ECLI:NL:RBDHA:2022:8096

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 juli 2022
Publicatiedatum
12 augustus 2022
Zaaknummer
616587 / HA ZA 2021-742
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in een civiele procedure over betalingsverplichtingen uit hoofde van een raamovereenkomst

In deze civiele procedure heeft de Rechtbank Den Haag op 27 juli 2022 een vonnis gewezen in de zaak tussen Servorg Payroll B.V. en Solid Bouwpersoneel B.V. Servorg vorderde betaling van een openstaande schuld van € 32.450,29, voortvloeiend uit een raamovereenkomst die op 6 november 2015 tussen beide partijen was gesloten. De rechtbank heeft vastgesteld dat Solid niet is verschenen en derhalve geen verweer heeft gevoerd tegen de vorderingen van Servorg. De rechtbank heeft de vorderingen van Servorg toegewezen, aangezien deze niet onrechtmatig of ongegrond voorkwamen.

De rechtbank heeft geoordeeld dat Solid hoofdelijk aansprakelijk is voor de betaling van het verschuldigde bedrag, vermeerderd met contractuele vertragingsrente en buitengerechtelijke kosten. De rechtbank heeft ook de proceskosten aan de zijde van Servorg toegewezen, die zijn begroot op € 3.621,38. De rechtbank heeft het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat Servorg het vonnis kan laten uitvoeren, ook al is er nog geen definitieve uitspraak in hoger beroep.

De zaak is van belang voor de rechtspraktijk, omdat het de gevolgen van het niet verschijnen van een gedaagde in een civiele procedure onderstreept, evenals de mogelijkheid voor partijen om onderling overeenkomsten te treffen die door de rechtbank kunnen worden vastgelegd.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel
zaak/rolnummer C/09/616587 / HA ZA 21-742
Vonnis van 27 juli 2022
in de zaak van
SERVORG PAYROLL B.V.te Rijswijk,
eiseres in de hoofdzaak,
verweerster in het incident tot oproeping in vrijwaring,
advocaat: mr. M.L. van Dokkum te Den Haag,
tegen
SOLID BOUWPERSONEEL B.V.te Sas van Gent,
gedaagde in de hoofdzaak,
niet verschenen.
Partijen zullen verder hierna Servorg en Solid worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het procesdossier bestaat uit de volgende stukken:
  • de dagvaardingen van 3 dan wel 4 augustus 2021 jegens Quint Arbouw Holding B.V. (hierna: Arbouw Holding) respectievelijk Solid met producties;
  • de incidentele conclusie tot oproeping in vrijwaring van Arbouw Holding;
  • de conclusie van antwoord in het incident;
  • het incidentele tussenvonnis van 22 december 2021 waarin Arbouw Holding is toegestaan om Solid in vrijwaring op te roepen;
  • de conclusie van antwoord van Arbouw Holding in de hoofdzaak met producties;
  • een brief met nadere producties aan de zijde van Servorg;
  • het tussenvonnis van 1 juni 2022 waarin een datum voor een mondelinge behandeling is bepaald;
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 30 juni 2022; en
  • de brief en het e-mailbericht van mr. Van Dokkum van 11 juli 2022.
1.2.
De dagvaarding van 3 augustus 2021 is betekend aan Arbouw Holding. Arbouw Holding heeft in incident gevorderd dat haar wordt toegestaan Solid in vrijwaring op te roepen en geconcludeerd voor antwoord. De rechtbank heeft haar dit toegestaan, maar van deze mogelijkheid heeft Arbouw Holding uiteindelijk geen gebruik gemaakt. Tijdens de mondelinge behandeling van 30 juni hebben Servorg en Arbouw Holding op hoofdlijnen overeenstemming bereikt over een regeling. De mondelinge behandeling is vervolgens aangehouden tot 11 juli 2022, mede met het oog op de finalisering van de regeling. De rechtbank heeft op 11 juli 2022 een brief ontvangen van mr. Van Dokkum met als bijlage de regeling die tussen Servorg en Arbouw Holding is overeengekomen. Servorg en Arbouw hebben de rechtbank verzocht om hun regeling vast te leggen in executoriale vorm. De rechtbank heeft de tussen partijen overeengekomen regeling aan het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 30 juni 2022 gehecht. Hierna is de zaak ten aanzien van Arbouw Holding doorgehaald. In een separaat bericht heeft mr. Van Dokkum de rechtbank bericht dat zij de procedure jegens Solid wenst voor te zetten.
1.3.
In de procedure tegen Solid is vonnis bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
Op 6 november 2015 heeft Servorg met Solid een raamovereenkomst (hierna: de Raamovereenkomst) gesloten. In de Raamovereenkomst hebben zij afspraken vastgelegd omtrent het ter beschikking stellen van personeel door Servorg aan Solid.
2.2.
In maart 2019 is tussen Servorg en Solid een betalingsregeling afgesproken, waarbij partijen zijn overeengekomen dat Solid een bedrag van € 750,-- per week aan Servorg zou betalen om de vervallen en nog niet door Solid betaalde facturen te voldoen.
2.3.
Tot en met 10 augustus 2020 zijn door Solid betalingen verricht aan Servorg. Na deze datum heeft Solid geen betalingen meer gedaan aan Servorg, terwijl er nog wel sprake was van een openstaande schuld van in totaal € 32.450,29 voor vervallen en onbetaalde facturen over de periode van september 2019 tot en met april 2020.

3.Het geschil en de beoordeling daarvan

3.1.
Servorg vordert – samengevat – hoofdelijke veroordeling van Solid tot betaling van een bedrag van € 32.450,29. Tevens maakt zij aanspraak op contractuele dan wel wettelijke rente, buitengerechtelijke kosten en proces- en nakosten.
3.2.
Servorg stelt daartoe – samengevat – dat zij een opeisbare vordering heeft op Solid uit hoofde van de door Servorg verleende diensten op grond van de Raamovereenkomst. Solid heeft verzuimd de facturen die Servorg heeft verzonden voor de door haar geleverde diensten te voldoen.
3.3.
Solid is niet verschenen en heeft derhalve geen verweer gevoerd. Nu de vorderingen de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voorkomen, zullen deze jegens Solid – op de wijze zoals hierna vermeld – worden toegewezen.
3.4.
De rechtbank stelt vast dat Servorg en Arbouw Holding een regeling zijn overeengekomen, welke onder meer inhoudt dat Arbouw Holding een geldbedrag aan Servorg betaalt. De rechtbank zal Solid veroordelen tot betaling van een bedrag van € 32.450,29, met aftrek van hetgeen reeds door Arbouw Holding in het kader van de regeling is voldaan. De gevorderde contractuele vertragingsrente van 1% per maand over de hoofdsom zal worden toegewezen op de manier zoals in de beslissing is vermeld.
3.5.
Het door Servorg gevorderde bedrag aan daadwerkelijk gemaakte buitengerechtelijke incassokosten is hoger dan het in het Besluit bepaalde tarief. De rechtbank zal het bedrag dan ook toewijzen tot het wettelijke tarief, te weten € 2.775,--. De gevorderde wettelijke rente over de buitengerechtelijke incassokosten zal worden toegewezen op de manier zoals in de beslissing is vermeld.
3.6.
Als de in het ongelijk gestelde partij wordt Solid veroordeeld tot betaling van de proceskosten van Servorg. De proceskosten worden begroot op een bedrag van € 3.621,38 (€ 103,38 aan dagvaardingskosten, € 2.076,-- aan griffierecht en € 1.442,-- (2,0 punten x tarief III € 721,--) aan salaris advocaat). De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten en de nakosten worden toegewezen op de manier zoals in de beslissing is vermeld.

4.De beslissing

De rechtbank:
4.1.
veroordeelt Solid tot betaling van een bedrag van € 32.450,29, met aftrek van hetgeen reeds door Arbouw Holding in het kader van de regeling tussen Servorg en Arbouw Holding is voldaan, te vermeerderen met de overeengekomen contractuele vertragingsrente, te rekenen vanaf de datum van dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
4.2.
veroordeelt Solid tot betaling van een bedrag van € 2.775,-- aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover, te rekenen vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
4.3.
veroordeelt Solid tot betaling van de proceskosten, deze kosten aan de kant van Servorg begroot op in totaal € 3.621,38 en op € 163 aan nog te maken nakosten, te vermeerderen met € 85 in geval van betekening, alle kosten te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na dagtekening van dit vonnis, indien Solid voormelde kosten niet voordien heeft vergoed, tot de dag van algehele voldoening;
4.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
4.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.C. Hartendorp en in het openbaar uitgesproken op 27 juli 2022.