ECLI:NL:RBDHA:2022:8107

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 augustus 2022
Publicatiedatum
15 augustus 2022
Zaaknummer
NL22.13139
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op grond van veilig land van herkomst Marokko

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 4 augustus 2022 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een Marokkaanse nationaliteit, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De aanvraag werd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen als kennelijk ongegrond, omdat Marokko als veilig land van herkomst wordt beschouwd. Eiser had zijn asielaanvraag op 30 mei 2022 ingediend en voerde aan dat hij vreesde voor problemen bij terugkeer naar Marokko, met name door toedoen van een persoon genaamd [naam 2]. De rechtbank oordeelde dat eiser onvoldoende had aangetoond dat hij onder een uitzonderingscategorie viel en dat er geen aanleiding was om aan te nemen dat Marokko voor hem persoonlijk niet als veilig kon worden beschouwd. De rechtbank beperkte zich tot de gronden die in beroep waren aangevoerd en concludeerde dat de vrees van eiser bij terugkeer niet aannemelijk was gemaakt. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 4 augustus 2022.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.13139
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser] , eiser

V-nummer: [nummer 1]
(gemachtigde: mr. M.C.W. van der Zanden),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
(gemachtigde: mr. L.J.L. Leijtens).

Procesverloop

Bij besluit van 5 juli 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen als kennelijk ongegrond.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep, tezamen met de zaak NL22.13140, op 27 juli 2022 op zitting behandeld. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Inleiding
1. Eiser heeft de Marokkaanse nationaliteit en is geboren op [geboortedatum eiser] . Hij heeft zijn asielaanvraag in Nederland op 30 mei 2022 ingediend.
2. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
  • de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser;
  • de relatie met [naam 1] en de daaruit voortvloeiende problemen.
2.1.
Verweerder acht de relevante elementen geloofwaardig. Marokko wordt echter als veilig land van herkomst aangemerkt en eiser heeft volgens verweerder niet aannemelijk gemaakt dat hij onder een uitzonderingscategorie valt en ook niet dat er, in afwijking van de algehele situatie in Marokko, aanleiding is om aan te nemen dat Marokko ten aanzien van
eiser persoonlijk niet als veilig land kan worden beschouwd. Eiser heeft volgens verweerder ook niet aannemelijk gemaakt dat, indien er zich problemen voordoen in Marokko, er voor hem geen mogelijkheid bestaat om tegen deze problemen in de huidige situatie de bescherming van de autoriteiten van Marokko in te roepen.
2.2.
Verweerder heeft de aanvraag van eiser afgewezen als kennelijk ongegrond als bedoeld in artikel 31, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) in samenhang bezien met artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vw.
Herhaling eerder ingebrachte stukken
3. Eiser verzoekt de rechtbank om alle in de procedure reeds namens hem ingebrachte stukken in beroep als herhaald en ingelast te beschouwen, met name de zienswijze van de voormalige gemachtigde van eiser. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser met de enkele verwijzing naar hetgeen eerder door hem is ingebracht onvoldoende uiteengezet op welke punten het bestreden besluit volgens hem onjuist of onvolledig is en waarom. Dit kan dan ook niet leiden tot vernietiging van het bestreden besluit. De rechtbank zal zich dan ook beperken tot de bespreking van de gronden die in beroep zijn aangevoerd.
Vrees bij terugkeer naar Marokko
4. Eiser voert aan dat verweerder zijn vrees bij terugkeer naar Marokko gelet op de door hem aangedragen problemen ten onrechte niet aannemelijk vindt.
Verweerder meent dat eiser geen reëel risico (meer) loopt problemen door toedoen van [naam 2] te ondervinden, maar heeft geen acht geslagen op de correcties en aanvullingen op het nader gehoor, aldus eiser. Verweerder kan niet van eiser verlangen dat hij aantoont dat [naam 2] gewelddadig is, een strafblad heeft, misdrijven heeft gepleegd en in detentie heeft gezeten. Na de mishandeling in 2016 is het ook niet bij schelden en beledigingen gebleven. Eiser heeft jaren getracht zich door verblijf in Casablanca aan [naam 2] te onttrekken, maar zijn verblijf daar is bij hen bekend geraakt. Eiser kon weliswaar aangifte doen van de mishandeling,
