door een gemachtigde levert 2 punten op (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting). Die punten hebben een waarde van € 759,- bij een wegingsfactor 1. Toegekend wordt € 1.518,-.
Beslissing
- bepaalt dat verweerder met ingang van 7 juli 2022 tot zes weken na de datum van de beslissing op bezwaar verzoeker een bedrag van in totaal € 189,- per week vergoedt voor de aanschaf van medicinale cannabis;
- bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 50,- aan verzoeker moet vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 1.518,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.E.F. Reijnders, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr.W. Goederee, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 3 augustus 2022.
De griffier is verhinderd deze uitspraak mede te ondertekenen.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op: