In deze civiele procedure heeft de Rechtbank Den Haag op 27 juli 2022 een vonnis gewezen in de zaak tussen Servorg Payroll B.V. en Solid Bouwpersoneel B.V. Servorg vorderde betaling van een openstaande schuld van € 32.450,29, voortvloeiend uit een raamovereenkomst die op 6 november 2015 tussen beide partijen was gesloten. De rechtbank heeft vastgesteld dat Solid niet is verschenen en derhalve geen verweer heeft gevoerd tegen de vorderingen van Servorg. De rechtbank heeft de vorderingen van Servorg toegewezen, aangezien deze niet onrechtmatig of ongegrond voorkwamen.
De rechtbank heeft geoordeeld dat Solid hoofdelijk aansprakelijk is voor de betaling van het verschuldigde bedrag, vermeerderd met contractuele vertragingsrente en buitengerechtelijke kosten. De rechtbank heeft ook de proceskosten aan de zijde van Servorg toegewezen, die zijn begroot op € 3.621,38. De rechtbank heeft het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat Servorg het vonnis kan laten uitvoeren, ook al is er nog geen definitieve uitspraak in hoger beroep.
De zaak is van belang voor de rechtspraktijk, omdat het de gevolgen van het niet verschijnen van een gedaagde in een civiele procedure onderstreept, evenals de mogelijkheid voor partijen om onderling overeenkomsten te treffen die door de rechtbank kunnen worden vastgelegd.