maar riskeerde dan zelf als dader te worden aangemerkt en, evenals Fatima, nog verder in de problemen te raken. Mede vanwege de cultureel-religieuze achtergrond van [naam 2] ’s plannen om wraak te nemen kon en kan eiser zich niet voor bescherming tot de autoriteiten wenden. Deze beroepsgrond faalt.
4.1.
Volgens verweerder schetst eiser in de correcties en aanvullingen, in de zienswijze en in beroep een ander beeld van de problemen die hij in Marokko heeft ondervonden dan tijdens het gehoor. Tijdens het gehoor heeft hij uitdrukkelijk verklaard dat [naam 2] zijn adres in Casablanca niet kende en hem daar nooit heeft bezocht (p. 12). Verweerder heeft de nadere verklaring van eiser dat [naam 2] met zijn verblijfplaats bekend is geworden en dat eiser niet langer veilig was in Casablanca dus niet zonder meer hoeven volgen. Die stelling baseert eiser volgens verweerder ook enkel op aannames en verklaringen van derden. Verder heeft eiser in het gehoor verklaard dat hij in juli of augustus 2016 één keer door [naam 2] is geslagen met een fles, en na dat incident nog een jaar in Safi heeft verbleven zonder problemen te ondervinden en dat, wanneer hij [naam 2] daarna op straat tegenkwam, deze hem provoceerde, uitschold of zijn ouders beledigde (p. 11). Over andere problemen met [naam 2] heeft eiser in het gehoor niet gesproken.
4.2.
Verweerder voert verder aan dat eiser tijdens het gehoor niets heeft verklaard over het strafblad van [naam 2] , over diens verschillende misdrijven en verblijf in detentie, maar enkel
als volgt over diens eventuele strafrechtelijke achtergrond: ‘Volgens mij is hij eerder in aanraking geweest met justitie dus ze wilde niet dat ik nog aangifte zou gaan doen’ (p. 10). Verweerder heeft de verklaringen van eiser in de correcties en aanvullingen en de zienswijze zonder een vorm van onderbouwing of toelichting waarom dat niet eerder is verklaard, daarom niet zonder meer hoeven volgen.
4.3.
Volgens verweerder is niet gebleken dat de Marokkaanse autoriteiten onwelwillend zouden staan tegenover een hulpverzoek van eiser. Eiser heeft immers geen aangifte gedaan van de problemen die hij heeft ondervonden. Dat hij dan ook riskeert zelf als dader te worden aangemerkt, is, nog daargelaten dat dit niet nader is onderbouwd, enkel gebaseerd op vermoedens, aldus verweerder.
4.4.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat eiser zijn vrees bij terugkeer naar Marokko niet aannemelijk heeft gemaakt.
Terugkeerbesluit, vertrektermijn en inreisverbod
5. Eiser voert aan dat hem een vertrektermijn had moeten worden gegund en dat het inreisverbod achterwege diende te blijven. Dit geldt te meer nu het inreisverbod disproportioneel is en eiser vooreerst in Nederland is en op goede gronden om bescherming heeft verzocht. Deze beroepsgrond faalt.
5.1.
Nu verweerder de aanvraag van eiser terecht heeft afgewezen als kennelijk ongegrond, was verweerder bevoegd te bepalen dat eiser Nederland onmiddellijk dient te verlaten. Dit volgt uit artikel 62, tweede lid, aanhef en onder b, van de Vw. Eiser heeft geen individuele omstandigheden of andere redenen naar voren gebracht om ten aanzien van de uitvaardiging van het terugkeerbesluit of het onthouden van een vertrektermijn anders te oordelen. Omdat verweerder eiser een vertrektermijn heeft (kunnen) onthouden, was verweerder op grond van artikel 66a, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw gehouden aan eiser een inreisverbod op te leggen. Eiser heeft geen individuele omstandigheden aangevoerd op grond waarvan verweerder had moeten afzien van het inreisverbod dan wel de duur van het inreisverbod had moeten verkorten.
Conclusie
6. Het beroep is ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.P. Hameete, rechter, in aanwezigheid van mr. M.M. Mercelina, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
04 augustus 2022

Documentcode: [nummer 2]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.